/llltlk/IIS(IBI COUMMi voor het arrondis- sement Zierikaee. 1873. No. 97. Zaterdag 6 December. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. vin. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post I. Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Per gewonen regel 10 cent. H u w e I ij k s -Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIvENMAV. INTIEME BRIEVEN. Dtjiveland, St. Nicolaasavond a°. d', 1873. Amice Ge hebt mij al meermalen gevraagd u eens wat mede te deelen aangaande de groote dingen op godsdienstig gebied, die er in mijn omtrek plaats hebben't ontstaan, zooals 't verhaal luidt, van een nieuwe secte. Ik heb al gedacht wat kan u dat schelen of er hier nieuwe pro feten opstaan Gij, die zoo volbloed vrijzinnig en verdraagzaam wilt zijn, zult er u toch niets van aantrekken al wandelen hier allerlei ge heimzinnige gedaanten rond, al spreken de domste kinkels hier met tongen__ea_talen, al zien de onnoozelste halzen, die zonder bril den kop van uw courant niet lezen kunnen, ook gezichten, evenmin zult gij mijne mede-eilanders willen verkorten in het ontwerpen, fatsoeneeren, hebben en houden van een fonkelnieuw, eigen gemaakt of uit de eerste hand ontvangen ge loof. Aanvankelijk was ik daarom van plan om uw verzoek maar te vergetendoch omdat ik weet dat gij veel belang stelt in die dingen als liefhebber van curiositeiten en omdat gij zoo graag wat nieuws hebt om aan de groote klok te hangen in uw courant, zal ik u er een en ander over schrijven. Niet veel en misschien 't fijne van de zaak ook niet, want ik ben maar een gewoon mensch en als er sprake is van harten en nieren, van ongeziene en ongekende dingen, dan ben ik niet in staat door te dringen in al die verborgen schuilhoeken van 't zonderlinge en vaak zoo argelistige menschenhart. En nu ja, 't is waar, daar is in het eiland Dniveland werkelijk een nieuwe secte verschenen, althans nieuw in deze streken, want aangezien er niets nieuws is ouder de zon zal ook dit verschijnsel hier niets anders zijn dan een repe titie of reproductie van iets dat elders reeds lang geweest is. Maar dat deze tot dusver in Dniveland onbekende nieuwe leer hier nu zoo aan 't ont luiken is geraakt mag wel als iets opmerkens waardigs beschouwd worden. Wie zou 't ooit gezegd hebben dat wij Duivelanders eenige dispositie hadden om tot zoo iets te komenwant 't stichten eener scherp afgeteekende secte is waarlijk geen kleinigheid, 't herinnert ons aan Mohammed en dergelijke groote geesten. Zou 't gekomen zijn van de omstandigheid dat een groot gedeelte onzer eilanders zoo doorvoed zijn met onvervalschte melk, weldoorwerkt deeg en zuinig uitgepeuterd merg van oude smeukerige orthodoxie dat zij er ten laatste van zijn gaan walgen en om wat anders vragen, om iets dat nog prikkel baarder, nog mystieker, nog duisterder en on verteerbaarder, maar daarom voor zulke eens bedorven magen des te begeerlijker is Zou 't komen van onzen door boschjes en hagen belemmerden horizont, waardoor ze niet ver genoeg kunnen zien in Gods open, vrije natuur en waardoor ze zich gemakkelijk laten bij den neus nemen door den eersten den besten gees telijken avonturier, die zich als een nachtvogel onder hen neerlaat? Zou 't komen van onzen drukken oester- en mosselhandel In oesters en mosselen vind ik wezenlijk wel iets mystieks; die arme schepsels in groot gezelschap en zeer eenvoudig levende en toch zoo eenzaam zoo in hun eigen eng kluisje en zoo exclusief voor al wat zich bij hen toegang tracht te verschaffen, doch tegelijk ook weer zoo gaperig, passief gaperig, en gereed om alles op te nemen wat er maar voorkomtderhalve tegenstrijdig, won derlijk, raadselachtig, kortom mystiek als oesters en mosselen. Zou 't met politieke berekeningen of met financiëele s'peculatiën in verband staanzou 't in eenigen samenhang wezen met het uit Duitsehland verdreven Jezuïtendom, of een vau de vele verschijnselen der thans overal waar te nemen reactie op geestelijk gebied, van dien omkeer van 't licht der toekomst naar de duis ternis van het verledene? Maar waartoe al die gissingen 't Feit is er en daarmede is veel gezegd. Ik zal u niet vermoeien met de herhaling van al de dwaze praatjes en commérages die men hier in den omtrek over die nieuwe seete kan hooren. Dergelijke kinderachtigheden be lmoren in uw blad niet thuisalleen zal ik u mededeelen wat ik van de zaak meen te moeten denken. Ik houd het verschijnsel voor een proeve om proselieten te maken voor het Irvingisme. Wat het Irvingisme is, de leer van Eduard Irving (gest. in 1834 te Glasgow), is u bekend. Gij kunt er anders op nalezenJacobi, Die Lehre der Irvingiten, (Berlijn 1853), of van Irving zelf: Oracles of God, (Londen 1822) en Sermons, lectures and speeches, (Londen 1828), alsmede de levensbeschrijvingen van Irving door Hohl en door Mevr. Oliphant. In zoover we nu in het Irvingisme een ge wone kerkelijke secte kunnen zien is er niets bijzonders aan en heeft die secte, als elke andere, recht van bestaan. Ik zal de laatste wezen om te pruttelen tegen de vrijheid van godsdienst en geweten. Er is evenwel in het Irvingisme wel iets meer dan een zuiver geestelijke of kerkelijke leer. Reeds de aard dier leer ze is zwaar om te verstaan maakt dat zij meer geschikt is voor ontwikkelde geesten, voor denkers, en dat ze tegelijk aantrekkelijk is voor 't domme, geenszius ontwikkelde publiekde uitersten raken hier elkander. Een leer nu die de domme menschen aantrekt omdat ze hen in hun dom- Een reisje naar Emancipatoria, Fantasie door W E R T H E K, LII. »Gij kent dus mijn geheele verleden, gij weet dat ik een zoon heb en dat ik den vader van dat kind van mijne zijde heb moeten stooten omdat hij een gemeen sujet was. En nu veracht gij mij. Bij u in Europa veracht men vrouwen met zulk een verleden. En waarom niet? Een vrouw heeft immers 't recht niet zich te scheiden van den man die haar door zijn wangedrag schande aandoet en ongelukkig maakt? En daarom kunt gij mij ook niet lief hebben, want liefde zonder achting is ondenkbaar." »Ik ken uw verleden niet geheel, Corrilla! en ik wil dit ook niet kennen. Ik ken alleen uw relatie met Paulin. Maar denk daarom niet dat ik u geen achting toedraag. Ik had mij dan immers aan den omgang met u wel kunnen onttrekken zoodra ik die geschiedenis wist! Maar ik deed dit niet omdat ik uw vriend geworden ben en men is voor 't lot van zijn vrienden niet onverschillig. Ik zou mij zoo gelukkig rekenen als ik u nog eens als een tevredene en gelukkige huisvrouw en moeder kon begroeten. De weg daartoe staat voor u open. Wie zegt u dat Paulin niet waardig is weder aangenomen te worden en dat hij, als hij maar in een zuivere betrekking tot u kon staan, niet een uitstekend echtgenoot en vader zou zijn? Ik houd mij er van overtuigd dat hij dat wel zou wezen. Mocht deze pijnlijke ure tot een verzoening leiden »0, Spreek mij niet van hem, sprak zij met doffe stem. Mijn kind heb ik lief, doch tusschen Paulin en mij is alles afgedaan. Maar ik wil thans naar huis gaan. Ik schaam mij voor u en ik gevoel mij vernederd en klein." »Neen, Corrilla!" riep ik in vervoering uit, »alsgij terug keert op den weg der natuur en al die onbereikbare idealen, die gij niet hebt opgehouden na te jagen, maar laat voor 'tgeen ze zijn, dan zijt ge niet verlaagd maar verhoogd. Hoe 't zij," voegde ik er bij, haar beide handen vattende, ik ben uw vriend en broeder, reken op mij, wat er ook gebeure, en laat ons al 't tusschen ons voorgevallene nu vergeten." Aangedaan, naar 't scheen beantwoordde zij mijn handdruk. Wij verlieten 'tvertrek, gingen de groote zaal door en kwamen weder aan den ingang van het gebouw. Nauwlijks waren wij in den gang of er trad iemand naar ons toe, op Corrida's wenkhij liep ons vlug vooruit zoodat toen wij aan de straat kwamen een rijtuig gereed stond en wij maar behoefden in te stappen. Dit rijtuig bracht ons nu regelrecht naar Corrilla's huis. Ik nam spoedig afscheid zonder zelfs nog Corrila in 't gelaat te hebben kunnen zien want zij had haar kap opgehouden. Met een lichten hand druk liet zij mij gaan. 'tWas nacht toen ik in het hotel terug kwam. Den volgenden dag, op den middag, ontving ik twee gewichtige brieven. De eerste was van Corrilla, hij was slechts kort en van dezen inhoud: «Vriend en Broeder!" «Vergeef en vergeet wat er tusschen ons is voorgevallen. Ik heb thans een vaste keuze gedaan. Voortaan zal ik mij alleen toeleggen op de bereiking van het eenige doel dat thans nog aantrekkelijkheid voor mij bezitde bevrijding van mijn land uit de boeien van het despotismus. Mijn huis-staat steeds voor u open en 't zal mij verblijden als gij mij nu en dan nog wilt bezoeken." «Corrilla." De andere brief bevatte geen enkele letter schrifts maar wel een som van duizend coeurs d'or aan bankbiljetten. De brief van Corrilla beviel mij niet geheel en al. Er bleek uit dat zij wel van haar hartstocht te mijnen opzichte genezen scheen te zijn, doch de niet onduidelijke zinspeling op die politieke zaken stond mij niet aan. Het was verder natuurlijk dat ik dat couvert met bankpapier in verband bracht met haar briefdoch waarom had zij 't daar niet ingesloten? En waarom zond zij mij zulk een aanzienlijke somj Ik had haar niet ten tweede male om geld gevraagd. Ik wist niet wat ik er van denken moest. Als bij toeval merkte ik bovendien op dat de brief in een geheel ander soort van enveloppe gesloten was dan dat waarin die bil jetten mij waren toegezonden. Ik onderzocht in het bureau van 't hotel naar de brengers van die brieven, doch dit leidde tot niets daar zij met den stadspost waren bezorgd; ik had de stempels niet eens opgemerkt. Ondertusschen was ik nog niet aan het einde der ver rassingen. Kort na dat ik die brieven ontvangen had, kreeg ik een bezoek van twee dames, van aanzien, gelijk ik kon opmerken uit de.beleefdheid met welke zij door de bedienden van het hotel werden bejegend en bij mij binnen geleid

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1