■MIMI C0U1AIW voor het arrondis- seinent Zierihzee. 1873. No. 99. Zaterdag 13 December. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. IETS OVER EN VOOR DIENSTBODEN. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden ƒ1.Franco per post 1. Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENT IE N: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen vau 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever If. LA KEN MAN. Men heeft oas wel eens zacht, ea ook wel eens scherp, verweten dat wij in onze artikelen doorgaans wat te hoog zijn, dat wij niet zoo goed door ieder begrepen worden, dat we zoo geleerd schrijven enz. Tegen de beschuldiging van dat geleerd schrijven protesteeren wij. We stellen ons lezers voor van eenige beschaving', en als die dè kost niet verdragen kunnen, die wij opscheppen, dan begrijpen we 't niet. Neen, als wij zoo erg geleerd waren en dan ook zoo erg geleerd schreven, zou ons krantje er anders uit zien. Maar om toch te toonen dat we zelfs in de verte den schijn niet willen hebben van alleen te schrijven voor een zeker publiek van be voegden, voor de verstands-aristocratie, zoo geven we nu een stukje dat vast wel door hoogen en lagen, door geleerden en onnoozelen zal begrepen en .zon wij hopen gewaardeerd worden. De klachten van heeren en vrouwen over de dienstboden en de klachten van dezen over hun heeren en vrouwen zijn wel vrij algemeen, doch volstrekt niet nieuw. Men hoorde die klachten in den goeden onden tijd ook reeds. We meenen zelfs dat tegenwoordig de dienst boden al niet slechter zijn dan zj vroeger waren en dat ook de heeren en vrouwen nu niet harder en lastiger voor hun minderen zijn dan b.v. hunne voorgangers van voor een paar honderd jaren. De weelderigheid onder de dienstbare klasse was, een groote honderd jaar geleden, al zoo groot dat de boerenknechts gouden horologies droegen, zoodat de heeren om zich niet gelijk te stellen, zilveren gingen dragen, evenals thans de hooge hoeden weder aan de orde van den dag zijn, omdat zelfs de vuilnisman een land verhuizer, een Genèver of een Tyroler draagt. Dienstmeisjes pronkten toen met juweelen, die de dames naar de oogen staken. Door het fooienstelsel onbarmhartig streng toe te passen hieven de dienstboden ondrageljke lasten van bezoekers, leveranciers, verzoekers, kortom van iedereen, voor wien zij de deur maar moesten open doen. Wij hadden echter in onzen goeden ouden tijd een echt vaderlijke regeering, die zich in alles zooveel mogelijk de meuschen en hun belangen aantrok. We zien dit onder anderen aan een keur of reglement, den 23 Januari 1682 vastgesteld door „Mijne Heeren van den Gerechte" van Amsterdam. Deze keur was voornameljk gericht tegen brutaliteit, babbelarj en pronkzucht; aan welke de dienstmeisjes van onzen tijd dus niet in erger mate schuldig schijnen te zijn dan haar voorgangsters uit de zeventiende eeuw. We lezen o. a. „Geen knechts, kameniers, meiden of minne- moers zullen zich verstouten in 't allerminst hun heeren, meesters of vrouwen kwalijk te bejegenen met woorden of werken, op straffe van zes weken in de boeien, te water en te brood gezet te worden." Het zou natuurlijk nog al bezwaar in gehad hebben als de gebrutaliseerde heeren, meesters of vrouwen telkens hun onderhoorigen een proces moesten aandoen; daarom volgde er deze be dreiging op „En opdat dit te heter zou kunnen uitgevoerd worden, zoo verstaan Mijne Heeren van den Gerechte, dat, indien de heer, meester of vrouw, aan wien de kwade bejegening is geschied, zulks onder eede komt te verklaren, daaraan volkomen geloof gegeven, en de kuecht of meid zonder eenige oogluiking zal gestraft worden." Tegen de babbelarij diende dit artikel: „Geen knechts, kameniers, meiden, naaisters of ininnemoers zullen iets van hetgeen, Ten huize daar zij dieuen, komt voor te vallen of te geschieden, tegen andereu buitenshuis mogen overbabbelen, veel min, met labbekakkerij, twist en tweedracht tusschen de huisgenooten, naaste vnenden en anderen stoken. Zoo zij zulks hooren van de andere, hun mede-dienstboden, zullen zij gehouden zijn, dit aanstonds aan hun heeren, meesters of vrouwen bekend te maken. (N.B.En zoo wanneer uit zulke labbekakkerijen en twiststokingen eenige on lusten tusschen do huisgenooten of anderen komen te rijzen, en de labbekakkerijen kunnen bewezen worden, zullen zoodanige knechts, kameniers, meiden, naaisters of minnemoers, zonder eenige versckooning, drie maanden in het spin- of tuchthuis gezet, of anders naar gelegenheid van zaken, met meer of minder straf gebeterd worden." Of ze er wel erg door „gebeterd" zouden worden betwijfelen wij. Tegen de ijdelheid en pronkzucht hadden onze voorvaders, „Mijne Heeren van den Ge rechte," ook zeer te kampen en dat zij 't nog al streng opnamen kan uit het volgende staaltje blijken „Vermits sedert eenigen tijd onder de dienst boden zoodanige uiterlijke hoovaardij in 't dragen van kleederen, kanten, krullen, lokken, strikken enz. is ingevoerd, dat er geen of weinig on derscheid tusschen de kleeding van hare vrouwen en haar gezien kan wordenen dewijl dit strijdende is tegeu de betamelijkheid en goede zedenbuiten en behalve dat de dienst boden, die zulks uit haar loon niet kunnen bijbrengen, en echter met anderen willen gelijk staan, daardoor tot ontrouw, dieverij, hoererij en andere vuiligheden vervallen; zoo hebben Mijne Heeren van den Gerechte, om daarin zooveel doenlijk te voorzien, geordonneerd en gewillekeurd Fantasie door WEKIEEE. LIV. Ik zeide dat ik van een democraten-club niets wist doch gaarne wel iets van de democraten van Emancipatoria wilde weten, ofschoon ik meende dat men daar niet anders dan democratisch kon zijn. »Dat zou men kunnen meenen, zeide Sarah, doch de vorm of de naam en het wezen der zaken verschillen wel eens. Ondertusschen is die naam van democraten-club ook maar een naam die tegenwoordig niet zeer gepast meer is voor de club die ik bedoel. We zouden die nu beter de buitenlandsche club kunnen noemen. Het is gewoonlijk in die vergadering dat onze zendelingen verslag komen doen van haar wedervaren in alle landen der wereld waar ze heen gezonden worden door het zendelinggenootschap om onze beginselen te prediken. Men geeft tevens in die club aan alle vreemdelingen die ons wat willen vertellen gelegenheid om vrij uit te zeggen wat hen hier heen heeft gedreven. Gij moet inderdaad daar eens heengaannaar ik ver nomen heb is daar juist nu een gezelschap uit Europa aangeland dat al heel belangwekkende zaken te verkondigen schijnt te hebben, want onze jonge lieden loopen er sedert een paar dagen druk naar toe." Ik werd, dit hoorende, werkelijk nieuwsgierig om te vernemen wie die lieden zijn konden en won van mevrouw Sarah de noodige informaties in om die club te kunnen vinden. Het was daar en daar, stond voor ieder open en begon 's avonds om acht ure. Vervolgens deelde ik ook aan Sarah mede dat ik nu een half-officieel persoon was geworden en belast met een enquête door de minister Industrielle. Zij had daar niet veel mede op en waarschuwde mij tegen te veel ijver, daar ik toch niet veel anders dan ondank zou inoogsten voor al mijn moeite. ]>Gij zult het werk voor die groote dame doen en zij zal er bij 't gouvernement de eer van hebben," voegde ze er bij. Tout comme chez nous, dacht ik. Van Sarah stapte ik naar Corrilla. Ondanks al 't voor gevallene van den vorigen avond, dreef mij toch haar briefje om mij tot haar te begeven; ook over dat ontvangen geld wilde ik spreken. Ik vond Corrilla in het welbekende vertrek achter dé serre. Zij merkte mij niet op terwijl ik het pad doorkwam dat naar de glazen deur van haar weelderig verblijf voerde. Met het hoofd achteloos op de hand geleund zat zij ver zonken in gedachten of hield zich bezig met lezen, want een groote prachtband lag opengeslagen voor haar op de tafel. Onwillekeurig sprak ik bij mij zeiven: zij is toch schoon Ja zoo als ze daar zat was ze schoon. Haar gelaat was wel ietwat bleek, zooals doorgaans, maar in die fijne trekken lag zooveel uitdrukking, in haar geheele gestalte was als een stempel van het classieke uitgedrukt, zoo als ons dat treft in de modellen der Grieksche kunst en dat ons inde vrouw altoos iets hoogers, iets edelers doet zien dan't geen we opmerken in de vrouw zoo als wij ze kennen in onze tijden. Ook het gewaad dat ze thans droeg werkte mede om de illusie te vergrooten; 'twas los en hing in wijde plooien langs haar gestalte af. Heur haar had ze in een eenvoudigen wrong met een rood lint saamgebonden zoodat het profiel van het hoofd nog zuiverder uitkwam dan 't bij een kunstig kapsel zou gedaan hebben. Een oogenblilc bleef ik aarzelend aan den ingang der kamer staan. Nu merkte zij mij opeeu licht nauw merk baar blosje ging als een zonnig wolkje over haar gelaat; doch de toon van haar stem was volkomen natuurlijk en ongedwongen, toen zij mij toesprak: »Wel, dat vind ilc goed van u, dat gij mij eens komt opzoeken; wees mij welkom! Gij komt juist van pas; zoo straks heb ik dit album ontvangen en ben nu door de be schouwing dezer gravuren in een mijmering verzonken over de kunst. Ik heb mij zelve al zitten vermoeien met de vraag: zit er wel veel waarheid in de kunst? Gij moet mij eens helpen met uw ideeën. Ik kan 'tmaar niet eens worden met al dat dweepen met de kunst. »Zie bv. hier eens deze prachtige Madonna. »Ik heb daar een critiek van gelezen, door een der ver- maardste kunstrechters geschreven; ik heb dat artikel nu nog eens opzettelijk herlezen en ben nu bezig te onderzoeken in hoever en of zelfs niet al de extase van dien man maar verbeelding is. Ik zal u zeggen wat ik bedoel. Toen ik nog in Italië was heb ik daar meermalen verzamelingen gezien van oude kunst; ik moest dan altoos lachen als ik de gloeiende geestdrift der touristen gadesloeg, terwijl zij bij die gedenk teekenen uit den ouden tijd stonden te gapen met een verbluftheid alsof zij hun verloren huisgoden hadden teruggevonden. Van de werkelijk prachtige stukken bv. de Venus van Medici zal ik nu niet sprekenik heb meer be-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1