ZIEItlkZEEM IIE COURANT voor het arrondis- ^4-a sement Zierikzee. 1873. No. 95. Zaterdag 29 November. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Een beroep op 't Publiek. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post ƒ1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LA&ENMAN. Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. Onze lezers hebben vast wel in ons vorig nommer de bekendmaking van lieeren Burge meester en Wethouders, omtrent bet nieuwe plantsoen bij den frontmuur van bet gedempte gedeelte der Oude Haven, gelezen. Wij wenschten op deze zaak nog eens bij zonder de aandacht te vestigen. Wanneer men tegenwoordig de groote steden bezoekt, b.v. Parijs, Brussel, Londen, Berlijn en vele anderen, dan staat men verbaasd over de verrassend fraaie beplantingen met bloemen en heesters, die men op vele pleinen vindt maar die verrassing neemt nog toe als men verneemt dat men bijna nooit hoort van be schadiging dier geheel aan het volk overgelaten publieke tuinen. De Parijsche gamin, die mis schien geen hond met rust kan laten en die er niets in ziet den scliach van Perzië uit te lachen in het voorbijgaan, betoont een edel moedig respect voor de soms nog wel armelijke en schrale boompjes en bloemen op de squares, daar 't stof en de stadslucht ze niet altoos welig doen tieren. Zonder zelfs zoo ver van huis te gaan, kan men ook in enkele Nederlandsche steden iets van dien aard opmerken. Zoo vormen b.v. de geslechte wallen en bolwerken van Leiden een wezenlijk prachtige wandeling, prijkende met keurige bloembedden, rustieke banken, volières en versieringen, terwijl in de grachten zwanen en eenden in afgeheinde en net aange legde waterpartijtjes den blik veraangenamen. Men ziet op de mooie dagen de sqnares der groote steden en de wandelingen rondom Leiden, om van dergelijke in andere plaatsen van 't land nu niet te spreken, druk bezocht door wande laars, ook door spelende kinderen, zelfs door veel kleine kinderen onder de hoede van aardige kindermeisjes, die wederom staan onder de bescherming harer sergeanten, korporaals of troupiers. En dat alles heeft plaats zonder dat er noemenswaardige schade aan plantsoen of bloemen wordt teweeggebracht. Gebeurt er iets dat niet in den haak is, 't is eerder bij ongeluk, wegens 't drukke onderhoud der kin dermeisjes met baar galants, zoodat de kleine schalken niet behoorlijk onder surveillance blij ven, dan uit moedwil of baldadigheid, 't Schijnt dat bet groote en kleine publiek begrijpt dat al dat moois daar het eigendom van 't publiek is en dat het daarom ook prijs stelt op het behoud daarvan.' Als men nu dat alles weet, dan mag men zich met reden verwonderen dat bij ons zoo weinig kan gedacht worden aan dergelijke opsiering der stad, omdat de treurige onder vinding daar is, dat het vernield wordt door de baldadige jeugd of door de hebzucht van sommige volwassenen, van wien men dergelijke kwajongensstreken niet eens zou ve.iwach.ten. Het is maar al te waar dat b.v. de banken in het Slingerbosch al zeer massief moeten wezen om niet uit den grond gerukt of gebroken te worden, dat jonge boomen regelmatig bescha digd of vernield worden, dat zelfs de erbarme lijke boschjes rond de Nieuwe Kerk niet met rust gelaten worden. Van waar dit verschijnsel? En moet men, met het oog daarop, niet vreezen dat ook dat frissohe groen daar langs dien ringmuur weldra zal geplunderd worden door onze kleine en groote Wandalen? Dringend willen we den wensch van het Gemeentebestuur, om te waken voor 't behoud van dit plantsoen, ondersteunen. Maar zonder eene wijziging in de beschouwing van een groot deel van het publiek, hebben wij er niet veel moed op dat het helpen zal. Er zijn o. i. twee doeltreffende middelen. Vooreerst moet liet publiek, ook het ontwik kelde, beschaafde publiek, begrijpen dat die beplantingen publiek eigendom, een bezitting der 'burgerij zijn en dit moet hen opwekken om niet aan te zien dat er wat afgeplukt, vertreden of vernield wordt en er dan over te jammeren, maar om de baldadige hand, dio uitgestoken wordt om schade te doen, met kracht af te weren. Maar, zal men zeggen, dit durft de politie zelfs niet te doen, want zij zou zich de vingers branden Is bet werkelijk zoo gesteld en is werkelijk de baldadige kwajongen de baas op de publieke straat van Zierikzee? We kunnen, we willen 't niet aannemen, en daarom zouden we in de tweede plaats willen zien dat de politie-agenten flink optraden, dat zij dan niet door de burgers tegengewerkt maar gesteund werden en omge keerd dat zij bet den belangstellenden, die op eigen gezag de baldadige plantsoen-schenders wilden verdrijven, niet lastig maakten door b.v. proces-verbaal op te maken tegen iemand, die een kwajongen bij de lurven over 't ijzerdraad terughaalde. Kunnen deze twee dingen niet plaats hebben, kan het 't publiek niet schelen hoe 't loopt en durft de politie de straatjongens niet bij den kraag te vatten en op zijn oud-Hollandseh mores te leeren, dan voorzien wij dat ons frissohe plantsoen aldra een zoo treurige figuur zal maken, dat we er liever keitjes of slik voor in de plaats zouden wenschen. Binnenland. ZIERIKZEE, 28 November 187 3. Zierikzee, 26 Nov. In den nacht van Maandag op Dinsdag is op het Nieuwe Zand, bewesten den vuurtoren van Schouwen, gestrand de Engelsche schoener Francis Annevan Maryport naar Rotterdam, Fantasie door WERTHER. L. Het moge vreemd klinken, maar kan er niet veel meer eerbied en liefde voor de vrouw wonen in het hart van den man die in een gegeven oogenblik liet kostelijkste offer dat een vrouw kan brengen, haar eer, met nadruk afwijst dan er bij mogelijkheid kan aanwezig zijn in het hart van den wellusteling die in den bloemtuin des levens onstuimig en dol omslaat met de zweep van zijn dierlijken lust en die zooveel bloemen knakt als hij maar kan, tot dat zijn gesloopte lichaamskrachten hem dwingen om dat vernielings werk te staken? O, Hoe velen zijn er die sympathie gevoelen voor de emancipatie der vrouw en die nochtans het ontwikkelings proces dat tot deze emancipatie moet leiden, belemmeren en storen, door 't verwoesten van zoo menig vrouwenleven Wie aan de verbetering van het lot der vrouw wil ar beiden en wie durft zeggen dat hij dit niet wil? zal wel moeten beginnen met zuivere achting, uit reine menschenmin geboren, te koesteren voor de vrouw in 't algemeen. Een gemoelijk Duitsch wijsgeerde lievegeestige Matthias Claudius zegt ergens: »Doe geen meisje leed en bedenk dat uwe moeder ook een meisje geweest is." Daar ligt veel zin in die naïeve woorden. Wanneer een van het pad gedwaalde godsdienstleeraan een abstract idéé»de kerk" meer waarde en heiligheid waant bij te zetten door haar als de moeder der geloovigen voor te stellen, dan moet ik er de schouders bij optrekken en vragenhoe is men toch aan dat dwaze idéé gekomenMaar eerbiedreine gene genheid te koesteren voor de vrouw o. a. ook omdat zij in zekeren zin het onsterfelijke beeld is van ons aller moeder en omdat haar bestemming vast veel meer is moeder te zijn dan minnares, daarin is werkelijk iets verhevens. O, Ik kan met zulk een innig genot neerzien op een lief, klein meisje; ik zie zoo eentje met geheel andere gewaar wordingen aan dan den joligsten, aardigsten knaap. Zoo gaarne heb ik zoo'n klein meisje van een jaar of drie vier eens een oogenblik aan mijn knieën staan, om haar 't blonde kopje te streelen en in die diepe blauwe oogen te staren. Dan denk ik: och, mocht gij uw leven lang rein blijven; de wereld heeft zoozeer reine vrouwen, reine moeders noodig. En daar wordt zoo weinig aangedacht om voor de vervulling dier behoefte te zorgen, met teedere zorgvuldigheid. Onze groote geesten zijn zoo eenzijdig; zij doen meestal alsof de opbouw van Gods schoone schepping enkel mannenwerk ware, of de wereld alleen behoefte had aan groote mannen. Voorwaar zij heeft ook vooral reine vrouwen noodig. En hoe zal men een geslacht van reine vrouwen en moeders opkweeken als men in de jonge maagd vaak niets anders ziet dat een schoon speeltuig voor den wellustigen zin van den man. Wee het vrouwelijke kind des volks als ze schoon is! De treurige waarheid van deze schreeuwend harde stelling is een luide getuigenis tegen den man in 't algemeen. Hoe vaak verheugen zich arme ouders bij de wieg van hun dochtertje omdat zij zoo schoon is. Hoe streelt dit hun ijdelheid en hoe voeden zij tegelijk de ijdelheid van het opwassende meisje. Ware zulk een maar liever geboren leelijk als de nacht. Want terwijl ze opgroeit wordt haar ontwikkeling al met vurige blikken bespied door zoo menigen man die er niet aandenkt dat zijn moeder ook eenmaal een klein onschuldig meisje geweest is. Die gedachte zou er hem immers van zelf toe brengen om Gods schoone schepping in de vrouw wel te bewonderen maar niet te verderven Die dame echter lokte mij aan, zij streelde mijn ijdelheid, zij tartte mij. Wel, het is jammer genoeg dat zoo iets zoo menigmaal geschiedt in de wereld. Werd er wat meer en wat degelijker werk gemaakt van de opvoeding der meisjes, ze zouden vast minder coquette zijn en wat minder vat op zich geven. Aan wien de schuld? Is 'tal weder niet aan den man, die in zake van volksopvoeding meent alléén 't woord te hebben, en die wel met milde handen geld weg werpt voor de opvoeding der mannelijke jeugd, doch die der vrouwelijke jeugd schandelijk verwaarloost? Als de maagd of de vrouw zicli in gevaar stelt, dan is de man nog geenszins gerechtvaardigd als hij daar misbruik van maakt. Daarom zou ik ook niet te verontschuldigen geweest zijn als ik die schoone engel der verleiding niet had wederstaan. De rollen waren daar omgekeerden had ik toegegeven dan had zij mij immers mijn eer geroofd. Nu weet ik ook wel dat er eens een boer geweest is, die in den schouwburg, bij de opvoering van een tooneel van ongeveer gelijken aard als het geval dat mij overkwam, den vluchtenden acteur toeriepblijf kerelen dat men dit uitgeeft voor een staaltje van de inspraken der natuur in den naïeven landman; fou qui s'y fie! Ik denk er anders

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1