/llltlK/IISCIII COURMT voor het arrondis- >«èrx sement Zierikzee. 1873. No. 81. Zaterdag 11 October. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. KENNISGEVING. DE GRANGES. Een reisje naar Emancipatoria Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1. Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- cn Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag- voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIiEi\M4\. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van de Ingezetenen, dat er op Zaturdag den 11 October e.k., des namiddags te één ure, op het Raadhuis alhier, eene openbare Vergadering van den Gemeente-Raad zal gehouden worden. Zierikzee. den 9 October 1873. Be Burgemeester v. CITTERS. Amerika honderdmaal is 't reeds gezegd is bij uitnemendheid het land der vrijheid; in menig opzicht is 't ook het land van 't. bru tale monopolie. Dit schijnt vreemd, doch de uitersten, raken elkander en daarom is 't eigen lijk niet vreemd. In 't land van den vrijen arbeid ziet men deze vrijheid misbruiken en ontaarden in monopolieimmers in vele streken laten de volwassen arbeiders geen leer lingen in hun vak toe, alleen om de dagloonen overdreven hoog te houden door schaarscbheid van handen. In 't land der spoorwegen, waar men ijzeren wegen aanlegt door onbezochte wildernissen, zooals weleer de Indianen er zich met de bijl een smal voetpad baanden door de wonden, daar wordt van de spoorwegen misbruik gemaakt en worden ze aangewend tot ongehoord, brutaal monopolie. Wij weDSchten op dit laatste punt thans eens de aandacht te vestigen. In menig opzicht zijn in Amerika de groote spoorwegen, hoe vreemd 't ook sehijne, ofschoon men ze gewoonlijk als de moderne tooverbronnen van welvaart beschouwt en ze dit ook moesten zijn, de aanleiding tot zeer veel kwaad en een middel tot schandelijk misbruik van de macht der vrijheid en van 't geld. Het zijn inzonderheid de landbouwdistricten, die door de spoorwegmaatschappijen onderdrukt, ja uitgemergeld worden, erger dan men dit onder een bestuur van Turksche pacha's zou verwachten. In vele uitgestrekte streken van Amerika zijn de spoorwegen het eenige ver voermiddel. De landbouwers, op mijlen afstands van de stad wonende, gebruiken den spoorweg tot vervoer hunner producten en tevens om de noodige artikelen ook weder uit de stad te laten aanvoeren. Duizenden landbouwers wonen zóó, dat voor hen zonder den spoorweg geen leven mogelijk is. Hoe nu als de spoorwegmaatschappij van deze omstandigheid misbruik maakt, de tarieven willekeurig zoo hoog opdrijft dat zij gaat strij ken met verreweg 't grootste deel der winst van den landbouwer'? En zoo is 't. Waar rivieren in de nabijheid zijn, daar geven deze aanleiding tot de weldadige concurrentie van de stoomvaart; waar deze niet zijn, daar zijn de spoorweg-lords almachtig en de boeren zijn hnn slaven. Ten deele is de spoorvveg-zwen- delarij in Amerika ontstaan uit de overgroote voordeelen, die er met de spoorwegen te be halen zijn overal waar zij de landbouwdistricten beheerschen. Ben spoorwegondernemingin plaats van een „dienst" te zijn voor 't publiek, is in een groot gedeelte van Amerika een boe- ren-exploitatie door middel van een spoorweg, dien men met Europeesch kapitaal aanlegt. Dit Europeesch kapitaal vergroot men tot in 't oneindige door de uitgifte van obligation op de onderneming, de rente vindt men door de vrachten zeer hoog te stellen en daarna altoos door te verhoogen naar gelang de landbouw zich uitbreidt, zoodat ten laatste aan de rente, die de aandeel- en obligatie-houders trekken en aan de door gewetenlooze direetiën verduis terde gelden 't beste bloed kleeft van deu landbouwer. Deze misbruiken vormen gezamenlijk een schandaal, zoo kolossaal als dit alleen in 't vrije Amerika mogelijk is. Hiertegen zijn thans allerwege in de land- bou w-districten vereonigingen opgericht, die den vreemdklinkenden naam van Granges, d. i. voorraadschuren, dragen. Volgens de rapporten van den algemeenen president, „Great master", der granges van Iowa, Dudley W. Adams, bestaan er thans 5000 granges met 450,000 leden. Men vindt ze vooral in Ioiva en Illinois. Hun doel was aanvankelijk bevordering van den landbouw door coöperatie, door vermijding van de hulp der tweede hand, door verzekering en uitbrei ding der staatkundige rechten, enz. Van lie verlede is al de werkzaamheid der granges gericht geworden tegen het grootste kwaad dat aan den bloei van deu landbouw knaagt: de tyrannie der spoorweg-maatschappijen. Dit is van lieverlede een ware strijd geworden. De „National Grange" met zijn 450,000 leden vormt een leger vol energie; maar ook de spoorweg-lords en spoorweg koningen zijn machtig, daar zij immers in menig gewest der unie alle macht in handen hebben en alle staatsambtenaren door omkooping aan zich ondergeschikt hebben gemaakt. Het een en ander hebben de Granges reeds verkregen, doch meestal wordt 't geen zij in hun belang van de wetgevende macht gedaan krijgen weder illusoir gemaakt door de knoeie rijen der spoorwegdireetiën. Het is belangwekkend dezen strijd gade te slaan. Behalve eenige zeer lange spoorbanen, zijn er in de Unie een menigte betrekkelijk korte spoorlijnen, allen vroeger aan afzonderlijke maatschappijen toehehoorende. Menigmaal moest nu een landbouwer om zijn producten aan de markt te brengen door de handen van drie of vier maatschappijen gaan. Elk van deze maakte een hoog tarief en aehtervolgens werd dit nog meer opgedreven. Zoo moest de af zender der producten over een samengesteld Fantasie door W E R T H E R. XXX VII. O, zeg, merkwaardige vrojiwhoe zou 't zijn als gij eens die moeder waart, als dat knaapje met de zwarte gekrulde lokken eens was n°. 508 en die man zijn vader?" „Corrilla werd doodsbleek, krampachtig kneep haar hand mij in den arm; toen liet zij dien los, zonk weder op de sofa neder, verborg 't hoofd in de plooien van haar gewaad en barst in een stille weemoedstranen uit. Maar weldra vermande zij zich en stond op. Ik huiverde toen ik dat op nieuw zoo fiere gelaat zag. //Dat heb ik gewild, ja dat heb ik gewild, zoo waar als mijn ziel leeft! maar ellendelingen hebben mijn hart vergiftigd, mijn geloof aan den adel der mensck- heid vernietigd. Er is nu slechts strijd in het leven voor mij, vrije overeenkomsten zijn een illusiestrijd is er en niets dan strijd en wie de sterkste is zal overwinnen." //En toch niet gelukkig, Corrilla! Een kind houdt zich bezig met speelgoed, doch maar voor korten tijd dan verbreekt en vernielt het zijn speelgoeddaarna tracht het van de stukken wat nieuws, wat beters, 't ideaal schoone en goede te maken. Gij zijt geen kind meer; hoe kunt gij u nog zoeken te vermaken met speelgoed Zoo ik of welk ander man ook eens dwaas en zwak genoeg ware om u voor speelgoed te willen dienen; gij zoudt het verbreken en de stukken als onnut en verachtelijk wegwerpen, en in zekeren zin zoudt gij gelijk hebben. De vrouw kan slechts leven van liefde die berust op, althans gelouterd en geheiligd wordt door pen zekeren eerbied voor den man harer keuze. In dien zin mag dan de oppervlakkige wereld de vrouw de mindere van den man noemen, ofschoon dit niet juist is, maar dit neemt niet weg dat het de onmisbare voorwaarde is voor beider waarachtig levensgeluk. Het groote raadsel der schepping is dat de man en de vrouw, als 't goed is, één zijn, als 't ware een collectief wezen, een tweeéénheidmaar gij wilt de koude formule stellen vau 1 -}- 1 2, twee eenheden die een soort van vennootschap sluiten waarin ver volgens een strijd moet uitmaken wie directeur zal zijn." „Man, gij hebt geen gevoelriep Corrilla nu plot seling hartstochtelijk uitge zijt een koud, zelfzuchtig wezen als de anderen!" „Gij dwaalt Corrilla, hernam ik. Wee mij dat ik mogelijk al te veel gevoel heb en dat er in mijn hart veel te veel omgaat dat buiten de ordinaire koude en prozaïsche levensbeschouwing van den grooten hoop valt; mijn eigen leven is zoo vol leed, dat ik wei zeggen mag ik ken de wereld ook eenigszins. Maar ik heb het geloof aan de mogelijkheid van rein levens geluk nog behouden en zoo* ik al niet meer te redden ben voor mij zeiven, toch boezemen mijn raedemenschen mij nog wel belangstelling in en wil ik hen waar ik kan op die mogelijkheid wijzen." „Achneengij hebt geen troost voor mij, gij wilt u niet mijner aantrekken gij kent niet de sym pathie die daartoe noodig is." Zij zonk weder in den hoek der sofa terug, bedekte 't gelaat met de handen en snikte zacht. Ik verliet haar zwijgend en aangedaan. In gedachten verzonken stapte ik heen onder de donkere schaduwen der hooge hoornen. Wel was 'tin het holle van den nacht, doch ik had 't rijtuig dat de slaperige bedienden wilden voorbrengen afgewezen en was te voet weg gegaan. Nauwelijks eenige honderden schreden voortgegaan zijnde, kwam een beschonkene mij te gemoet zwieren. Ik wilde doorgaan zonder mij met hem te bemoeien, doch toen hij vlak voor mij was gekomen sprong hij plot seling op mij toe en deed een onvasten greep oin

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1