A~T C H 9 Binnenland. Dat de kameniers, dienstmeiden, naaisters, minnemoevs, noch andere dienstboden hoege naamd, die in vaste huur verbonden zijn, na den eersten dag van Mei eerstkomende, voor hare bovenkleederen, zoolang zij dienen en in vaste huur blijven, niets anders zullen mogen dragen als een modest en zedig kleedname lijk geen zijde, fluweel noch felp. Hare kleeding zal bestaan in een jak en schort, zonder dat zij tabberts, samaren, bouwens of andere der gelijke kleeding zullen mogen gebruiken. Ook zullen zij in 't allerminste niet mogen dragen eenige gemaakte krullen, strikken, noch eeuig ander dergelijk afhangend sieraad; ook niet eenige kanten, alsmede geen boordsel op boven- of onderkleêren, geen goud, gesteente, noch koralen; alles op verbeurte van 't opperste kleed, zoo menigmaal iemand daarover bekeurd wordt, of dit te lossen of af te koopen met tien guldens. De knechts zullen mede niet vermogen aan hunne dassen eenige kant, hetzij genaaid of gewerkt, te dragen, noch ook eenige linnen mouwen of lubben, op de verbeurte als voren." Zijn nu de tegenwoordige dienstboden zooveel slechter dan die van voor twee honderd jaar Als men zulke artikeltjes van wet ziet, moet men 't betwijfelenhoeveel er ook op het dienend personeel in onzen tijd valt aan te merken. Wij houden het ook voor een teeken van vooruitgang dat „Mijne Heeren van den Gerechte" thans niet meer zoo vaderlijk streng de discipline in de huishoudens komen hand haven. Ondertusschen behoeven onze tegenwoordige heeren, meesters en vrouwen, noch onze knechts, kameniers, meiden, naaisters, minnemoers en verdere gedienstige geesten zich in te beelden dat zij reeds volmaakt zijn of der volmaaktheid nabij komen. Daar ontbreekt, helaas! nog vrij wat aan en wenschelijk zou 't zelfs zijn dat de wederzijdsclie partijen zich zoo nu en dan eens afvroegen: hoever zijn wij nu al bij onze voorvaderen in het goede vooruit? In ons vorige artikel over dit onderwerp zeiden wij dat de loopende geruchten van 't uitbreken der cholera onder de troepen waren tegengesprokendit was toen wij 't schreven werkelijk zoo; doch we ontvingen toen nog voor het afdrukken van ons Hommer het bekende telegram, waaruit gebleken is dat wezenlijk de cholera op de transportschepen is uitgebroken. Een ander bericht spreekt van 15 dooden onder de Europeanen en 4 onder de inlanders. Daar enboven was bij de aankomst der expeditie ter reede van Atchin, den 28 November, het weder niet gun stig voor de outschepiuger vielen zware regens, zoodat hieruit schijnt te blijken dat de expeditie, hoewel vier weken na den kenteringstijd vertrokken, toch nog te vroeg is gekomen om gunstig weer te treffen. Men heeft terstoud het eilandje Poelo Nassie, in de baai van Atchin, in bezit genomen om aldaar een lazaret voor de zieken in te richten. Onder de slachtoffers der cholera wordt genoemd Mr. H. J. Canter Visscher, referendaris ter algem. secretarie te Batavia en aan de expeditie toegevoegd als secretaris van den Luit. Gen. van Swieten; hij is op de reede van Atchin op 35jarigen leeftijd overledeü. Iteeds voor eenigen tijd hebben de blokkade-schepen overal langs de kust felle branden waargenomen, waaruit men opmaakte dat de vijand de kampongs en bosschen aan de kust verwoestte en zich daarna in het binnenland zou terugtrekken. Een telegram van Reuter berichtte dat 70000 Atchineezen naar den kraton waren opgerukt. Of Reuter's agent ze geteld heeft? Eenigszins in strijd met de berichten van een algemeenen terugtocht der Atchineezen naar het bin nenland, is, dat deze zich sedert lang druk bezig hebben gehouden met het opwerpen van talrijke werken langs de kust. Hieruit zou men opmaken dat zij toch liet plan hadden de landing te beletten en de vestiging der troepen aan het strand te be- moeielijken. Van de officieren van het Nederl. leger, die naar Indië zijn gedetacheerd, nemen de volgende aan de expeditie deel: van de Inf. de kapiteins baron van Aersen Beijeren van Voshol, Voorman, Avenarius, P. E. Th. La Eors, H. Th. Mulder, Rochell, Le Bron de Vexela; de le luitenants Schelms, J. L. de Bock, Aalders, Schumann, Mooijaart, Tienhoven, Van Assen Egter, Buijs, Birnie, Vinkhuijzen, Van Leeuwen, Calkoen, Evenwel, Hulstkamp, Jhr. W. O. G. Bloys van Treslong, Koot, Leyds, F. W. J. M. Hustinx Schoenmakers, baron Sloet van Zwanenburg, Jhr. Roëll, H. Koppen, Slot, Cheriex, J. P. van Vlierden; de 2e luitenant Camerling; van de artillerie kapit. Borel; le luitenant Vinkhuizen; 2e luitenants De Wijs van Exter en Bisdom; van de genie de le lui tenants Nelemans en Cramer. De expeditie zal ongetwijfeld ernstigen tegenstand en groote bezwaren te overwinnen hebben, doch aan den goeden uitslag zal men wel niet kunnen twij felen. Het schijnt dat men in ons hoofdkwartier thans wel gezorgd heeft voor 't inwinnen van be langrijke aanwijzingen en berichten aangaande de positie en de sterkte van den vijand. Particuliere brieven spreken van onderscheidene verspieders die met meer of minder succes hun moeielijke taak hebben vervuld. Van hun opgaven is officieel niets bekend en sommige daaromtrent omloopende vertelsels houden wij voor apocrief en zeer vergroot. Zoo spreekt men er van dat de Atchineezen o. a. 60000 chassepots zouden bezitten, dat 22 sterke forten den kraton beschermen, dat de sultan met onze toerustingen den spot drijft enz. Van dit alles gelooven we niets. Van de blokkade-schepen zal de Sumatra naar Batavia terugkeeren en de Bommelervmard geen deel aan de eigenlijke operation nemen, doch de blokkade blijven volhouden. Omtrent de samenstelling der staven van de expe ditie worden de volgende opgaven gedaan le BuigadeKommand, kol. de Roy van Zuyde- wijn; chef van den staf kapit. Vetter; adjud. le luit. Otken; adjunct, le luit. Gobée. 2e Brigade: Kommand, kol. Wiggers van Kerchera, chef van den staf kapit. van Daalen; adjud. le luit. Beijeradj. le luit. Munnichs de Jong. 3e Brigade: Kommand, kol. Schultze; chef van den staf kapit. Verstege; adjud. le luit. Van der Veen; adj. 2e luit. Bisschoff van Heemskerk. Z LE 111 IC Z E E12 December 1 8 7 3. Zierikzee, 10 Dec. Het schip //Iphigenia," kapt. J. Boase, is heden alhier in de haven gesleept om paald het oog op andere veel andere beeldwerken, uit de zoogenaamde kindsheid der kunst. Ik kan die niet beter vergelijken dan bij het gekrabbel van kleine kinderen die men voor 'teerst een potlood of griflei in handen geeft. Toch mogen we aannemen dat die oude kunstenaars in de schatting van het toen levende publiek niet ver van het ide aal zullen gebleven zijn, ja dat zij zelf deze illuzie gehad hebben. »Stellen wij ons nu tegenover't geen wij nu kunst noemen en dat ons in verrukking pleegt te brengen; dan doe ik de vraag: hoever zijn wij nu nog wel van de waarheid af? »Zie deze Madonna. Wat is daar nu Goddelijks in? Als men daar nu die glorie van had weggelaten zou men er dan niet even goed onder kunnen zetten: Emma, Rachel, Betsy of wat men maar wil? Wat geeft het of de kunstenaar zijn stuk betitelt als een afbeelding der Moeder Gods, de kunstrechter daaraan zijn zegel hecht, 't kortzichtige en on nadenkende publiek 't werk van den eenen en de mooie, zalvende woorden van den anderen voor orakels aanneemt, zoo 'tschilderstuk toch in den grond, niets anders is en nooit iets anders wezen kan dan een vrouwenportret waar van 't model wellicht in een lazaret te Napels, Rome of Florence is overleden? Werkt op die wijze de kunst niet mede om de hoogere opvattingen van de Godheid en van de goddelijkheid, die aan sommige menschen is toegeschreven, te bederven en in daarin allerlei zuiver vleeschelijke voorstellingen binnen te smokkelen? »Wat moet ik denken van een man die in extase geraakt voor een vrouwenbeeld als dit, al heet 't ook een madonna wat anders dan dat zijn zinnelijke lusten veel meer tot die vervoering bijdragen dan zijn vroomheid?'En evenzoo, kan ik de vervoeringen en verrrulckingen van een jonge vrouw- ten gevolge van zoogenoemde vrome overpeinzingen bij de beschouwing van een prachtig geschilderd of gegraveerd Christusbeeld onmogelijk voor goede munt aannemen. Mij dunkt dat zoo 't in een dergelijk geval aan zulk een in extase verkeerende jonge vrouw gegeven wierd de schepping der kunst met een adem des levens te bezielen, er al zeer vreemde en alles behalve stichtelijke tooneelen zouden plaats hebben. »Ik kan het de zoogenaamde gewijde kunst niet vergeven dat zij, ik vertrouw niet met opzet, maar toch al wat te lang ook krachtig heeft medegewerkt aan de ont zenuwing en vernedering der vrouw, door een zoo gevaar lijke speculatie op 't zinnelijke te willen aanwenden tot erkenning en vereering van 't bovenzinnelijke. «Mijn gevoelen is dat de kunst de Godheid, noch de godde lijke eigenschappen moet verzinnelijken't is een ijdele poging, die tot geheel ongewachte en vast niet begeerde uitkomsten moet voeren. »Het eenige wat ik nog kan erkennen als iets dat binnen 't bereik der kunst ligt is het afbeelden der zuivere menschelijke gemoedstoestanden. Een Mater Dolorosa kan ik schoon vinden, niet als de afbeeldingeener treurende en ter dood gewonde Godheidmaar als die van de moeder smart; doch ook dan moet de indruk dien de kunstenaar in het beeld legt niet den uitroep ontlokken: «Welk een God delijk schoone vrouwlaat ik haar aanbidden maar wel deze: «ach, wat heeft dat moederhart veel geleden!" «Dezelfde klip ontmoet de kunstenaar als hij het geloof wil voorstellen door een vrouwenbeeld. Hij schildert öfeen schoone vrouw op wie de aanschouwer kan verlieven of hij schept een afbqplding der smart en in beide gevallen verder de lading Guano, naar Vlaardingen bestemd, in lichters leeg te lossen. Zierikzee, 11 Dec. Gisteren is door de Tweede Kamer Hoofdstuk V der Staatsbegrootiug (Binnenl. Zaken) aangenomen met 42 tegen 14 stemmen. Dit feit achten wij een schitterende overwinning niet alleen voor den talentvollen minister Geertseraa maar voor 't geheele kabinet. Mr. P. A. J. Bouvin heeft de benoeming tot lid der plaatselijke schoolcommissie alhier aangenomen. Wij meenen daaruit te moeten opmaken, dat hij volstrekt geen tegenstander is van ons openbaar on derwijs, al is hij dat door particulieren gegeven ook genegen. Zierikzee, 12 Dec. We ontvingen dezer dagen het eerste nommer van ,/De Nederlander, Weekblad voor Hollanders en Vlamingen, verschijnende eiken Vrijdag te Londen." Het blad is vooral bestemd ten dienste der Ne derlanders, die te Londen of elders in Engeland wonen en niet van het Vaderland willen vervreemden, maar op de hoogte blijven van 't geen er hier en ouder hen voorvalt. Het moet inzonderheid een middel zijn om de vaderlandsche taal te onderhonden en onder de Nederlanders in den vreemde den band van eenheid bewaren. Het blad hoopt echter ook lezers te vinden in Nederland en 't Vlaamsch sprekende gedeelte van België. De richting van //de Nederlander" is geavanceerd liberaal, zelfs met een goedig tintje van Sociaal- Democratie. //Vooruitgang, doch in gematigden zin, langs alle wettelijke wegen, zonder geweld. Strijd tegen misbruiken en verdrukking; algeheele vrijheid van godsdienst; het algemeen stemrecht; de belangen van den werkman bevorderen door ondersteuning en aanmoediging," ziedaar 't program van //de Nederlander.'7 Te Wemeldinge is den 7 December een geval van cholera voorgekomen. De heer T. H. de Beer, leeraar aan de H. B. school te Goes, zal dezen winter een cursus houden voor dames in de Dnitselie taal en litteratuur. De minister vau Binneniandsche Zaken heeft goed gevonden lo. te bepaleu dat het goedkeuringsmerk, gedurende het jaar 1874 te bezigen, zal zijn Bij den ijk en herijk der maten en gewichten: de letter (7, in den gewonen drukvorm, schuins gesteld; bij den ijk der weegwerktuigen voor ge?ooon gebruik, de koninklijke kroon; voor fijnere wegingen: een vrijstralige ster: 2o. ter algemeene kennis te brengen, dat het merk van het kantoor, waar de eerste stempeling heeft plaats gevonden, volgens ministeriëele beschikking van 21 December 1869, no. 188, 12e afdeeling, voor de hierna volgende ijkkantoren, uit het daarbij vermeld cijfer bestaat: Middelburg 12, Zierikzee 13. Zr. Ms. stoomschip Marnix. onder bevel van den kapt. luit. ter zee A. Rietveld, is op zijn reis uit 'Oost-Indie herwaarts, den 9 dezer te Plymouth bin nengevallen. Te Enkhuizen is onlangs een vereeniging tot stand gekomen, welker loffelijk streven vermelding en waar- deering verdient. Het is een vereeniging tot redding van schipbreukelingen, die de slachtoffers zijn van is hij ver van zijn ideaal, 't geloof, verwijderd gebleven. «Derhalve: als de kunst eens verheven en «gewijd" wil zijn dan kiest zij 't vrouwenbeeld tot middel of wel 't ge- idealiseerde mannenbeeld en wekt daardoor eigenlijk geen andere dan zuiver zinnelijke aandoeningen en bespiegelingen op. «Wil zij daartegen eens met opzet zinnelijk zijn, dan kiest zij wederom vooral 't vrouwenbeeld en wordt triviaal, gemeen, vuil. «In beide gevallen brengt zij haar aandeel toe aan de vernedering van de vrouw." Het was niet zonder eenige bevreemding dat ik Corrilla deze denkbeelden hoorde uitspreken. Hoe kon, dacht ik, een vrouw die toonde zulk een fijn gevoel te bezitten en zulke kiesche opvattingen te hebben, aan de zinnelijkheid overgegeven zijn? De mensch, maar vooral de vrouw is een boek vol tegenstrijdigheden. Zelfs in 't godsdienstige is hij dat; is niet de Bijbel, om 'tzoo eens uit te drukken,'t denkschrift en tevens als de af beelding van den mensch als Godsdienstig wezen, den mensch met al zijn contrasten van edele zielsbewegingen en verheven ideeën tegenover zooveel vleeschelijke, haast dierlijke driften en zwakheden? Ik had wel lust om om met mijn vriendin eens breed voerig over die onderwerpen te spreken, doch op dat oogenblik juist niet. Daarom antwoordde ik slechte met eenig algemeenheden en kwam toen voor den dag met de aanleiding van mijn bezoek. Groot was haar verbazing toen zij vernam dat ik een cadeau van 1000 coeurs d'or had ontvangen; zij had mij iets toegezonden. Ook ik zag vreemd op, en kon niet be grijpen waar dat geld van daan gekomen was. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 2