Z1ERIKZEESCHE COURANT. 1873. No. 68. Woensdag1 27 Augustus. 76ste jaargang. Feuilleton. B e k e n cl m a k I n g. MAATSCHAPPELIJKE DEUGDEN. Een reisje naar Emancipatoria, De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zi wik zee maken bekend, dat JOHANNES VAN DEN BOUT, wonende in deze gemeente, vergunning heeft gevraagd om eene S L A G E R IJ op te rigten in het gebouw, staande in de Hooge Molenstraat, wijk A, no. 294, lead, bekend sectie A, No. 521 en dat de informatiën de commodo et incomrnodo betreffende dit verzoek zullen worden gehouden op Woens dag den 27 Augustus aanstaande, te 12'/2 uur des na middags, in de gewone vergaderkamer van het Bestuur, ten Raadhuize; zullende allen, die tegen dat verzoek be zwaren mogten willen inbrengen, alsdan in de gelegenheid zijn om in hun belang te worden gehoord. Zferikzee, den 20 Augustus 1873. De Burgemeester en Weihouders, v. CITTERS. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. (Geduld.) „Geduld is zulk een sehoone zaak," eu bij iedereen als zoodanig bekend, dat ik niets behoef te zeggen om bet geduld onder de maat schappelijke deugden een plaats te bezorgen. Het geduld is wel een der meest practische deugden; ieder oogenblik komt zij in 't maat schappelijk leven te pas en haar beoefenaar behoeft niet met haar in den zak te loopen zonder te weten of ze hem ooit zal dienstig zijn, gelijk dit met sommige in de studeer kamer uitgedachte casuïstische deugden en voortreffelijkheden wel eens 't geval zijn kan. Ja, wat meer is, doorgaans heeft men in de practijk des levens zijn voorraad geduld zoo spoedig uitgeput, dat men niet weet waar alles gebleven is. En toch beweert ieder altoos veel geduld te hebben, althans veel geduld te gebruiken, en om iets te kunnen gebruiken moet men 't toch eerst in zijn bezit of te zijner beschikking hebben. Om de goede orde mijner beschouwing te bewaren zal ik onderscheid maken tusschen geduld en geduld, want er is velerlei van die deugd, 't Is met 't geduld al weer als met de liberaliteit; 't is eerder een heele familie van deugden dan een enkele op zickzelfstaande. Trouwens 't is bekend hoe moeielijk 't is de een of andere deugd zuiver te verkrijgen't gaat in de chemie nog gemakkelijker de be- standdeelen van ons menschelijk corpus allen afzonderlijk in potjes en fleschj es te verzamelen, dan den zedelijken mensch te ontbinden in zooveel of zooveel deugden, goede hoedanig heden, hebbelijkheden enz. We kunnen echter toch wel eenige onder scheiding maken, voornamelijk gegrond op de eigenaardige wijze, waarop 't geduld zich openbaart. Zoo vertoont het zich als 't tegengestelde van drift en overhaasting. Deze soort van geduld is van zeer uitgestrekte toepassing, doch niet ieder bezit er veel van; zij schijnt zelfs radicalen eu doctrinairen, in algemeenen zoowel als bijzonderen zin, geheel vreemd te zijn. Zij is dan miskend en verdrongen door consequentie, vastberadenheid, stoutheid of een van die deugden, onder welke namen wel eens geheel andere eigenschappen voor goede munt worden uitgegeven. Dan doet het zich voor als meêgaandheid, als goedwilligheid als een bijzondere soort van verdraagzaamheid door welke we ons ontfermen over degenen die minder zijn dan wij in kennis, ontwikkeling, beschaving, zedelijkheid, stand of rang. Deze soort van geduld heeft wel iets van lankmoedigheid zij komt zeer menigvuldig, haast ieder oogenblik te pas en naarmate een mensch, in welk opzicht ook, een verhevener positie bekleedt zal hij haar ook telkens meer noodig hebben, doch, ter vergoeding voor de moeite, er ook woeker mee kunnen doen. Nog doet zij zich voor als berusting, en af wachting. Soms is zij in dezen vorm wel ietwat verdacht, vooral in de politiek en ik moet ook toegeven dat daarin wel eens zakke- righeid, lamlendigheid, angstvalligheid en gemis aan initiatief voor geduld worden uitgegeven. Een andere soort komt te pas in den handel en kan daar zeer nuttig zijn, aangezien zij het lastige en onaangename van 't wachten naar betaling en afdoening van zaken zoo al niet geheel dan toch eenigszins kan verzachten. Eindelijk, want ze allen aan te stippen is niet mogelijk, noem ik nog die soort van ge duld, welke men nationaal geduld zou kunnen noemen. Dit is een soort, waarmede men zeer voorzichtig moet omgaan; want in sommige gevallen kan men er niet te veel van hebben en in andere ontaardt ze zoo licht in slaperig heid, jansaliegeest en akelig phlegma. Men zou ook zeer geschikt op 't etiquet van deze ontaarde deugd kunnen schrijven„bedorven geduld" men vindt er nog maar al te veel van in Ne derland eu misschien meer nog in Nederlandsch Indie, waar zij slijmgasterij heet. „Geduld is zulk een sehoone zaak" dat ik iedereen wel een onuitputtelijken voorraad er van zou willen toewenschen, nl. van 't beste gehalte uit iedere soort. Doch deze wensch zou ijdel zijn als zoovelen wenschen. Want steeds kan men opmerken dat ieder op zijn manier „geduld gebruikt" en doorgaans is zijn voorraad dan al verbruikt als men hem in zijn doen wat van nabij gadeslaat. Het ergste kwaad is als iemand „zijn geduld verliest," en hierbij doet zich de opmerkelijke bijzonderheid voor dat zoo iemand eigenlijk nooit een greintje geduld bezit of bezeten heeft en alleen om met goed fatsoen van u af te komeq vertelt dat hij zijn geduld verloren heeft. Aardig is ook de omstandigheid dat zoo iemand ieder oogenblik ziju geduld verliest, juist telkens als hij 't van noode heeft. Niettemin mag ik toch mijn medeburgers en medemenschen wel wat geduld toewenschen. Zoo zeg ik dan om te beginnen tot de radi calen in ons landje, dat ondertusschen uit ziju aard weinig aan 't radicalisme doet, hebt maar geduldGij ineent 't mogelijk wel goed, maar door uw gebrek aan geduld wordt uw drijven overdrij ven en als men u maar liet begaan zou 't geweld worden. Geduld maar't Uiterste van liberalisme dat gij aanhangt kan de groote hoop onmogelijk vatten noch bevatten, maar omdat 't toch zijn nut heeft dat de uitsterste omtrekken scherp geteekend ziju, mag ik wel lijden dat er een klein hoopje een klein kud- deken, zou de Standaard zoggen van radi calen is, als ze maar geduldig zijn. Hebt geduldroep ik ook toe aan de doctrinairen, aan de mannen van de consequente theorie, aan de stijfkoppen die 't onderste uit de kan willen hebben. Kunt gij vergen dat gewone menschen, die in den regel de inconsequentie zelf zijn, op eens zullen staan en strijden voor eenig idee? Hebt daarom geduld met hen en gaat te rade met tijden en omstandigheden. Ook de Anti-revolutionaire partij wensch ik van harte geduld toe en lankmoedigheid en zachtmoedigheid en nederigheid. Een paar dagen geleden heeft deze partij juist den volke ver kondigd dat zij een nieuwen, grooten voorraad van geduld had opgedaan om dien te gebruiken tegen het ministerie en tegen de liberale partij volgens den daarvan opgemaakten staat moet die voorraad berekend zijn om te strekken tot na de „beëindiging" van den oorlog met Atehin, dus tot de thans regeerende mannen schoon schip zullen gemaakt en den boel opgeredderd hebben, om alsdan de heeren anti revolutionairen met alle staatsie te kunnen opwachten op het dek. Ik weet 't niet, mogelijk is 't een booze gedachte van mij, doch ik vermoed haast dat er niets aaD is van dien iuslag van geduld en dat integendeel 't geduld dier partij nagenoeg Ik was dus eenigermate gewapend tegen sommige verzoekingen, waarin ik wel vermoeden kon dat ik misschien zou geraken. Doch 'tis daarmede als met den krijgsmoed menigeen voelde daags vóór den slag ziju bloed opbruisen van martialiteit en nam zich voor wonderen van stoutheid te verrichten, die in den slag een st.il schietgebedje loosde: och, was ik maar bij moeder thuis! Zoo was 't eenigerrnate met mij. Ik had mij laten medenemen en nu zat ik eigenlijk met mijn positie in de war. Nu weet ik wel dat menig ervaren romanlezer hier de schouders zal op halen over mijn naïeveteit en bij zich zelf zal zeggen als ik in uw plaats geweest was dan had ik wel ge weten wat mij te doen stond. Maar dat is goed praten, als men romantisch van aard is gaat dat van zelf, doch ik zie in 't leven geen roman, allerminst een serie van novelletjes. Ik heb den tijd wel gehad, dat ik in die dwaling verkeerde; als men achttien a twintig jaar is, dan is men verzot op romans, en op al wat maar romantisch lijkt; men is dan zelf zoo'n soort romanheld of heldin en leest en dicht in 't leven wat men wil. Nu komen sommigen als spoedig tot meer ernstige en degelijke lectuur, zij die ook niet zoo aantrekkelijk, en anderen blijven in de romantische periode zoo lang de warmtegraad van hun bloed 't maar toelaat. Ik nu tel mij gaarne onder de eersten. Fantasie door W E R T H E R. XXIY. 't Was wel te zien dat zij ongemeen rijk moest wezen. Overal blonk weelderige pracht mij tegen. Na de marmeren vestibule doorgegaan te zijn volgde ik Corrilla door een groote zaal en daarna door een gang die ons bracht in een ruime oranjerie. Deze serre maakte de verbinding uit met een afzonderlijk gebouw, dat achter de villa gelegen was en waarin zich Corrilla's bijzondere vertrekken bevonden. Ik wist eerst niet wat ik denken moest, want 't was mij haast alsof wij ons nog altoos in de nevenvertrekken der balzaal bevondende overeenkomst was treffend, doch scheen slechts toevallig te zijn. Eindelijk hadden we 't doel van de lange wandeling bereikt; Corrilla opende een deur van gekleurd glas en trad binnen. Overal was overvloedig licht doch 't werd door mat glas en gekleurde ballons verzacht en dit zachte licht werkte too verachtig schoon op al 't frissche groen en de weelderige pracht van dit lustverblijf. Er stond een souper gereed; doch mijn gastvrouw scheen dat niet op te merken. Zij wierp haar sluier af, nam plaats op een sofa en zeide z/Laat ons nu nog wat pratendaar is wijn, daar staan sigaren, doe alsof ge thuis zijt bij een vriend." Ik roerde echter niets aan met den hoed in de hand stond ik daar en voor 't eerste viel 't mij nu in 't oog, hoe schoon, hoe betooverend schoon Corrilla was. Zoo als ze daar zat, in een ongekunstelde, half liggende houding, in dat prachtige vertrek, zacht be straald door 't kunstig getemperde licht scheen ze een godin gelijk uit de sprookjes-wereld. Zij had de sehoone zwarte oogen geloten een wijle althans de lange wimpers wierpen donkere schaduwen over haar gelaat, gitzwarte lokten omgolfden hals en schouders, een hand, blank als albast, steunde 't ter zijde neigende hoofd de andere gleed achteloos langs 't zijden gewaad; o, ze was schoon! Alleen was haar gelaat bleek en zij scheen eenigszins afgemat. Toen ik in Emancipatoria aankwam en 't een en auder van 't geen daar omging opmerkte, had ik mij vast voorgenomen voorzichtig te zijn. Wat ik al had gezien van de positie van den man tegenover de vrouw in dat wonderlijke land, had mij nog te meer aange spoord om steeds op te passen en met mijn nationaliteit ook mijn zelfstandig karakter en mijn onafhankelijk heid te bewaren.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1