Baza ine verzekerd en zullen hem zijn eeregraf in de kapel van 't hotel der Invaliden en zijn bronzen beeld op een van de pleinen van Parijs of in eene andere stad van Frankrijk niet ontgaan. Hij zal wel komen te rusten bij de andere kinderen van Frankrijk, wien 't lot tegelijk een schandmerk en een eerekrans heeft toegedeeld. Bazaine is thans een martelaar. Maanden lang heeft men elkander afgevraagdzou hij schuldig be vonden worden, zou hij schuldig zijn? Brie jaar lang, sinds de capitulatie van Metz, heeft de publieke opinie die vraag al bevestigend beantwoord. En toch was 't een dwaze vraag. Men deed die enkel omdat 't ijdele en gevoelig gekrenkte Fransche geweten een schuldige noodig had om de vernedering te verkleinen die de groote natie van de Duitschers had ondergaan. Be vraag //was Bazaine schuldig" zou om iets te beteekenen volkomen gelijk moeten zijn aan deze vraag: was Bazaine een lafaard, een verrader, een onwaardig soldaat". Was zij dit niet dan beduidde zij niets, dan was zij enkel comedie. En wat is 't antwoord op die vraag geweest? Een eenstemmig ja! van den geheelen krijgsraad en daarna een onteerend doodvonnis, maar ook, let wel, onmiddellijk daarbij een gloeiende lofrede op den onbevlekten soldatennaam van denzelfden Bazaine, door denzelfden krijgsraad uitgesproken in den vorm van een verzoek om gratie en dat wederom onmiddellijk gevolgd werd door een vernietiging van 't doodvonnis en door terugbrenging van de militaire schandvlekking tot een blooten ma nier van spreken. liet vonnis door den krijgsraad den 10 Becember j.l. te Trianon gewezen, luidt zakelijk aldus: 1°. Maarschalk Bazaine is schuldig aan het op 28 Oct. 1870 sluiten eener capitulatie aan het hoofd van een leger in het open veld. 2°. Bie capitulatie heeft het afleggen der wapenen door dit leger ten gevolge gehad. 3°. Be maarschalk is mondeling of schriftelijk met den vijand in onderhandeling getreden zonder vooraf alles te hebben gedaan wat hem plicht en eer voor schreven. 4°. Be maarschalk Bazaine, op de voordracht van den raad van onderzoek in staat van beschuldiging gesteld, is schuldig aan het op den reeds vermelden dag sluiten eener capitulatie met den vijand, waarop de vesting Metz, welker opperbevelhebber hij was, werd overgegeven, zonder alle beschikbare middelen van tegenweer te hebben uitgeput en zonder vooraf alles te hebben gedaan wat plicht en eer hem voor schreven. Bientengevolge heeft de krijgsraad met algemeene stemmen Franqois Achille Bazaine veroordeeld tot de doodstraf met vervallenverklaring van zijn militairen rang, verlies der orde vau 't legioen van eer en der militaire medaille en in de kosten van 't proces. In het verzoek om gratie door den krijgsraad tot den minister van oorlog gericht, wordt o. a. dit gezegd z/Wij willen u herinneren, dat Maarschalk Bazaine het opperbevel over het Bijuleger te midden van on gehoorde moeielijkheden heeft op zich genomen en uitgeoofenddat hij verantwoordelijk is noch voor het noodlottig openen van den veldtocht, noch voor de keus der operatielijnen. z/Wij willen u herinneren, dat hij in 't vuur altoos zijner waardig is geweest; dat te Borny, te Gravelotte, te Noisseville, niemand hem in dapperheid heeft over troffen; en dat hij door zijne vastberadenheid den 17 Augustus liet centrum zijner linie van bataille heeft doen stand houden. //Overweeg den dienststaat van den persoon, die in 1831 als vrijwilliger in dienst is getreden. Ga zijn campagnes na, zijn kwetsuren, zijn roemrijke daden die hem den maarschalkstaf deden verwerven." enz. ComediespelGruwzaam coraediespel doch niette min ook niets dan coraediespel Wij kunnen niet in de harten lezen, anders zouden we willen zien wat daar omgaat en eens onderzoeken waar de meeste mengeling van gewaarwordigen te vinden is bij een krijgsraad van Fransche officieren, die thans één hunner schuldig verklaren aan 't geen waarvan drie jaar geleden niemand rein wasbij een maarschalk die moet gevoelen hoe groot het offer is dat in zijn persoon aan de ijdelheid gebracht wordt bij een anderen maarschalk die drie jaar geleden niet gelukkiger was dan zijn wapenbroeder, doch die toen aan een kanonschot op een gegeven tijdstip, juist een uur of wat voor een andere capitulatie, die van Sédan, wat meer populariteit te danken kreeg en die zich thans op den presidentv-zetel geplaatst zietbij een geheel volk dat, tegen zijn beter weten in, een leugen achtige bladzijde wil schrijven in zijn geschiedboeken, op welke 't de schuld vau allen wil terugbrengen tot het verraad van éénen. Was Bazaine schuldig Waarom vraagt Frankrijk ook nietwas Leboeuf schuldig die verklaarde dat er geen knoop aan een slobkous ontbrak toen hij wist dat hij met opzet loogof was Itouher schuldig die zijn vaderland naai: den noodlottigen krijg voort sleepte of was Benedetti schuldig, die de rol van uitdager vervulde of wasMaar we behoeven niet voort te gaan. Toen hadden allen schuld want van den keizer af tot den idioot-Turco toe riepen allen naar Berlijn naar Berlijn zonder te bedenken dat een millioen Germaansche borsten zich schrap zouden stellen om den weg naar Berlijn te versper ren en de schreeuwende natie met schandelijke ne derlagen te overstelpen. Bie verblinding was de schuld van allen, van geheel Frankrijk. Van de dienaars van Napoleon III die den 2 Sept, te Sédan gevangen man werd, bleef Bazaine 't langst zijn meester getrouw en wij vertrou wen dat hij in die trouw aan zijn meester het heil van Frankrijk ook nog meende te kunnen behouden. Op hem is toegepast het wee! de overwonnenen; hij heeft zich in zijn verwachtingen vergist, de laatste stroohalm waaraan hij 't zinkend keizerrijk en volgens zijn meening 't zinkende vaderland nog kon boven houden is hem ontgliptwelnu, daarom was hij de aangewezen man otn als offer gekozen te worden. Be geschiedenis is echter nog niet uit. Wij voor zien den tijd dat hij zal hersteld worden. Voor 't oogenblik staan we alleen voor't feit dat Frankrijk's ijdelheid weer kan zeggen ziet niet de Buitschers hebben ons overwonnen maar 't verraad van Bazaine, alsmede voor 't feit dat het gouvernement van 4 Sept. 1870 thans een mandaat van wettigheid heeft gekre gen waartoe o. a. ook de hertog van Aumale heeft medegewerkt, (want dit was de spil waar 't geheele proces om gedraaid heeft al werd 't nimmer door de beschuldigers genoemd.) Wij durven niet voorspellen hoe lang 't nog duren zal eer Frankrijk zijn derde keizerrijk zal inwijden en of Bazaine dan nog leven zalmaar leeft hij dan nog dan zien wij hem als eerste maarschalk van 't ver nieuwde keizerrijk aan de spits der garde over de boulevards défileeren leeft hij dan niet meer dan zien wij zijn gebeente overbrengen van St. Marguérite naar de Invaliden te Parijs. Ingezonden Stukken. Gaarne ruimen wij voor 't onderstaande stuk een plaats m, ons voorbehoudende er nader op terug te komen, waartoe ons heden de ruimte ontbreekt. Red. Mijnheer de Redacteur! In het nummer van deze courant van den lOden De cember j.l. hebt gij mijne benoeming tot lid van de plaatselijke schoolcommissie alhier ter sprake gebracht. Naar aanleiding van hetgeen aldaar door u geschreven is, kan ik u verklaren, dat ik geen oogenblik geaarzeld heb, die mij opgedragen betrekking aan te nemen. Hoewel ik toch bijzonder onderwijs (niet ieder) zeer genegen ben, acht ik de openbare school voor ons land allernoodzakelijkst, en wil ik volgaarne de plichten, die aan het lidmaatschap eener plaatselijke schoolcommissie, vooral ten aanzien van het openbaar onderwijs, verbonden zijn, op mij nemen, en naar mijn vermogen medewerken, om de deugdelijkheid van de overheidsscholen en de riehtige uitvoering van de wet op het lager onderwijs te bevorderen. Met mijne sympathie voor bijzonder onderwijs acht ik dit volstrekt niet onbestaanbaar, en mocht het wezen, dat ik daardoor in mijn plicht te kort schoot, welnu als mijn tijd van aftreding daar is, herkieze de raad mij niet. Het zal zijn plicht zijn. Vergun mij hier enkele opmerkingen aan toe te voegen veelal citaten afkomstig van mannen van naam, op wier gezag ik mij echter gaarne beroep. »Ik ben een warm voorstander der vrijheid, ook van onderwijs." Zij is noodzakelijk. »L'enseignement doit rester libre de s'organiser comrne bon lui semble." 2) Ik zoude het verderfelijk achten, indien de wet enkel overheidsscholen toeliet. «Wanneer zij bekwame particu lieren hinderde, instellingen van onderwijs zelfstandig op te richtenwanneer zij deze in den vorm, de orde en methode der publieke gestichten dwong; wanneer zij tot het bezoek van aangewezen scholen verplichtte; ging zij haar recht te buiten, en schaadde zij het nationale onder wijs, dat zij moest bevorderen." 3) «Zulk een stelsel zoude de drukkendste slavernij zijn, daar het niet alleen lijfeigenen maakt, maar geheel de ontwikkeling van het geestelijk leven en de hoogere bestemming der menschen den staat ten offer brengt. Het gevolg zal geen ander zijn, dan dat een volk, dat aldus in een eenvormig en onveranderlijk model geperst wordt, andere naties meer en meer ten achteren blijft." 4) Vrijheid van onderwijs is daarom even noodzakelijk als onderwijs; in het algemeen mogen haar geen belemmeringen gesteld worden. Het onderwijs enkel aan particulieren overgelaten zoude echter onvoldoende zijn. »De weldaad moet over alle deelen des lands gelijkelijk worden verspreid." 5) Daarom moet de overheid scholen oprichtenG) Het onderwijs daarop gegeven moet goed zijn. »Mij dunkt niemand mag J) Opzoomer, Onze achterlijkheid in de kunst van wet geving, pag. 33. 2) Taxile Delord: (rédacteur van le Siècle). Ilistoire du second empire I. pag. '176. 3) Thorbecke, Aant. 2e ed. H. pag. 297. 4) Robert von Mohl. 5) Thorbecke, Pari. Redev. laatste deel, pag. 218. e) Ik spreek hier zoo algemeen mogelijkde vraag, hoever die verplichting gaat, stel ik, om niet te uitvoerig te worden, expresselijk géheel ter zijde. De meeningen zijn te gedeeld. Opzoomer b.v. zegt 1. 1. pag. 36: «waar bijzonder onderwijs is, geen openbare scholen, tenzij haar oprichting noodig blijkt; waar openbaar onderwijs is, geen bijzondere scholen, tenzij haar oprichting noodig blijkt." M. i. zoude daartoe Grondwetsherziening noodzakelijk zijn. verlangen, dat dat onderwijs niet goed zij; dat aan een goed onderwijs niet zooveel mogelijk deel worde genomen." 7) Doch ten aanzien van hetgeen door de onderscheidene kerkgenootschappen geleerd wordt, moet dat onderwijs neutraal zijn. Kerkleer of kritiek van eenige kerkleer mag derhalve van overheidswege niet onderwezen wordenhet is in strijd met de roeping van den tegenwoordigen staat en van zijne organen. Wie dientengevolge aan het openbaar onderwijs niet genoeg heeft, omdat hij godsdienstonderwijs in het algemeen of in overeenstemming met zijne kerke lijke begrippen noodzakelijk acht, of wie om andere redenen ander onderwijs verlangt, dan hetgeen volgens de wet van overheidswege gegeven moet worden, richte zelf eene school op. Dit is zelfs in het belang van het openbaar onderwijs. «De mededinging van het bijzonderzal meer en meer leiden tot verbetering en aanvulling van het openbaar onderwijs: tot eene verbetering en aanvulling, die het openbaar onderwijs behoeft;" 7) en de minister Thorbecke liet hierop verder volgen: «voor zooveel van mij afhangt zal ik het bijzonder onderwijs veeleer aanmoe digen dan tegengaan. Én ik verlang dat allen op tuie mijne stemmijn hevel van eenigen invloed zijn, in dien geest handelen." Uit den mond van hem, wiens buste eerlang in de groote zaal van het Raadhuis alhier zal prijken, zijn eens deze woorden ten aanhoore der natie gevloeid. Uitbreiding van bijzonder onderwijs kan nimmer ten gevolge hebben, dat het openbare in gehalte vermindert. Het mag ook niet verlangd worden. «Het openbaar onderwijs te bederven is onze wensch niet." 8) Het zoude een de monisch verlangen zijn. Doch wil men vrijheid van on derwijs, dan moet men haar eerlijk aanvaarden, en voor de consequenties niet terugdeinzen. En nu kan m. i. het meerder gebruik van bijzonder onderwijs alleen oorzaak zijn, dat het bezoek van de openbare scholen of haar getal afneemt. Zal men dit, wanneer men overigens voor de deugdelijk heid van het openbaar onderwijs zorgt, beletten? Waar toe? «Ik zou zelfs den toestand niet vreezen, het bijzonder onderwijs algemeen verspreid, en van overheidswege des noods aangevuld. Ware de ontwikkeling zooverre gevorderd dat men tot dien toestand kon komen, ik zou het een geluk voor het land rekenen. Doch zoover zijn wij niet; en op dit oogenblik hebben wij de Grondwet en de onder wijswet uit te voeren." 9) Ik hoop hiermede mijne meening omtrent de verhouding van het openbaar en bijzonder lager onderwijs tegenover elkander duidelijk blootgelegd te hebben. Dwaal ik, mijne leermeesters dragen zeker ten deele de schuld. Of wets- of Grondwetsherziening noodig is, zal ik niet bespreken; de kwestie is niet met een enkel woord toe te lichten, en zij doet hier niets ter zake. De plaatselijke school commissie is uit haren aard alleen geroepen tot toe zicht op het lager onderwijs (openbaar en bijzonder), en zulks overeenkomstig de wet, en om de wet te helpen toepassen. Dit kan men doen, al keurt men de wet niet in al hare bepalingen goed. De eisch, dat men daartoe uitsluitend voorstander van openbaar onderwijs zoude moe ten zijn, is meer dan ongerijmd. Ten aanzien van be noemingen van inspecteurs en schoolopzieners zeide Thorbecke eens aan zijn ouden vriend Groen: «Ieder inspecteur en ieder schoolopziener dient met het bijzonder onderwijs ik zeg niet met ieder bijzonder onderwijs ingenomen te zijn, en geen inspecteur of schoolopziener zal in mijn geest handelen, die op eenigerlei wijze miskent hetgeen wij aan het bijzonder onderwijs te danken hebben en in het vervolg moeten willen verschuldigd te zijn. Bij vol gende benoemingen zal ik derhalve zeker niet aan den Koning iemand voordragen, die, bij mijn weten, tegen het bijzonder onderwijs ingenomen is." 10) Sapienti sat. Be noemde een Raad, meenende Thorbecke's voetstappen te drukken, een bepaald tegenstander van bijzonder onderwijs tot lid eener plaatselijlee schoolcommissie, hij zoude m. i. plus royaliste que le roi zijn. Het toezicht op het onderwijs strekt zich uit zoowel tot openbaar als tot bijzonder; de wet op het lager onderwijs onderscheidt niet; ja zij legt aan het slot van art. 64 aan de plaatselijke schoolcommissiën nadrukkelijk de verplichting op «den onderwijzers, die hare voorlichting, hulp of medewerking vragen, bijstand te ver- leenen, en zich te beijveren, den bloei van het onderwijs" (dus zoowel van openbaar als van bijzonder) «naar ver mogen te behartigen." Hoe zal men zich van deze taak onpartijdig en in waarheid kunnen kwijten, indien men van een van beide soorten van onderwijs eenigszins een tegenstander is? Ilc ben Mijnheer de Redacteur! wijdloopiger geworden, dan ik aanvankelijk gemeend had. Uw heusche aanval mocht ik echter niet onbeantwoord laten. Ik hoop dat gij de welwillendheid zult hebben het bovenstaande in uw blad op te nemen. Met alle achting heb ik de eer te zijn TJiv Dw. Dienaar, Mr. P. A. J. B O U VIN. Zie rik zee, 13 December 1873. 7) Thorbecke, Hand. St. Gen., 1862/63, pag. 33. 8) Groen van PrinstererHand. St. Gen.1862/63, pag. 198. 9) Thorbecke, Pari. Redev., laatste deel, pag. 225. 10) Hand. St. Gen., 1862/63, pag. '199. Kerk- eti Schoolnieuws. Op 't drietal te Hannelen komt o. a. voor ds. W. Vliegenthart te Goes. Beroepen te Maassluis ds. J. G. Verhoeff le Wisse- kerke en te Wilhelminadorp ds. F. Hapstel te Lemele en Archera. Aangenomen 't beroep naar Serooskerke (Walcheren) door ds. van Troostenburg de Bruiju te Benschop. Bedankt voor 't beroep naar de Boopsgez. gem. te Vlissingen door ds. I. J. Le Cosquino de Bussy te Wormerveer. Be heer B. Mulder van Neuzen is benoemd tot hoofdondenv. der bijz. school te Binteloord*

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 3