ZlllllkZIISUII COURANT. voor liet aiTondis- A«ètx sement Zierikzee. 1873. No. 101. Zaterdag 20 December. 76ste jaargang, NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD "bekendmaking. Feuilleton. RENTE-COUPONS BRAND EN BRANDWEER! Een reisje naar Emancipatoria Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond) uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.— Franco per post 1.- Afzonderiijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAA'. Diegenenwelke zich met primo Januari 1874 op de Z1ERIKZEESCHE COURANT abonneerenontvangen de nog verschijnende nommers van het loopende kwartaal gratis. der provinciale geldleening (1867) ad 40,000, voor de Stoombootdienst op de WES- TER-SCHELDE. De GRIFFIER der Staten van Zeeland maakt bekend, dat nieuwe stellen halfjarige rente-coupons voor niet uitgeloote obligatiën in genoemde geldleening, tegen'aft gifte der bewijzen tot bekomnig van nieuwe coupons en betaling van 30 cents per stel, van den 2 Januari 1874 af, ter provinciale griffie verkrijgbaar zijn. Middelburg, '18 December '1873. De Griffier der Staten van Zeeland B U T E U X. Wie aan den weg- timmert heeft veel bekijks; dit oude spreekwoord vindt wel altoos zijn toepassing bij gelegenheid van brand, niet alleen hier, maar vast wel overal in 't landwant geen brand heeft er plaats, die niet stofte levert voor critiek van de bluschraiddelen, van de wijze waarop ze aangewend worden, van de organisatie en dienstregeling der brandweer, van de schutterij en haar houding, kortom van al wat tot de brandweer behoort. Ten deele is 't verschijnsel gemakkelijk te verklaren en vindt het zeker zijn oorsprong in den natuurlijken afkeer dien ieder heeft van rampen, ook van brand, en waardoor hij die rampen dan ook altoos spoedig en effectief afgewend, ja ongedaan gemaakt wil zien. En daar nu, om dit doel te kunnen bereiken, de brandweer volmaakt, ja nog meer dan dit zou moeten zijn want ze zou dan zelfs preventief moeten werken en dit onmogelijk is, zal er wel altoos stofte voor critiek overblijven. Aan den anderen kant echter kan men uit het genoemde verschijnsel afleiden dat de brandweer bier te lande nog vrij gebrekkig is. Naar onze meening is dit inderdaad het geval, en zou gewis een goed deel der straks aangeduide minder aangename en minder, stichtelijke critiek van zelf wegvallen, indien er aan de organisatie van het brandwezen bij ons eens ernstig de hand geslagen werd. Het zij.verre van ons te beweren dat bij ons te lande de brandweer bepaald slecht zou zijn. Wie wel eens in het buitenland heeft omgezien zal opgemerkt hebben dat het bij ons veel beter gesteld is met de brandweer dan b.v. in Turkije, doch tevens zal hij hebben waargenomen dat er ook landen zijn waai de brandweer oneindig beter georganiseerd is dan bij ons, zoo op zichzelf als wat betreft den last dien zij de burgerij oplegt. Werkelijk zijn wij Nederlanders, wat onze brandweer aangaat, nog niet veel verder gevorderd dan 't tijdstip (1672), waarop Nederland nog meedeed aan de groote uitvindingen op dit gebied. Wat toch is het geval? Als 't braiul-alarm zich laat hooren rukken de bluschmiddelen snel aan, zij worden doorgaans naar 't terrein van den brand gevoerd door een paar, soms een enkele der tot de brandweer behoorende personen, met behulp van toeschietende particulieren, 't zij jongens of mannen, die, eenmaal op 't terrein aangekomen, afdruipen of wel weggezonden worden, vaak zonder parlementaire vormen, om de plaats te ruimen voor de langzamerhand aankomende en voltallig wordende officiëele brandweer. Ook de schutterij komt successievelijk ter plaatse om 't terrein af te zetten, en voor orde en eigendom te waken. Tot dusver is alles eigenlijk nog zoo kwaad niet; docli let men nu op den geest die er heerscht, dan komen de zwakke puntjes aan den dag. Dan moet men 't doorgaans betwijfelen of er wel één leidende gedachte die geheele in beweging zijnde massa beheerscht. Er is veel drukte, veel loopen en schreeuwen, veel orders en contra-orders, veel ijver, te veel soms wel, zoodat de menschen elkander zelfs in hun ziedenden ijver niet zelden grof bejegenen en brutaliseeren. Dit alles is waarlijk niet het karakter van een goede, middelmatig goede brandweer. Waarlijk dat bij ons te lande weinig groote branden plaats .hebben ligt minder aan de organisatie van onze brandweer dan wel aan allerlei gunstige omstan digheden. In den regel ziet men verbranden wat er verbrandbaar is, wordt de brand gestuit door aan wezige beletselen of door gunstigen stand van 't brandend perceel in verband met de richting en de kracht van den wind. De gewone expressie is dan ook dat 't //gebouw geheel uitbrandde," dat //gelukkig de wind zus of zoo was" enz. Werkelijk zijn de resultaten, die men met een uit veel honderden personen bestaand personeel weet te verkrijgen, doorgaans, op de keper beschouwd, zeer gering en bepalen de tropheeën, die men op 't vernielend element behaald heeft, zich doorgaans tot een paar geblakerde, koppige balken, wat door water beschadigd of door onhandigheid en woeste drift vernield huisraad, en wat mest en vuilnis. Als we dit soms wat mager voorstellen, gelieve men op te merken, dat wij geenszins bedoelen onze over 't algemeen zeer ijverige en goedwillige burgerij wat hardheden te zeggen, maar alleen om er op te wijzen dat ons stelsel van brandweer niet deugt. Om goede resultaten te verkrijgen is 't wezenlijk niet voldoende dat allen hard loopen, veel misbaar maken, geregelden arbeid en vooral 't hoofdcommando be lemmeren en 't elkander en de burgerij door barschheid en overdreven dienstijver lastig en onaangenaam maken. Geenszins. Daartoe is alleen een goede organisatie in staat. Bij ons berust de organisatie der brandweer geheel en ai op 't oude en verouderde beginsel van heerendienst. De heerendiensten zijn in 't algemeen verouderd en veroordeeld. Ook tegenover een ramp als brand zijn ze, vooral in de jongste halve eeuw, geheel noodeloos geworden, misschien zelfs een groote on billijkheid en tevens een beletsel voor een goede organisatie der brandweer. Van de ramp van brand is de poëzie grootendeels af. Zelden, gelukkig, wordt bij ons een brand een werkelijke ruïne voor een plaats; zijn de gegevens voor zulk een ruïne aanwezig in de ongunstige omstandigheden, dan leert ook de ondervinding dat onze brandweer onmachtig is om haar te beletten. In de meeste gevallen komt alles daarop neer dat er ten bate van een of andere assurantie-compagnie eenige honderden of duizenden guldens meer of minder worden uitgespaard. Het is bij ons ernstig de vraag of dit wel de vaak zoo harde, zoo brutale toepassing van 't absolute gezag en varP't verouderde beginsel der heerendiensten kan rechtvaardigen. Om eens iets Fantasie door W E B I I E. LV. Lang zat Corrilla in stil gepeins verzonken; langzamer hand nam haar gelaat een donkere uitdrukking aan, als werd haar geest bestormd door sombere voorstellingen, die de verheven gedachten van daar straks kwamen ver dringen. Ik vertelde haar ook van den brief van de minister Industriel en dit scheen haar nog al ernstiger te stemmen. Zij werd zichtbaar aangedaan, ontsteld zelfs en eindelijk riep zij uit: »0, thans meen ik 't geheim te doorgronden! Ja, dat is het en niet anders!" In zenuwachtige vervoering stond zij op, vatte mijn beide handen, zag mij strak in 't gelaat en voegde mij toe »Gij zijt mijn vriend, mijn trouwe, welmeenende vriend; gij hebt als 't ware gezworen dat gij mijn vriend zijn wilt; welnu mijn vijanden willen u gebruiken om mij in een strik te lokken en mij te doen vallen. Men wil u gebruiken als spion en verrader." Ik ontzette op 't gezicht van den gloed, die in haar oogen tintelde, doch tevens was 't nu ook mij alsof mij een licht opging en ik begon den stand der zaken te doorzien. «Maak u niet ongerust dat ik ooit uw verrader zou worden," zeide ik. «Maar nu moet gij mij ook verklaren, wat die uitdrukking in uw briefje beduidt dat «gij u toewijden zult aan dat ééne idee: de bevrijding van uw land?" Zijt gij in een samenzwering gewikkeld?" «Samenzwering is 't geenszins wat ik mij tot levensdoel gesteld heb en om dat doel te bereiken is ook geen kom- plot noodigzeide Corrilla levendig. «Het geldt de bevrijding van mijn land en van ons volk, niets meer of minder dan een geheele omwenteling en een radicale her vorming van ons staatswezen. Ik zal u dat eens kortelijk uiteenzetten. «Het zal u toch niet ontgaan zijn welke groote, diep- ingekankerde gebreken er zijn in ons staatswezen. Onder den uiterlijkeu vorm der republiek heerscht hier eigenlijk een drukkend despotismus, en dat kan niet ophouden vóór de thans bestaande regeering omvergeworpen en vervangen is door een betere. «Nu twee jaar geleden werd de vorige president der re publiek vermoord door een dame, die eerst een harer beste vriendinnen geweest was, doch jaloezie en nijd wegens een gunsteling enfin, dat is een heele geschiedenis maakte haar tot vijandinnen. Voor de nieuwe presidents keuze kwamen vooral twee personen in aanmerking: de thans regeerende president en ik. Zij werd gesteund door de oude partij, ik door de nieuwe, dat wil zeggen dooi de partij van den vooruitgang, door hen die de vrijheid beschouwen als een plant die niet gedroogd en in een herbarium gelegd, maar die gekweekt en tot weliger wasdom moet opgeleid worden. De oude partij daarentegen 'beschouwt onze wetten en staatsvormen als een afgesloten en voltooid werk, waaraan niets meer te verbeteren en te ontwikkelen valt. «De verkiezingsstrijd werd vinnig gevoerd, doch mijn partij verloor 't bij de stemming, ik bleef in de minderheid. Dit was voornamelijk veroorzaakt door de valschheid der leidsters van de oude partij, die zich niet hadden geschaamd ons verdacht te maken van al wat slecht was: van onder mijning der zeden, verbastering van onze staatsinstellingen, emancipatie der mannen, kortom van al die zaken, waar mede men de kortzichtige en aan het oude gehechte menschen kon bevreesd maken. Onze partij had bovendien de onhandigheid gehad den steun aan te nemen van de democraten-club, en zich daardoor bij velen gecompromitteerd. «Nu zou 't minder te beteekenen hebben dat zij en niet ik president is geworden; want ik beschouwde dien post volstrekt niet met begeerte, doch eerder als een last, dien ik even gaarne anderen zou zien dragen. Maar 't welzijn van 't land woog zwaarder bij mij en 't is nu al voldin gend bewezen dat de gevallen keuze verderfelijk is geweest. Feitelijk is ons staatsleven dood. Onze volksvertegenwoor diging is onbeduidend, de senaat is niets, de ministers zijn blinde werktuigen, de president is alles en alvermogend, en, al kan men aannemen dat zij 't welzijn van 't land bedoelt, zeker is het dat zij ons naar den grond zal bren gen. Juist de oude partij heeft door haar angst voor 't nieuwe en betere, door haar hardnekkig hangen aan 't oude, eens bestaande, ons in een tijdperk van verval, van versterf gebracht dat met algeheele ontaarding zal eindigen. Leugen, huichelarij en doode vorm heerschen nu in plaats van eerlijkheid en gezond leven. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1