ZIERIKZEESCIIE COERMT. voor liet arrondis- Npmcnt ZierikKce. 1873. No. 70. Woensdag 3 September. 76ste jaargang NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post f 1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PB IJS DER ADVEBTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, G-ebo or te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukken, de reductie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENIIAV. BEK ENBMAK ING. Patenten. De BURGEMEESTER van Zierikzee verwittigt de belang hebbenden, dat de patentbladen voor het loopend dienstjaar en die van het 1ste kwartaal van hetzelfde dienstjaar, ter Secretarie zullen worden uitgegeven van Maandag den 1 sten tol en met Zaturdag den Gden September e. k. De patentpligtige ingezetenen worden derhalve uitgenoodigd, om in persoon hun patentblad te komen afhalen, zullende aan hen, die hierin nalatig mogten blijven, het patentblad worden te huis bezorgd door den Deurwaarder der Directe Belastingen, tegen betaling van 10 cent voor elk onafge haald patentblad, ingevolge de wet. Zierikzee, den 29 Augustus 1873. De Burgemeester voornoemd v. CITTERS. BEKENDMAKING. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen ter kennis van de ingezetenen dat de lijst der inwoners dezer gemeente, die voor het verleenen van inkwartiering en onderhoud in aanmerking komen, door hen is herzien en op heden vastgesteld voorts dat die lijst wordt aangeplakt en van heden af gedurende veertien dagen op de Secretarie dezer gemeente voor eon ieder ter inzage zal nederliggen. Zierikzee, den 1 September 1873. De Burgemeester en Wethouders v. CITTERS. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. KENNXSG-EYIING. Opening der Jagt op klein Wild. DE COMMISSARIS DES KONINGS IN DE PROVINCIE ZBELAND Gezien het besluit van hoeren Gedeputeerde Staten, de dato 22 Augustus 1873, no. 133 Gelet op art. 11 der wet van den 13den Junij 1857 (Staatsblad no. 87) maakt bekend, dat de opening der jagt op klein wild in deze proAincie, is bepaapl op Zaturdag den 6den September aanstaande voorts, dat de korte jagt dagelijks, met uitzondering van den Zondag, en de lange jagt op den Maandag, Woensdag en Zaturdag van iedere week, alsmede op de vier dagen, voorafgaande aan de sluiting der jagt, zal geoorloofd zijn. Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad geplaatst en afdrukken zullen, in planoaan de gemeentebesturen ter aanplakking gezonden worden. Middelburg, den 25 Augustus 1873. De Commissaris des Konings voornoemd R. W. van LIJNDEN EARBAYRSCHHEID Als een scherpe tegenstelling' van onze zoo hooggeroemde beschaving, als een grof démenti van de bewering dat die beschaving zooveel verfijning, ja verwijfdheid en wckelijkheid heeft veroorzaakt, vallen er nu en dan sporen van barbaarschheid waar te nemen die ons met schaamte in plaats van met trots moeten vervullen. Zulk een barbaarschheid noemen wij 't duel. 't Duel is een schandvlek op onze publieke ze delijkheid 't is een van de brutaalste protesten tegen de afschaffing der doodstraf. Een paar dagen geleden hebben twee Bel gische officieren geduelleerd onder de gemeente Putten dicht aan de grenzen. De een, een kapitein der artillerie, werd door den ander doodgeschoten. Dit geschiedde in bijzijn van vier getuigen, mede officieren, 's morgens te 9 ure, in 't veld onder Gods blauwen bemel en dit geschiedde om den wille van de eer Wat mag toch die militaire eer wel voor een mouster zijn, dat zij zoo menigmaal bloed vergt en zoo menigmaal fatsoenlijke welopgevoede mannen, overigens brave soldaten en goede kameraden, tot opzettelijke moordenaars maakt Van ruwe, ongetogen menscben kunnen we 't begrijpen dat zij in drift of opgewondenheid er toe komen elkander met vuisten te slaan, 't zij om hun argumenten kracht bij te zetten als de tong 't niet alleen afkan, 't zij om een beleediging te wreken. Maar wat te denken van welopgevoede, be schaafde mannen, van officieren die hun leven aan den dienst van het Vaderland hebben ver pand en dit met hun eed bevestigd, als zij om een nietige reden, meestal een niet noemenswaardige kleinigheid, één woord soms, elkander uitdagen en dan in koelen bloede er op uitgaan om te zien wie behendig genoeg is in 't plegen van een moordDat mannen, die dagelijks een sabel dragen, in drift van dit wapen een onge past gebruik maken is nog te verklaren, nog te vergoelijken zelfs doch daags na den twist, 's morgens vroeg, dus nuchteren en koel, uit- tegaau om te vechten op leven en dood, is af schuwelijk wel zoo afschuwelijk als moorden om te kunnen stelen of den diefstal te bedekken. Een wonderlijk begrip dié militaire eerof liever dat soort van eer, wat bij voorkeur met degen of pistool gehandhaafd wil worden 't Tweegevecht is een barbaarschheid die zich niet alleen niet meer laat verdedigen maar die men zelfs te nauwernood kan begrijpen. Bij de classieke volken was 't onbekend, zoolang ze 't niet als een besmettelijke kwaal hadden onvergenomen van de bloeddorstige kinderen van 't noorden. Daar, in de nevelachtige stre ken waar de Noordscke mythologie werd gedicht, een leer van bloed en tranen, daar werd ook die oorlog tusschen twee enkele personen uit gevonden. Maar hoe is 't te verklaren dat dit monsterachtige begrip nog leeft en er nog maar niet uit wil, inzonderheid niet bij de militairen Dat in de meeste beschaafde landen 't duel verboden is en met straf wordt bedreigd heeft wel de duels in aantal verminderd, doch niet 't kwaad uitgeroeid. Wij zijn tegenstanders van onteerende straffen maar zoo we deze nog zouden kunnen dulden, 't zou wezen om ze toe te passen op de duel listen eu niet minder op de getuigen. De ge tuigen in zulke schandelijke eerezaken verdienen even strenge straf als de partijen zelf, want ze zijn medeplichtigen. In plaats van de zaken bij te leggen en partij tot verzoening te bewegen leenen zij de hand aan den moord, laden zij de wapenen om mede te moorden. Slechts door toepassing van strenge en ont eerende straf achten we 't mogelijk de duels af te schaffen en de monster-eer die naar vrien- denbloed dorst, te dooden, door ze te brand- merken als schandelijke barbaarschheid. Een reisje naar Emancipatoria, Fantasie door W E R T H E R. XXYI. Ik besteedde 't grootste gedeelte van mijn tijd, gedurende de eerste dagen en weken van mijn verblijf, met wandelingen door de stad en 't bezoeken van openbare inrichtingen. Op deze wandelingen vond ik telkens gelegenheid veel belangrijks op te merken aan gaande den toestand der samenleving in Emaucipatoria. In 't oog valleud waren mij vooral de bewijzen van de algemeene welvaart die hier heerscht. Armoedige, morsige straten met onaanzienlijke huizen, zooals die in al onze groote steden gevonden worden, merkte ik niet op ook zag ik geen arme lieden. Welke zedelijke gebreken en uitwassen deze maatschappij ook mochten ontsieren, stoffelijke welvaart scheen er niet te ontbreken, ja zelfs leverden de talrijke prachtige hotels en aanzienlijke woningen zooveel bewijzen van rijkdom en overvloed dat ik mij daar niet genoeg over kon verbazen. Ik moet evenwel in 't midden laten of deze hooge trap van stoffelijke welvaart voornamelijk een gevolg was van de natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen des lands, of van 't genie der vrouw, dat dan 't genie van den man zou moeten overtreffen, dan wel of 't een gevolg was van den vooruitgang van een eeuw, want 'twas nu 1973, of eindelijk omdat een samenloop van veranderde verhoudingen en omstandigheden tot deze- uitkomst geleid had. Over 't algemeen viel een zekere mate van hoogere uitwendige beschaving alom op te merken. Er heerschte een geest van fatsoenlijkheid, van zekere voornaamheid overal waar ik kwamdat was zelfs in de straten en op alle openbare plaatsen in 't oog vallend. Nergens stiet 'toog op zulke tooneelen van ruwheid, ongebondenheid en gemeenheid die in Europa, en niet 't minst in de deftige Nederlandsche steden, soms zulk een pijnlijken indruk maken. Men behoefde hier niet te vragen of men zich wel onder beschaafde menschen bevond, gelijk men dit bij ons waarlijk nu en dan wel eens geneigd zou zijn te vragen en te betwijfelen. Ik zag daar markt-drukte zonder gemeenheidgroote ophoopingen van volk zonder geschreeuw; gebruik van lastdieren en vervoer van vee zonder ruwe mishande ling. Het kwam mij voor dat dit wel de vrucht moest wezen van den veredelenden en verzachtenden invloed der vrouw op 't volksleven. Toch woonde ik wel eens luidruchtige scènes bij dat was op de publieke uitspanningsplaatsen, doch daar waren 't dan ook mannelijke dienstboden en arbeiders en ook onder hen ging men toch niet buiten de grenzen der gepaste vroolijkheid. Uitwendig kwam mij alles dus voortreffelijk voor doch naarmate ik meer doordrong in 't inwendige dezer zonderlinge maatschappij, werd mijn "oordeel aan merkelij k gewijzigd Het huiselijk leven was zoo geheel anders dan'tin onze steden is, dat ik eenigen tijd uoodig had om daaromtrent goed op de hoogte te komen. De rijke vrouwen en zij die ruime uitkomsten ge noten uit den post of de betrekkiug die zij bekleedden, of uit haar nijverheids—onderneming, hadden een eigen huishouding; vele bejaarde vrouwen van allerlei stand leefden ook op zichzelven. De meeste jonge of onbe middelde vrouwen echter woonden in een soort van hotels-garnis, met of zonder gemeenschappelijke tafel en conversatie-zaal. Zeer algemeen waren de eethuizen of restauraties in zwang. De mannelijke bevolking woonde nagenoeg uitsluitend in kosthuizen, voor zoover zij niet tot den stand der huisbedienden behoorde. Enkele, zeer enkele heeren bewoonden kamers voor zich alleen en geen enkel geval is mij bekend geworden van iemand van 't mannelijk geslacht, die een volledige eigen huishouding had. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1