ZIERIKZEESCIÏE COURANT voor het arrondis- x«èïx seraent Zierihzee. 1873. No. 67. Zaterdag 23 Augustus. 76ste jaargang NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. OVER DEN EED. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post f l.~ Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukke», de redactie betreffende, gelieve me» uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKE.MIAV Door den Minister van Binnenïandsclie Zaken is dezer dagen een belangrijke beslissing ge nomen. In December j.l. was door den Gemeen teraad van Delft tot lid der Plaatselijke Schoolcommissie benoemd de heer J. C. van Marken Jr. Ofschoon niet tot het Doopsgezinde Kerkgenootschap behoorende, wensehte de heer van Marken in plaats van den bij art. 61 der wet op 't Lager Onderwijs gevorderden eed, te mogen volstaan met bet afleggen der plech tige belofte. Burgem. en Weth. van Delft hiertegen bezwaar makende, onderwierpen de zaak aan het oordeel van den Minister en deze heeft thans beslist dat de heer van Marken toegelaten mocht worden tot het afleggen dei- belofte. We hebben hier dus wederom een der me nigvuldig voorkomende gevallen van bezwaar tegen het afleggen van den eed, en vinden er aanleiding in om de aandacht nog eens op deze ernstigste aller rechts- en ambts-formaliteiten te vestigen. Het zou ons te ver voeren als we de ge schiedenis van den eed wilden nagaan. Het zij genoeg op te merken dat ook met betrek king tot het eedzweren vooruitgang, een soort van veredeling valt op te merken. In den ouden tijd ging de eedsaflegging vergezeld van onderscheidene plechtige en indrukwekkende handelingen; in de formules van den eed werden allerlei overdreven aanroepingen te pas gebracht; men riep op de nadrukkelijkste wijze Gods oordeel en straf oyer zich in voor 't geval men den eed mocht verbreken. Deze hyperbolische vormen van eedsaflegging vindt men nog terug in 't dagelijkscli leven in de zoo vaak geuite kernachtige verzekeringen, die men conversatie- en negotie-eeden zou kunnen noemen en die -altoos te minder te vertrouwen zijn naarmate ze krasser worden uitgesproken en menigvul- diger aan den man gebracht. In onze nieuwere wetgeving is de eedsfor mule van al dien noodeloozen toestel eu omhaal ontdaan eu bestaat ze, gelijk bekend is, uit de woorden „zoo waarlijk helpe mij God Al machtig!" vergezeld van 't opsteken der voorste twee vingers van de rechterhand. Deze eeds formule is evenwel niet verplicht gesteld voor allen; aan de leden der Doopsgezinde gemeente is 't geoorloofd in plaats van de plechtige aanroeping van het Opperwezen, te volstaan met een plechtige belofte, uitgedrukt in de formule: „dat beloof ik." Het is opmerkelijk dat de eed, zoowel als de daarmede gelijk gestelde belofte, in den grond godsdienstige handelingen zijn en dat zij niettemin alleen in de burgerlijke samenleving toegepast worden. Misschien ligt in deze omstandigheid de voor naamste oorzaak van den tegenzin in het eed zweren, dien men bij zoovelen opmerkt. Daar zijn veel menschen tegen wier godsdienstig gevoel die aanroeping der Godheid strijdtdaar zijn er niet minder, die in deze aanroeping geenszins een sterker bekrachtiging hunner verklaring zien; daar zijn er ook, wien elke aanroeping der persoonlijke Godheid wegens hun eigenaardige overtuiging een hinder en ergernis is. Een andere niet min gewichtige bedenking tegen den eed vindt haar grond in de licht vaardigheid, waarmede in rechten de eedsafleg ging wordt te pas gebracht. Wie den weg van rechten opgaat, 't zij in een crimineele of in een civiele zaak wordt schier ieder oogenblik staande gehouden en tot het afleggen van den eed verplicht, eer hij verder gaan kan. Dit verzwakt de beteekenis van den eed. Want zal deze handeling eenige sterker bindende kracht hebben dan een gewone verklaring of belofte, deze kan alleen gelegen zijn in den ernst, in het plechtige en wat blijft hiervan over als men er als 't ware gemeenzaam mede wordt door 't menigvuldig gebruik Aan den afgelegden eed wordt in de crimi neele en civiele rechtspleging zeer groote be teekenis toegekendwaarom dan ook het val- schelijk afleggen van een eed, de meineed, ten zwaarste gestraft wordt. Er zijn evenwel in onze wetgeving alleen straffen bedreigd tegeu 't afleggen van een valschen eed voor de recht bank men vindt die straffen in artt. 361366 Code Pénal opgegeven. In zeer vele gevallen ligt het bestraffen van eedbreuk buiten het bereik der wet. Zelfs de beslissende eed in civiele zaken door de eene partij op de vorde ring der andere afgelegd, verkeert eenigermate in dit geval, daar de wederpartij niet mag toegelaten worden om de valsehheid van dezen beslissenden eed te bewijzen. In hoeverre kan de eedzwering als krachtiger beschouwd worden dan het afleggen eener verklaring of belofte? Deze vraag is van veel belang. Van hare beantwoording hangt immers af de beslissing in gevallen als 't bovengenoemde van den heer van Marken, die gemoedsbezwaar had tegen het afleggen van den ambtseed. Kent men aan den eed. grooter bindende kracht toe dan aan de plechtige belofte, dan mag de eene de andere niet vervangen; want in het zelfde collegie kan het eene lid niet tot meerder en een ander tot minder trouw aan het ambt verplicht worden, wat toch het geval zon wezen als de eed krachtiger gerekend werd dan de belofte. Zoo evenwel aan de plechtige belofte gelijke bindende kracht kan toegekend worden als aan den eed, zou 't dan niet wenschelijk zijn den eed zooveel mogelijk te vervangen door de belofte? Geschiedde dit, dan werd de plechtige verzekering, thans in den eed of de Fantasie door W E R T H E R. XXIII. //Gij stelt u den mensch voor als een tweeëenheid, als een stoffelijk eu een geestelijk wezen, als een persoon voor deze wereld en nog een persoon voor een andere denkbeeldige wereld. Dit dwaalbegrip brengt u tot een nieuwe dwaling nl. dezedat al wat natuur is, al wat als 't ware in 't menschelijk ge moed boven op ligt, kwaad en zondig moet zijn en strijdig met de belangen van liet andere denkbeeldige wezen dat in den mensch. woont. Gij zegtde mensch is half dier, half engel. Zeidet gij nog maar: de mensch is dier. Onder de dieren is niet zooveel ellende zooveel dat aan een mislukte schepping doet denken als onder de menschen. Nu zegt gede mensch is half dier, half engel en in zijn leven laat ge hem daarom een half dier zijn en in slapen in den zandkuil, met 't vooruitzicht dat hij nu op weg is een halve engel te worden. Wanneer zult gij menschen toch leeren begrijpen dat gij menschen zijt P" Ik stond ietwat versuft. Met aandacht had ik den stroom, van haar gedachten gevolgd en al was die uu wat ongeregeld, wat wildhet was mij heel duidelijk dat ik hier te doen had met een zeer ontwikkelde vrouw. In menig opzicht moest ik de waarheid van 't geen zij alzoo aan onze maatschappij verweet er kennen. Zelfs daarin, dat ik een zekeren afkeer voelde opkomen in mij van die vrouw die daar zoo hevig redeneerde, moest ik bij eenig nadenken zelfs nog een bewijs erkennen van de goede gronden waarop zij sprak. Waarom zou tocli de man 't recht hebben de vrouw op 't gebied van 'tdenken perken te stellen die hij zelf voor zich niet erkent? z/Ik had niet gedacht op dit schitterende feest zulke ernstige dingen te zullen hooren, Mevrouwzeide ik. z/Niet waar? Op een bal danst men en onder jok en dartelheid maakt men elkander wijs dat men 't heel prettig heeft en dat noemt men dan zich amuseeren. 't Geheel is zooveel als een narcotisch middelals 't uitgewerkt heeft gevoelt men zich alleen wat meer onlekker, dat is 't eenige nadeel. Toch neem ik zelf ook wel eens een danser en beschouw dan een walsje als een gezonde gymnastische oefening." //Derhalve als ik uw danser had kunuen zijn, dan zoudt ge mij als werktuig voor uw gymnastische oefeningen gebruikt hebben? //Gelijk om gelijk,.antwoordde zij levendig; waartoe dient bij u in Europa de danseres? Is'tniet in bijna alle gevallen als speeltuig voorden man? En't ergste is dat de dames bij u op bals verzot zijn, terwijl ze toch ook daar niet als gelijken maar als minderen, als on dergeschikten tellen en zeis geduldig moeten wachten tot de een of andere cavalier ze noodig heeft en uit- noodigt soms vierkant tegen haar zin in, en zij, altoos om den vorm, zich dan maar moeten onderwerpen." Ondertusschen waren wij voortgewandeld den ge- heelen tuin rond en nogmaals rond. Ik stelde Cor- rilla voor wat te gaan uitrusten en naar 't dansen te gaan zien. Doch daar viel mij iets in. z/Gij weet dat ik hier vreemdeling benmag ik u vragen of gij dit aan mij zien kunt; zie ik er zoo groen uit vroeg ik lachend. z/Ik weet dat gij met de Utopia zijt meegekomen ik kan dat goed weten omdat dit schip mij toebehoort. Ik ken ook Europa, want ik ben daar geboren en heb er mijn jeugd doorgebracht." z/Maar wat heeft u toch genoopt uw schoon vader land te verlaten? vroeg ik. Is niet Italië 't land dei- liefde, waar de vrouw meer dan ergens elders hulde wordt toegebracht." //Ach uw oordeel is geheel onjuist omdat uw beschou wing geheel verkeerd is. Ja, Italië, mijn vaderland kon een schoon, rijk en gelukkig land zijnmaar het is dit niet

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1