onderwijs bestond vóór 1857de belooniag der onderwijzers was echter zoo jammerlijk, dat de ouden van dagen er nog met schrik aan terugdenken, en op die wrakke en ondiepe fondamenten heeft de wet van 13 Augustus 1857 geen flinke muren gebouwd, maar slechts een laag en nietig walletje, in den waan mis schien dat 't gebouw er verder wel op zou groeien. Thans staan wij voor 't feit. van een te kort in het noodige getal hulponderwijzers en met het vooruitzicht dat dit te kort voortdurend grooter zal worden zoo er geen maatregelen worden genomen die voor de uitbreiding van 't personeel voldoende waarborgen opleveren. Men wil dat het rijk op ruimer schaal kwee- kelingen opleiden zal tot hulponderwijzerwaar moeten die kweekelingen van daan komen zoo niet de vooruitzichten voor hen, die zich aan 't lager onderwijs willen wijden, aanmer kelijk worden verbeterdHet is bovendien genoeg bekend dat men reeds terstond na Augustus 1857 zeer druk met dien aankweek begonnen is en toch staan we nu voor 't deficit. Er is wel eens beweerd dat men in zake van het onderwijzend personeel 't niet mocht laten aankomen op de wetten van vraag en aanbod, vooral niet toen men zestien jaren geleden geheel nieuwe toestanden wilde schep pen thans is men door de bekrompen toe passing dier économische wetten gekomen aan den vooravond van een tijdperk van verval van 't lager ouderwijs, dat zich onvermijdelijk maar al te spoedig zal doen waarnemen. Men wil ook beweren dat de tractementen toch aanmerkelijk verhoogd zijn sedert 1857. 't Is zeker waar dat ze verhoogd zijn hier en daar, ofschoon niet overal; maar dat die ver hooging voldoende of zelfs aanmerkelijk kan genoemd worden zal niemand kunnen volhouden. Zoolang de verhoogingen als op een markt van potten en pannen bij kleine, minime beetjes als 't ware moeten afgebedeld worden en, be houdens de uitzonderingen, over 't algemeen zeer schoorvoetend, „als met mondjes maat," gelijk de voorzitter van den Goessehen gemeen teraad opmerkte, worden toegekend, blijven ze zonder beduidenden invloed. De onderwijzersstand heeft aanspraak op een plaats in den fatsoenlijken middelstand en op zeer weinig uitzonderingen na laten de tracte menten niet toe dat de onderwijzers op gelijken trap van welvaart staan met goede ambachts lieden (knechts n.l.). Nog een enkel woord aangaande 't geen de Inzender van 't stuk over het raadsbesluit van Goes, ons mededeelt. Het denkbeeld om van de hulponderwijzers met hoofdonderwijzers-acte een soort van stand te maken onder den titel van onderwijzer is, als we wel ingelicht zijn, uitgegaan van Kot- terdamsche hulponderwijzers. We keuren 't denk beeld af, boe gaarne wij ook ijveren willen voor de verbetering der onderwijzers-tracte- menten. De argumenten er voor deugen o. i. levenvoor mij misschien wel curieus zijn om te hooren doch 't zou ook wellicht tevens de charme wegnemen, mij de illuzie ontrooven clie ik mij omtrent uw persoon en karakter gemankt heb. Laat mij dus liever gissen. Wie weet of ik wel zoo ver mis ben als ik uw geheel levenslot hier, resumeer in een paar woorden en laat mij die woorden voor mij houden. Dit is openhartig gesprokenhebt ge nog eenige achting voor 't mannelijk karakter overgehouden dan kan u zulk een openhartige verklaring'niet ongevallig zijn." Ik stond op en wilde mij verwijderen. „Ach, mijn vriend, sprak Corrilla, bijna smeekend, blijf nog wat. Maar vooral zeg' mij die weinige woorden waarin gij meent mijn verleden te kunnen resumeeren. Gij verdenkt mij, gij veracht mij misschien zonder mij te kennen en dat zou onrechtvaardig zijn." „Ik wil u zeggen wat ik denk, zeide ik, ofschoon ik mijn gedachten toch eigenlijk liever voor mij zou houden, juist omdat ik u geenszins wil beleedigen en mijn vermoeden misschien „O zeg mij alles maai', drong zij en legde haar hand op mijn arm, zoodat ik weder die eigenaardige betooverende gewaarwording ondervond. O, zeg mij maar dat gij mij veracht als een lage deernde tijden heugen mij niet dat ik een man gezien heb die tegen over een vrouw oprecht was. Slaafsche schepsels niet. Men wil, om er een te noemen, de hulp onderwijzers met hoofdonderwijzers-acte een spe ciale roeping toekennen en daarmede overeen komstig hooger bezoldigen, omdat zij, des noods, den hoofdonderwijzer kunnen vervangen. Iedereen weet immers dat dit toch altoos 't ge val is; bij afwezigheid van den hoofdonder wijzer wordt hij vast wel overal door den hulponder wijzer of door één van de hulponderwijzers vervangen. Verder achten wij 't een stap op een geheel verkeerden weg als, van den kant der onder wijzers zelf, voet gegeveu wordt aan 't denkbeeld dat men door hulponderwijzers met hoofdon- dcrwjzers-acte een traotement van 600 a f 800 toe te leggen, dozen daardoor in staat stelt zich te creëeren tot een gevestigden stand. Kan en mag f 12 a f 13 's weeks inkomen in onzen tijd aangemerkt worden als een fatsoenlijk burgerbestaan kan men daarvan een huisgezin onderhonden? Zullen dus de hulponderwijzers geen gevaar loopen hun eigen zaak te bederven en die der school niet minder, door zelf aan leiding te geven tot 't ontstaan van een stand van lijders, die spoedig al niet minder te be klagen zullen zijn dan de minimum-lijders Het denkbeeld eener classificatie der hulp onderwijzers achten we voor 't overige uitmun tend. Dat een onervaren en immers doorgaans vrij onbekwaam jongmensch van achttien jaar 't zelfde traotement geniet ala*:eu geroutineerd, ervaren onderwijzer van vijf en twintig jaar of ouder is verkeerd, zoowel voor dejongelieden zelf als voor de school. Maar 't komt ons voor dat er, om tot betere toestanden te geraken, geheel andere middelen zullen moeten gezocht worden. In zekeren zin verwachten we clie verbetering ten laatste van zelf door den drang der omstandigheden, 't Feit dat dat van lieverlede de hulponderwijzers-nood zal toenemen en daarentegen 't getal der hoofd onderwijzers-titulair nu reeds veel te groot is voor de behoefte, is niet weg te redeneeren en moet den wetgever op middelen ter verbetering van dien onhoudbaren staat van zaken doen zinnen. Zoolang 't onderwijs een gemeente-zaak blijft, zien we evenwel niet ia hoe men tot afdoende verbetering komen moet't is immers niet slechts de vraagof de gemeentebesturen willen, maar of ze kunnen 'l Door 't onderwijs in allen deele tot een rijks-zaak te maken, zou men den weg kunnen openen tot een algeheele reorganisatie van 't onderwijzend personeel, b.v. op den voet van classificatie overeenkomstig den- aard en de grootte der scholen en der gemeenten. Van 't rijk uitgaande zou een grondige verbetering der traetementen mogelijk zijn, terwijl deze voor vele gemeenten op vast onoverkomelijke bezwaren afstuit. Doch ook al werd het lager onderwijs in dien zin tot een staats-zaak gemaakt, dan achten we toch 't scheppen van een hulponder wijzers-stand of wil men onderwijzers-stand of baatzuchtige tirannenanders ken ik er geen Haar oogen fonkeldenhaar lippen trokken zich samen en trilden daar gloeide een hel van hartstocht of een vuur van goddelijk zieleleven in deu boezem van die vrouw; wat was hetP „Corrilla! zeide ik ernstig en bewogen, ik geloof dat ik u begrijp; gij hebt vroeg in uw leven meer wijsheid, althans meer idéeu opgedaan dan de meeste vrouwen doorgaans ten deel vallengij hebt ook vroeg 't lijden leeren kennen; nadat gij Europa en baar verdorven instellingen ontvloden zijt, hebt gij hier een nieuwe wereld gevonden en tien jaren doorgebracht om uw illnziën na te jagen, om te zoeken wat gij, jonge maagd in uw gemoed voeldet opkomen als 't ideaal der bestemming van de vrouw, doch gij hebt 't niet gevonden; gij zoekt nog, en gij zult ;t niet vinden want gij zoekt het in de sfeer van 't zinnelijke leven alleen; een onverzadelijke hartstocht verteert u; ik beklaag u want gij kunt zóó niet anders dan u diep ongelukkig gevoelen te midden van al uw weelde. De geheele levensbeschouwing die hier wordt aange hangen is één groote leugen, een monster-dwaling en uw geest is te groot om dit niet te beseifen, terwijl nochtans uw trots ook te groot is om te bekennen dat deze levensbeschouwing' toch niets anders is dan leugen. Corrilla, vervolgde ik zacht, want ik aarzelde om naast dien der hoofdonderwijzers en zoo voldoende bezoldigd dat de wezenlijke belangen van 't on derwijs er op den duur niet onder lijden zouden, voor uiterst bezwaarlijk. Misschien zou dan een groote vermeerdering van 't getal scho len in verband tot een terugkeer naar 't o. i. te kwader uur verlaten kweekelingen- stelsel, nog goedkooper en in alle geval doel treffender uitkomen. STATEN-GENE8 AAL. De Tweede Kamer heeft in de afgeloopen week, met uitzondering van j.l. Zaterdag, enkel in de af- deelingen vergadering gehouden. Eerst de begrooting voor Nederlandsch In die, daarna die van den staat zijn onderzocht geworden, terwijl over het wetsontwerp van den heer van Houten, tot regeling van den arbeid der fabriekskinderen en invoering van den schoolplicht, rapport werd uitgebracht. Dit rapport luidt niet zeer gunstig, zooclat er alle vrees bestaat, dat het ontwerp niet tot wet verheven, en mogelijk, niet eens in be handeling gebracht zal worden. Van de beraadslagingen in de afdeelingen is overigens nog, niets bekend. Toch kan, afgaande op de namen der benoemde rapporteurs, de opmerking niet verzwegen worden, dat de conservatieve leden getrouwer de zittingen schijnen bij te wonen, dan de liberalen. Er zijn onder die rapporteurs meer anti-liberalen dan liberalen. Jl. Zaterdag is eene openbare vergadering gehouden en daarin werd, na onderzoek der geloofsbrieven, het nieuw benoemde lid uit Botterdam, de heer Mees, toegelaten. Vervolgens is de nominatie opgemaakt ter vervulling der vacature in den Hoogen Baad. Zij bestaat uit de heeren Mr. J. Heemskerk Az. oud-minister, oud-lid dei- kamer, oud raadsheer in het hof van Noord-Holland Mr. M. F. Lantsheer, raadsheer in het hof van Zeeland; Mr. I. Telting, raadsheer in het hof van Friesland Mr. N. F. van Nooten, raadsheer in het hof van Utrecht Mr. S. Tjaden Businann, president der arrond. rechtb. te Groningen. De commissie voor de verzoekschriften bracht rapport uit over eenige adressen, met de conclusie van welke rapporten de vergadering zich veveenigde waarna zij besloot heden (Dinsdag) midag ten 1 ure weder bijeen te komen tot behandeling der wetsontwerpentot verkoop eener zeewering de vereeniging der gemeenten Chavlois en Katendrecht; de onteigening voor den spoorweg TilburgNijmegen euz. Nog was ingekomen een kon. besluit bondende benoeming van den generaal-majoor Weitzel tot min. van oorlog. Het ministerie is alzoo voltallig, en ondanks voltallig, en ondanks het geschreeuw van het dagblad en zijne partij, is het aangevuld met een militair. De benoemde staat bekend als een kundig en-liberaal man. Hopen wij, dat hij de zware taak, die hem wacht, met energie zal vervullen. Binnenland. ZIEBIKZEE, 7 October 187 3. Zierikzee, 7 'Oct. Den 3 November a. s. zal 't vijf en twintig jaar geleden zijn dat de grondwet van 1848 met plechtigheid werd afgekondigd en een in veel opzichten nieuw tijdperk onzer staatsontwikkeling is aangevangen. Er zal wel niet veel van komen om dien dag met eenigen luister te vieren. Wij geven echter toch een denkbeeld aan dat wij wel wensclBen dat sympathie en uitvoering mocht er langen. Het is dit: de burgerij van Zierikzee biedt voor ditmaal reeds zoover te gaanlaat mij u eens openhartig een kleine idylle schetsen die mij den ge- heelen avond door 't hoofd heeft gespeeld en die ik droomde toen wij daar in den waggon zaten en naai de stad terug keerden. Luister, in den geest zag ik een schoon landschap in 't dalonder de schaduw van een paat hooge boomen stond een eenvoudige landelijke woning voor 't huisje was een grasperk en een lieve driejarige knaap speelde in 't gras een schoone jonge vrouw zat dicht bij hem over hem wakende en blijkbaar uitziende naar iemand die thuis komen moest. De neigende avondzon overstroomde 't stille landelijke tafereel met een zee van kleuren, in een der boomen zong een nachtegaal zijn lied, in de verte klonk 't avondklokje om uit te noodigen tot het gebed en te vermanen tot rust. Daar naderde zacht, hoewel met versnelden tred een man, jeugdig en fier, forsch ge bouwd en met de uitdrukking van zelfbewuste kracht maar ook tevredenheid en geluk op 't gebruinde gelaat. Het knaapje hem ziende huppelde hem tegemoet, ook de vrouw stond op en omhelsde hem vriendelijk lachend en terwijl die kleine groep daar een paar seconden zoo stond breidden engelen des vredes hun wieken over hen uit als om ze te beschutten tegen de verraderlijke schichten der theoriën over 't meer en minder, over 't ideale en onbereikbare. {Wordt vervolgd?)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 2