ZIEMKZEESCME COURANT voor het arrondis- >4?* seiaient Zierikzee. 1873. No. 77. Zaterdag 27 September. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. BEKENDMAKING. NA~DE CR1SSS. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENT IE N: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van I6 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever If. LAKENJIAN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee vestigen de aandacht van alle belanghebbenden op de voor schriften van het laatste lid van artikel 1 der Wet van den 34 December 4872 (Staatsblad no, 460) en van artikel 9 van het Koninklijk Besluit van den 4 September 4873 (Staatsblad no. 427), waarhij is bepaald: dat de ia gebruik zijnde WEEGWERKTUIGEN tot den 1 Januarij 1880 van den ijk zijn vr ij gesteld, doch allen VAN EEN BIJZONDER MERK MOETEN WORDEN VOORZIEN. Zij maken verder bekenddat tothetstem-pelen van genoemde Weegwerktiiigen door den heer IJker der maten, gewigten en weegwerktuigen in deze gemeente zitting zal worden gehouden in het ijklokaal op het Raadhuis, na den 45 October aanstaande tweemaal in de week, en wel des DONDERDAGS en VRIJDAGS van des voor middags negen, tot des namiddags een uur. Zierikzee, den 24 September 4873. De Burgemeester en Wethouders, v. CITTERS. De Secretaris, J. P. N. ERMERINS. Men zou meenen dat 11a de crisis de crisis uit is, de moeielijkliedeu opgelost, de hinder nissen die den loop der machine belemmerden, uit den weg geruimd zijn. Toch niet. Elke fatsoenlijke kabiuets-crisis bestaat, evenals alle goede dingen, in drieën. Zoo heeft ook deze crisis drie momentende voorbereiding of aanloop, de crisis zelf en de nabetrachting of nasleep. Thans zijn wij aan de nabetrachting. Nabe trachting in de kamers, nabetrachting vooral in de pers. Dit heet nu constitutioneel leven. Het kabinet is tengevolge van al den onder vonden tegenspoed demissionair gewordenaan de oppositie is 't opgedragen geweest een nieuw kabinet te vormen. Alles scheen te doen ver moeden dat er al een of zelfs meer combinatiën lang voorafin gereedheid waren gebracht; de campagne tegen 't kabinet had lang genoeg geduurd en de uitslag der verkiezingen stelde immers de oppositie in 't gelijk? En zie de tijd was te kort voor de oppositie om den buit, die haar overgelaten werd, te verdeelen; zij was onmachtig om te regeeren. Nu zou men zeggen dat zij zich, althans voorloopig, maar moest Deêrleggen bij 't geen zij zelf niet heeft knnnen veranderen, 't geen niet te ver anderen was. Niets daarvan, 't Lieve spel begint van voren af aan. De geest des interpelleerens is vaardig ge worden over de ongeduldigsten en meest telcur- gestelden van de anti-liberale partijen. Dit is wel te verklaren, ook wel te vergeven, waar bleef anders 't derde moment der tot dusver zoo fatsoenlijk verloopen crisis Maar was niet de meeste stof voor een interpellatie de vraag geweest: waarom is de oppositie niet bij machte geweest om een nieuw kabinet te vormen Op dit thema zou men leerzame discussiën hebben kunnen bouwen. En 't zou zoo heel dwaas niet geweest zijn, daar de discussiën bij gelegenheid der interpellatie Nier- strasz toch zoowat neêrkwamen op deze zelfde vraag. Men heeft immers niet onduidelijk het kabinet verweten dat men niet is kunnen slagen de heer Nierstrasz sprak zelfs van komedie. Dat alles heet nn constitutioneel leven. Het kabinet is gebleven; dit was de beste wijze van oplossing der crisis. Alle dingen kan men evenwel willekeurige buigingen en wendingen geven. Van daar 't denkbeeld door de heeren Heydenrijck en Haffmans aangegeven dat liet kabinet thans zou zijn een cabinet d'affaires of een voorloopig kabinet. Dit was een behendig gespannen strik, het ministerie is er niet ingeloopen zelfs redde de minister, van justitie zich met een zeer ter snede aangebrachte geestigheid. Maar toe te geven dat die heeren gelijk konden hebben, kou in den minister niet opkomen, en natuurlijk, want dat zou algeheele miskenning zijn van de feiten. Het ministerie heeft zijn positie gehandhaafd, nadat de onmacht der oppositie was geconstateerd, 't heeft dus een overwinning behaald; van voorloopigheid kan geen sprake zijn. De minister was echter parlementair en tevens hoffelijk genoeg om den lieer Haffmans den troost mede te geven dat het ministerie te allen tijde bereid zou zijn weg to gaan als een aaneengesloten meerderheid zou ontstaan zijn, die tevens homogeen genoeg zou zijn Oin uit haar boezem een kabinet te formeeren dat eenige levensvatbaarheid kon bezitten. Dit zou trouwens toch waar zijn al had de minister het ook niet gezegddoch 't was niet onduidelijk gericht aan 't adres van die enkele ongeduldigen, die 't feit nog niet willen erkennen dat 't ministerie toch wer kelijk de overwinning heeft behaald. Wat is er echter aan van die uitzichten der oppositie op aaneensluiting en homogeneïteit Wij verwachten daar niet veel van. Er is ontevredenheid en wrok genoeg over de mis lukking hij de oppositie, doch 't feit dier mis lukking was een rêchtstreekseb gevolg van dat gebrek aau eenheid en samenhang, waarop de minister zoo wel te pas heeft gewezen. De pers der oppositie is vrij eenstemmig om te adviseeren tot koppige volharding in den tegenstand, tot verwerping van alle begrootingen, tot afstemming van iedere wet, die 't ministerie mocht voorbrengen. Maar dit alles zegt nog niet veel; het getuigt alleen van 't slechte geheugen en van de geringe beginselvastheid dier organen. Is 't niet juist de heer Groen geweest, die zoo nadrukkelijk de leer heeft verkondigd, dat het niet geoorloofd, dat het immoreel is een wet te verwerpen 0111 redenen buiten die wet gelegen? Ongeoorloofd, immo- Fantasie door W E R T H E R. XXXIII. De toekomst! Ach ja, ik herinner 't mij nog hoe ik mij daarmede altoos bezighield van 't oogenblik af dat ik zelfbewustheid verkregen heb, ja is niet miju zelfbewustheid aangevangen met dat staren en verlangen naar 't geen voor mij en boven mij was p Ik herinner 't mij nog zoo goed hoe ik in vuur, in overspanning geraakte toen miju tante, die een vrome vrouw was op hare manier, mij 't eerst gesproken had over de onzienlijke dingen, over God en de engelen en den hemel en den duivel en de hel. De goede vrouw vermoedde vast niet hoeveel venijn ze in mijn ontvankelijk gemoed uitstortte met haar mystiek ge babbel. Zij vertelde mij van God en van al de an dere hemelsche personages en dan liet zij ze mij zien in een boek een oud familiestuk en ik werd bang. En den duivel en de hel en het vagevuur liet ze mij ook zien in dat zelfde boek en dan werd ik nog banger, en als zij mij naar bed gebracht had en weggegaan was met het licht, dan kroop ik onder 't dek en sidderde van vreeze voor God en de engelen en alle heiligen en voor den duivel en voor alles wat in dat oude boek te zien wasen ik dacht in mijn naïveteit: o, laat ze toch allemaal maar in dat boek blijven bij tante op de tafel, laat ik ze toch maar niet zien! Maar dan wendde ik mij huiverend om en verborg 't gelaat in 't kussen en dan zag ik ze, in allerlei vormen, draaiende en dansende, verdwijnende en weder opkomende. Alleen de zoete slaap redde mij uit den angst dier visioenen. Geheel anders gevoelde ik mij daarentegen als ik dan 's morgens alleen in onzen grooten tuin mocht gaan spelen. O, dat weet ik nog zoo goed, dan zag ik andere dingen Dan zag ikdedauwdroppcltjes aan de blaadjes en bloemen als kleine spiegeltjes 't heerlijke aangezicht van onzen heerlijken Italiaanschen hemel wederkaatsen, honderdvoud, duizendvoud, 't was alles hemelEn de versch ontloken bloemen met haar vriendelijke gezichtjes en haar zoete geuren en de schoone bonte vlinders die vroolijk rondfladderden als vliegende bloemen. Ik benijdde ze haast want zij waren zoo gelukkig dat ze niet in tantes oude boek gekeken hadden en al die akelige verhalen van bloed en dood en hel en verdoemenis, niet hadden moeten aanhooren. Doch- die donkere wolk dreef weer over en ook ik gevoelde mij gelukkig want overal waar ik zag daar zag ik licht en leven, geluk en heerlijkheid. Eu dan twijfelde ik aau tantes vertellingen en dacht: al die akelige dingen zijn maar alleen iu tantes boek, maar hier zijn ze niet. En hoe meer ik in mijn eenzaam rondzwerven door onzen tuin met de natuur kennismaakte - want men liet mij uren achtereen maar begaan omdat ik zoet was in den tuin en hoe meer ik de bloemen en de vlinders, de vogels en de wolkjes in de blauwe lucht tot mijn speelgenooten maakte en met hen alleen redeneerde, hoe meer ik een 011 verzoen lijken afkeer kreeg van alle mystiekerij die de menschen uit oude boeken halen om elkander schrik en vrees aan te jagen. Zoo ben ik een ongeloovige geworden heeft men later van mij gezegddoch ik weet wel beter, vooral nu. De trein hield stil; wij waren aangekomen. Corrilla richtte zich op; de gouden stralen der ondergaande zonneschijf wierpen een wonderbaarlijken glans over haar bleek gelaat, in haar oogen gloorde als een afschijnsel van een rijk gemoedsleven. Zwijgend vergezelde ik haar naar hare woning. Om geen leemte te laten in 't verhaal van dezen dag en tot geruststelling der prozamenschcn en tevens om de recensenten niet nog meer vat op mij te geven dan zij nu reeds hebbendoor andere fouten in den

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1