ZII'IHKmSfiBB COURANT. voor het arrondis- semeit Zteriluee. 1873. No. 71. Zaterdag 8 September. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uillet o n. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1F r a 11 c 0 per post ƒ1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave In te zenden aan den uitgever II. EAKEXJIAX. Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. .S i Tl TOESTAK O. I. Het is thans het drukke seizoen voor de „particuliere correspondenten" der dagbladen. Tegenwoordig heeft elk dagblad dat een beetje wil beteekenen zijn particulieren correspondent in de residentie. Zulk een persoon is voor een dagblad veel waard; de redactie weet dan precies wat er in de intieme kringen der resi dentie omgaat, zoo aan 't hof als bij de mi nisters en in de particuliere vertrekken der kamerleden. Zoodoende zijn er geen geheimen meer en niet te verwonderen is 't, dat in dagen van crisis de met een particulieren correspondent gezegende dagbladen zoo dikwijls als zij ver schijnen hun lezers nauwkeurig kunnen opgeven hoe de zaken staan. Wij moeten tot onze schaamte bekennen, dat we nog niet zoo ver gevorderd zijn van er een of meer particuliere correspondenten op na te kunnen houden't kan er nog' niet op. overschieten. We hebben echter indertijd gedurende eenige jaren 't genoegen gehad inwoner der residentie te zijn en toen nog al gelegenheid gehad om na te gaan wie al zoo particuliere correspon denten zijn en hoe er naast de politiek nog een heel bijzondere soort wordt uitgeoefend, die men lakeien- en stalbokken-politiek zou kunnen noemen, en we hebben wel eens ge dacht of de meeste particuliere correspondentien niet voortkomen juist uit dezen bijzonderen politieleen kring. Ondertusschen willen we ook wel er bijvoegen dat, naar onze meening, al die lakeien- en stalbokken-indiscreties zoo weinig waarde bebben /dat we niet begrijpen kunnen hoe zoo menig dagblad er zijn lezers mee durft foppen. Wat heeft het publiek aan al die residentie praatjes? Zoo nog de publieke belangstelling in onze hoogste aangelegenheden groot en algemeen ware, men zou er vrede meê kunnen hebben dat men ging leven op geruchten en praatjesdoch die belangstelling is verre van algemeen en zij die wel belangstelling gevoelen, worden niets wijzer van al die ongegronde geruchten van welke 't eene al dwazer is dan 't andere. Zou er niet meer vrncht te wachten zijn van een eenvoudige zoo objectief mogelijke rekenschap van den tegenwoordigen staat van zaken? 't Is wel zeer moeielijk deze reken schap met juistheid te geven, doch als ieder daartoe 't zijne bijbracht, zou 't wel gaan en 't zou tevens misschieu de beste voorbereiding' wezen voor een zekere toenadering der partijen, niet uit goedgunstigheid, maar uit noodzakelijk heid, die voor alles heilzaam zou zijn. Wanneer 't toch een feit mocht zijn dat èn de partijen èn onze geheele staatsmachine op een geheel verkeerd standpunt staan, dan ware er reeds veel gewonnen als men dit kwam te beseffen. Wanneer we geen grondwet hadden, wanneer niet, in grove omtrekken en fondamenteele be ginselen, 't karakter van onzen staatsvorm was uitgedrukt, dan zou de eenige weg zijn 't vogue la galère\ want dan was de toestand van 't oogenblik ook de wettige en zij, die dien toestand door bun invloed, hun drijven of hun behendigheid naar hun zin veranderden en be werkten, waren eenigszins in hun recht; 't zou dan zijnde slimste is de baas, mogelijk werd het aldra de sterkste heerscht. Maar we bezitten gelukkig een grondwet, en al wordt de geest dier wet niet altoos ge trouw in 't oog gehouden, die wet is ons toch een zekere waarborg, dat de geheele machine niet wordt overgeleverd aan de grillen van hen, die door 't toeval een oogenblik aan de hefbootnen komen te staan of zich geroepeu aehten in de machinekamer als machtkebbeudeu te handelen. Daar zijn tegenwoordig vier partijen in 't land, twee politieke de liberalen en de conservatieven en twee elericalede anti-revolutionairen en de ultramontaneu. We hebben meermalen ge zegd dat 't 0. i. goed is dat er partgen zijn doch niet „omdat" ze er zijn, maar omdat ze wel niet uit kunnen blijven in een staat waar een vonkje staatkundig leven gloort. Voor 't overige zijn de partijen een zeer onderge schikte zaak en kunnen zij, kwalijk begrepen, een groot kwaad zijn. We willen aannemen dat, op zeer enkele uitzonderingen na, de personen om welke de partijen draaien, de eigenlijke partijmannen, de openbare of geheime leiders der partijen, eerlijke mannen zijn, die 't goed meeuen met het vaderland en daarom willen we persoonlijk niemand veroordeelen of gering aehten, omdat hij tot deze of die partij behoort. Maar de eerlijkheid der personeu is geenszins genoeg want doorgaans gaan de personen op in de partijen en van deze laatsten kunnen we vol strekt niet zeggen dat we ze allen gelijkelijk aehten en eerlijk noemen. Een partij is de uitdrukking van een richting, zooveel partijen zooveel richtingen. Waar nu, zooals bij ons, een constitutie bestaat, die een onmiskenbaar karakter draagt, dat gemakkelijk objectief te omschrijven is, uit welk karakter of wezen der constitutie in hoofdtrekken den te bewandelen weg der staatsontwikkeling zeer klaar en on dubbelzinnig is af te leiden en uit te bakenen, daar is 't duidelijk dat niet alle richtingen de ware en constitutioneele zijn kunnen. Integendeel is 't een niet te loochenen feit, dat sommige richtingen en bijgevolg sommige partijen bepaald on-constituneel of liever anti constitutioneel zijn. Wij rekenen onder deze Fantasie door W E E T H E R. XXVIL Samenwoning van mannen en vrouwen lvad niet plaats; wel schenen sommige manspersonen nu en clan tijdelijk uit logeeren te gaan, doch ik kan dit geen samenwoning noemen. Deze toestand was ongetwijfeld de consequentie van 't beginsel der vrije liefde nadat men 'tslavenjuk des huwelijks had afgeschud. Deze staat van zaken, hoewel schijnbaar en voor 't Ruiterlijke volkomen in orde, had echter blijkbaar zoo veel tegen zich dat ik spoedig ontwaarde hoeveel kiemen van gisting, hoeveel redenen van ontevreden heid ja van walging er aanwezig waren. Ik zal lager gelegenheid hebben hieromtrent meer uitvoerig te zijn. Thans wil ik een punt aanroeren dat vooral mijn belangstelling had opgewekt. Het had zeer mijn aandacht getrokken dat ik nergens kinderen zag. Dit maakte op mij een onbeschrijfelijk zonderlingen en pijnlijken indruk. Op straat behoefde ik niet voor de kleinen uit den weg te gaanook hoorde ik daar niet hun luidruchtig gezang, noch htm tierend spel; in geen enkel huis zag ik kinderen. Dat aardige volkje, die kleine menschenwereld, dat zonninge waas over 't proza der huiselijken levens, die gloed die //zelfs de naakte beedlaavshut verguldt" gelijk de Duitsche dichter zegt en Ten Kate hern heeft nagezongen, nergens was 't te vinden. Dit veroorzaakte een ledig, een gemis dat mij zwaar viel. Niet dat ik mij .nu wil uitgeven voor zulk een sentimeel liefhebber van kinderen; ik ken er 'tvddr en 't tegen wel van en dweep zelfs niet met al die kleine engeltjes, al mag ik ook graag ferine jongens en aardige, snoeperige meisjes lijden. Maar toch dat er kinderen zijn en niet enkel groote raenschen en vooral dat die kinderen om ons en overal zijn, in paleis en stulp, op straat en in de school, in de stad en op 't vrije veld en overal, dat acht ik een zaak van groote waarde. Die kinderwereld is mij een beeld der hope, een beeld der eeuwigheid, ja in zekeren zin is mij 't kindervolkje toch een engelenvolkje en mankt 't een soort van schakel uit tusschen mij en mijn God. Welnu dien schakel miste ik hier en ik vond dat dit een groote leemte was, een wonde in 't lichaam dezer maatschappij en wel een wonde waaraan zij moest doodbloeden. Hier en daar had ik al gevraagdzijn hier geen kinderen? Worden hier geen kinderen geboren of zijn ze allen dood? En, vreemd genoeg, 't antwoord op mijn vragen was een glimlach soms, ook wel eens een blos op de kaken van haar wie ik deze vragen deed, een enkele maal een zucht of een verholen traan die behendig werd weggepinkt. Ik moest daar meer van weten en begaf mij met opzet op zekeren dag naar Mevrouw Sarah, wie ik al aanstonds mijn bezwaar voor de voeten legde. //Ja, zeide deze, er zijn in onzen staat wel kin deren; doch er zijn er niet veel en zij zijn niet hier in de stad." Meer was er niet noodig om mijn nieuwsgierigheid nog meer te prikkelen. Ik verzocht haar mij omtrent dit voor mij Europeaan zoo belangrijk onderwerp zoo veel mogelijk in te lichten. Aanvankelijk scheen ze van uitvoerige mededeeli 11 gen niet veel te willen weten, doch 'tgelukte mij evenwel haar aan 't spreken te krijgen. Ziehier wat ze mij 0. a. vertelde z/In den eersten tijd der opkomst van onzen staat, zeide zij, nu een groote halve eeuw geleden, waren hier geen kinderen en was 't niet te voorzien dat zij er ooit komen zouden. De kinderen toch zijn een der zwaarste slavenboeien die de Europeesche maatschappij de vrouw heeft aangeklonken, en door onze groote voorgangsters begonnen met alle slavenboeien af te

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1