voor liet arrondis- >«êrx sement Zierikzee.
1873. No. 92. Woensdag 19 November. 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
F e uillet o n.
MAATSCHAPPELIJKE DEUGDEN.
Een reisje naar Emancipatoria,
ziiiiiRZfiscm: courant
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE NTIEN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKM9IAN.
(Oprechtheid).
Wanneer het mensohelijk gemoed gelijk was
aan een kamer met wijdopenstaande ramen
aan alle kanten, dan zou de deugd der op
rechtheid niet kunnen bestaan. Ieder mensck
zou dan in den letterlijken zin en van nature
openhartig zijn. Zon dit goed wezen Als
't bestaanhaar was vast wel; maar daarvoor
zou noodig zijn een wereld van goede mensehen.
't Zou ook goed, voordeelig en gemakkelijk
wezen als men kon wonen met open deuren,
doch een algemeene eerlijkheid en bescheiden
heid zouden daartoe onvermijdelijk noodig wezen.
Wat is echter oprechtheid? Een bekend
voorschrift luidt„wees oprecht als de duiven;"
doch hoe oefenen nu de duiven de oprechtheid
uit Door zoo maar in 't publiek op buurmans
dak te zitten trekkebekken Door heel handig
weg te vliegen als men ze pakken wil Kortom
door duifachtig te zijn
Om te kunnen zeggeu wat oprechtheid is,
dient men te weten in welken zin men 't be
doelt. 't Is met deze deugd als met al de
anderen; men kan ze niet zuiver afzonderlijk
bekomen, zooals men door middel der schei
kunde de elementen uit de stoffen kan halen.
Bij oprechtheid kan men denken aan candeur,
sincériteit, franchise, naïveteit en ingénuïteit.
Wanneer onze oprechtheid geheel natuurlijk
voortkomt uit een reine ziel, die zelf niet op
kwade of bijbedoelingen zint en deze evenmin
in anderen veronderstelt, dan is zij candeur;
zij komt dan voor in den volkomensten vorm,
als iets engelachtigs, ja iets Goddelijks. Spreekt
men nooit anders dan men denkt, zoodat men
de spraak niet, wat doorgaans geschiedt, ge
bruikt om zijn gedachten te verbergen, dan
doet men dat uit die soort vau oprechtheid,
die wij sincériteit noemen. Draagt men, zooals
't heet, het hart op de tong, zoodat men zonder
aarzelen en uit een zekere natuurlijke vrijmoe
digheid zegt wat men meent of denkt, dan is
men frank en oefent de oprechtheid uit iu den
vorm van franchise. Is men naïef, dan zegt
men doorgaans al wat ons in den zin komt
zonder er over na te denken en dus in den
eenvoudigsten, niichtersten vorm. Ismeningénu
dan erkent en openbaart men altoos dadelijk
wat er in het binnenste omgaat.
Candeur is dus iets volkomens; sincériteit
iets natuurlijks, voortkomende uit ontwikkeld
zedelijk gevoel, franchise iets dat ons aange
boren is als een gedeelte van ons temperament
naïveteit een gevolg van gebrek aan nadeuken
en overleg en ingénuïteit meestal een domheid
of kinderlijke onnoozelheid.
In de maatschappij heeft elk der vormen van
oprechtheid zijn waarde maar ook zijn eigen
aardige gevaren.
Wie zon de goddelijke, reine ziel, in welke
slechts oprechtheid woont, en die zich iu woor
den, daden en alles afspiegelt, niet bewonderen
In theorie en practijk zal die reine oprechtheid
gehuldigd worden't meest evenwel in theorie,
en we gelooven dat het voor 't engelreine
mensehenkind op den duur wel wat benauwd
zou worden op de aarde, iu onze maatschappij,
zooals zij is. Daar mag wei wat voorzichtigheid,
wat slimheid, wat levenservaring, zoowat van
alles bijkomen.
Wie de oprechtheid beoefent door nooit anders
te spreken dan hij denkt, verdient evenzeer
lofdoch ook voor hem zal 't goed zijn als
hij toch maar wat voorzichtig is en liever ook
eens een enkele maal zwijgtzoodat hij toch
nog niet onoprecht wordt en evenwel de geva
ren der oprechtheid quand même vermijdt.
Wie vrij en frank zegt wat hij meent, mag
men doorgaans wel lijden in de samenleving
maar toch komt de wijze hoe hij 't doet daarbij
zeer iu aanmerking. Het is ook 't gemakke
lijkst de oprechtheid in dezen vorm te beoefenen
als men wat onafhankelijk is en niemand
behoeft te ontzien.
Wie naïef is van nature kan wel eens groote
bokken begaan. Men denke aan die vrouw,
die bij 't sterfbed van haar man van dezen
den raad ontving te hertrouwen om de zaken
aan den gang te houden, daarop antwoordde:
stel u gerust, daar heb ik al over gedacht.
Wie naïef wil zijn met opzet maakt zich
altoos bespottelijk.
Wie al te spoedig openbaart al wat er in
hem omgaat, zal menigmaal nog grootere dom
heden begaan dan de naïeve.
Een oprecht menseh wil niet bedriegenhij
kan niet veinzen hij heeft geen slag van vleien
hij kan ook niet alle geheimen bewaren. Ge
paste en door voorzichtigheid bestuurde oprecht
heid is onschatbaar in den intiemen omgang;
zij vergemakkelijkt de maatschappelijke en bur
gerlijke relatiënzij is altoos achtenswaardig.
Maar, zooals gezegd is, zij moet gematigd,
geleid, bestuurd worden door voorzichtigheid
en een weinig slimheid. Wij vinden 't wat
kras om hij de straks gegeven les: „wees op
recht als de duiven" te voegen: „doch listig
als de slangen maar toch, een weinig voor
zichtigheid, slimheid en menschenkennis kan
geen kwaad.
Wij moeten nog melding maken van de
meest voorkomende, d. i. de kunstmatige op
rechtheid. Dit is dus eigenlijk een onoprechte
oprechtheid Zoo is 't ongeveer; en omdat
we alleen van maatschappelijke deugden spreken
zouden we deze onaangeroerd kunnen laten
omdat zij niet onder de deugden behoort. Bij
een goede regeling van 't muntwezen, moet
echter ook gelet worden op de valsche munt
en daarom maken we ook opmerkzaam op de
geveinsde oprechtheid. Zij komt geducht veel
Fantasie door W E R T H E R.
XL VII.
Nadat wij eenigen tijd hadden rondgewandeld begon een
zachte harmonieuse muziek tot begeleiding dienende van een
voor 't oog verborgen koor. Nimmer had ik zulke zonderlinge
muziek gehoord; 'twas iets als uit de duizend en éêne nacht
en blijkbaar geheel berekend, op 't verwekken van afgetrokken
zinnelijke gewaarwordingen. Ik vond er althans, hoe schoon
't was, niets goddelijks in.
Dit geheimzinnige concert duurde vrij lang. Ondertusschen
gingen de aanwezigen, wier getal aanhoudend toenam, steeds
voort met rondwandelen en in groepjes of bij paren zacht
fluisteren; ook het bezoeken der vazen op de estrade stond
niet stil.
»Wat denkt gij nu van dit alles?" vroeg Corrilla zacht.
»Ik denk eigenlijk niet, sprak ik, ik gevoel mij door de
verrassing geheel passief, ik wacht maar en merk op; docli
ik wil wel erkennen dat ik mij nog niet bijzonder op mijn
gemak gevoel, omdat ik niet weet wat er alzoo kan gebeuren."
«Wees volkomen gerustsprak Corrilla; nog nimmer
heeft een man dezen tempel betreden en er berouw van gehad."
«Zijn hier nu enkel vrouwen?" vroeg ik.
«Neenwas 't antwoord en Corrilla lachte blijkbaar
over mijn schijnbare onnoozelheid; want ik zelf wist wel
heter en had aan den gang van vele personen zeer goed
opgemerkt dat er ook mannen onder de aanwezigen waren.
«Neen, er zijn mannen ook, 'tzijn allen ingewijden."
«Dus gehuwden?"
«Ja, althans geestelijk gehuwden."
Plotseling zweeg nu de muziek. Allen richtten hun schreden
naar de spreektribune aan 't hoofdeinde der zaal.
Een gestalte gehuld in 't zelfde kleed als de anderen be
klom de marmeren trappen, maakte een gebaar met de
hand, en nam nu eensklaps de kap van het hoofd; doch
hoewel nu 't hoofd ontbloot was, bleef evenwel een zwart
fluweelen masker 't gelaat toch bedekken en onkenbaar
maken, 't Was blijkbaar een jonge vrouw, die spreekster
slechts een oogenblik nog bleef ze zwijgend staan en ving
toen een rede aan die mij diep in de ziel doordrong en die
ik nimmer zal vergeten. Zij luidde als volgt:
«Zusters en Broeders! Is het wel goed dat ik u aldus
aanspreek? Zijn wij waarlijk, zoo als we hier vergaderd
zijn, in volkomen gelijkheid naar 't uitwendige althans
zusters en broeders? Of heeft niet misschien ook hier zooals
overal elders in de wereld de scheiding der geslachten ge
leid tot de overheersching van het eene door het andere en
is daardoor niet de volkomene gelijkheid van allen uit het
oog verloven. Gij weet dat werkelijk deze fout onder ons
bestaat. Gelijk in de landen daarbuiten overal de vrouw de
mindere, de onderworpene de misdeelde is, zoo zijn velen
onder ons niet vrij van de dwaling dat de rollen omgekeerd
moeten zijn en dat de vrouw moet heerschen over den man.
Onze vijandendie ons niet kennen, brengen dit ook als
een beschuldiging tegen ons in. Toch is hun oordeel onjuist,
hun beschuldiging onverdiend. Neen, hier is de man niet
de mindere, hij is de gelijke van de vrouw, gelijk zij de
gelijke is van den man. Maar de onwaardigen die die plaats
niet verdienen, hun roeping niet begrijpen, hun rang over
schatten, die houden wij onder de heerschappij en daarin
zijn we minder te veroordeelen dan degenen die niet tot ons
behooren want die vertreden en verdrukken de vrouw omdat
zij vrouw is en wij beteugelen slechts de opgeblazen en
onwaardige tirannen.
«Doch 'tis niet hierover dat ik thans tot u wenschte te
spreken. Ik noemde u zusters en broeders want dat zijt gij
werkelijk. Gij allen zijt één in oorsprong, één in levenslot,
één in bestemming en gij allen kent het hoogste goed dat
bestaat, het eenige reine levensbeginsel dat de Godheid ge
geven heeft om te leeren kennen en ontwikkelen: de
liefde. Wat is er meer noodig om een zoo innig gevoel van
zusterlijke en broederlijke eenheid op te wekken en levendig
te houdenDit is ook eigenlijk het eenige beginsel geweest
van de leer van den grooten stichter onzer heilige gemeente,
den verheven profeet van Nazareth. Dikke boeken vol tegen
strijdigheden heeft men gemaakt om zijn leer te verklaren,
te omschrijven, uit te breiden, 'tls al een ijdel werk der
dwaasheid geweest, omdat men vergeten heeft van den be
ginne af 't eenige grondbeginsel waarvan hij is uitgegaan
vast te houden. Dat ééne beginsel is liefde voortvloeiende
uit het gevoel van eenheid in oorsprong, levenslot en be
stemming. Een deel der zich noemende leeraars en kenners
zijner leer heeft hem een tot in 't oneindige ingewikkeld en
verward weefsel van plichten en geboden in den mond ge
legd die hij nooit heeft geleerd, want hij kende leerde en
beoefende slechts een principe: de liefde. Een ander deel
heeft hem tot een casuistischen philosoof gemaakt. Ja
alles heeft men van hem willen maken en van daar die