ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor liet aiTOiidis- sernent Zierikaee.
1873. No. 62. Woensdag 6 Augustus. 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVEKTENTIE-BLAD
Feuilleton.
BEK E NDMAKIIV G.
B E k E I) M R 1 G.
WlAATSCHAPPÉUmE^DElJGDËN^
Een reisje naar Emancipatoria,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post f I.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VER TE NTI EN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen vau 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zanden aan den uitgever H. LAKEMAV.
Oproeping* Verlofgano-ers.
De BURGEMEESTER van Zierikzee;
Gelet op eene kennisgeving van den Heer Commissaris
des Konings in deze provincie van 19 Julij 1.1. A no. 3380/1
3e afdeeling brengt ter kennis:
1°. van de verlofgangers JACOBUS SCHILLEMANS en
CORNELIS NOLET, behoorende tot de ligting dezer ge
meente van 1869, ingelijfd bij het Regement Grenadiers
en Jagers; HENDERIK DUVALOOIS, JOHAN DOELEMAN,
PIETER LAMBERTUS ZONRUITERJACOB LEËUWE,
PIETER PROMMEL, BARTHOLOMEUS LEIJDEKKERS, JO
HANNES VINGERHOED en JOHANNES KUIJPERS, behoo
rende tot de ligting van '1869, en LEENDERT DE KOK,
WILLEM CATSHOEK, JOHANNES WO LB ACH, PIETER
BOKSTAL, MARINUS HUSON, LEENDERT KWIST, JULIUS
WILHELM DE JONG en WILLEM SIES, behoorende tot de
ligting van 1870, allen ingelijfd bij het 3de Regement
Infanterie, dat zij zijn opgeroepen om tegenwoordig te zijn
op de algemeene verzamelplaats aan de Koopmansbeurs
te Middelburgde twee eerstgenoemden op Vrijdag den
8 Augustus e.k., des avonds te zes ure, en de overigen op
Zaturdag den 9 Augustus e.k., des namiddags te drie ure,
ten einde aan den Provincialen Adjudant te worden afgele
verd om in werkelijke dienst te worden gesteld.
2°. van de verlofgangers ADRIAAN VAN DER WELLE,
behoorende tot de ligting dezer gemeente van '1869, COR
NELIS PARET en JAN VAN DER KREKE, behoorende tot
de ligting dezer gemeente van 1870, ingelijfd bij het 3de
Regement Infanterie, dat zij zijn opgeroepen om rcgtstreeks
naar hun korps te Middelburg te vertrekken, alwaar zij
op Zaturdag den 9 Augustus e.k., des namiddags vóór vier
ure, moeten aanwezig zijn, ten einde in werkelijke dienst
te treden.
3°, van de in deze gemeente gevestigde verlofgangers,
ingelijfd voor andere gemeenten:
JOCHEM ANDRIES LE KLUSE, van het Regement Gre
nadiers en Jagers, PETER ADRIANUS VOGEL, ADRIAAN
IN DEN BOSCH, BARTHOLOMEUS VAN DER WERVEN
en CORNELIS RODOE, van het 3de Regement Infanterie,
dat zij zich moeten bevinden op de tijden en plaatsen in
de huil ter hand gestelde oproepingsbiljetten vermeld, ten
einde in werkelijke dienst te treden.
Al de genoemde verlofgangers moeten zich mitsdien op
de genoemde tijdstippen op de aangewezen plaatsen be
vinden, voorzien van hun verlofpas en van al de voorwerpen
van kleeding en uitrusting door hen bij hun vertrek met
groot verlof medegenomen; in gebreke blijvende op den
bepaalden tijd onder de wapenen te komen, zullen zij bij
hunne latere opkomst zooveel langer in dienst worden
gehouden. Zij wprden voorts gewezen op art. 145 der
Militiewet, volgens hetwelk de Verlofganger die niet aan
de oproeping voldoet als deserteur zal worden behandeld.
Zierikzee, den 2 Augustus 1873. De Burgemeester
v. CITTERS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken bekend, dat bij het koninklijk besluit van den
12den Julij 1873 (Staatsblad No. 108) is bepaald: dat in
artikel 5 van het Reglement betreffende de kamers van
koophandel en fabriekenvastgesteld bij het koninklijk
besluit van den 9den November 1851 (Staatsblad No. 142)
de tweede zinsnede vervalten dat alzoo voortaan consuls
van vreemde mogendheden wel benoembaar zijn tot leden
van genoemde Kamers.
Zierikzee, den 1 Augustus 1873.
De Burgemeester en Wethouders,
v. CITTERS.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken bekend, dat JACOBUS LOUWERSE, wonende in
deze gemeente, vergunning heeft gevraagd om eene SME
DERIJ te stichten, in het huis, staande in de Minder
broederstraat, wijk B, no, 406, en dat de informatiën de
commodo et incommodo betreffende dit verzoek zullen
worden gehouden op Woensdag den 6 Augustus aanstaande,
te 12 uur des middags, in de gewone, vergaderkamer van
het Bestuur, ten Raadhuize; zullende allen, die tegen dat
verzoek bezwaren mogten willen inbrengen, alsdan in de
gelegenheid zijn om in hun belang te worden gehoord.
Zierikzee, den 4 Augustus 1873.
De Burgemeester en Wethouders,
v. CITTERS.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERINS.
(Liberaliteit).
Zonder volbloed optimist te zijn merk ik
toch veel liever 't goede dan het kwade op
in de wereld; ik houd veel meer van 't licht
dan van 't donkereen helder tafereel vol
licht, lust, leven eu gevoel trekt mij veel krach
tiger aan dan de kunstigst geëtste voorstelling
van de tallooze zonden en gebreken mijner
natuurgenooten. Ik wil daarom nu en dan eens
een schetsje leveren onder den algemeenen titel
van „Maatschappelijke Deugden." Ik vind dat
onderwerp actueel genoeg en waarlijk ook wel
van algemeen belang, en mocht er soms iemand
zijn die zich liever verdiept in de „Maatschap
pelijke Zonden," laat hij zijn gang gaan;
ik voor mij vind dat die dingen van tijd tot
tijd al genoeg onder 't mes komen en geen
opzettelijken „opzet" noodig hebben.
Vooruit dus met de maatschappelijke deugden
Maar dat gaat nog niet zoo gemakkelijk,
niet zoo heel vlug. Immers moet ik al dadelijk
de niet zeer troostrijke bekentenis afleggen,
dat mijn onderwerp niet geheel en onbetwist
objectief is Er zijn er toch niet weinigen,
die niets willen weten van maatschappelijke
deugden; niet omdat zij tegen de deugd of
tegen 't goede zijn, maar eenvoudig omdat zij
beweren dat er geen maatschappelijke deugden
bestaan. En denk nu eens aan, hoe kan ik
uitweiden in den lof van maatschappelijke deug
den, als deze er niet zijn Dat is physiek
onmogelijk. Nu wil ik wel erkennen, dat ik
eenigszins in de war zit als men veel waarde
wil hechten aan de classificatie der deugden
in maatschappelijke eu christelijke en anders
geenik zou daar dan nog bij willen voegen
Joodseke of Mozaïsche deugden, Mohammedaan-
scke, Mormoonsche en nog veel andere deugden.
Ik zeg echter van mijn standpunt: goed is
goed en deugd is deugdhoe kan iets dat in
de maatschappij een deugd is, wezenlijk een
deugd, voor Gods aangezicht een kwaad zijn
en omgekeerd. Daarom zal ik hier niet bij blijven
stilstaan en 't bestaan der maatschappelijke
deugden kortweg als een bewezen en erkende
zaak aannemen.
Nu doet zich echter weder een nieuw bezwaar
op, dat toch ook noodwendig moet opgeheven
worden eer ik met mijn schrijven over do
Fantasie door W E R T H E R.
XVIII.
Er waren ruim zestig leden tegenwoordig meest
bejaarde dames. Hier zag ik de keur van wijsheid en
geleerheid vereenigd, ofschoon ik wel moet erkennen
dat de indruk van 'tgeen ik daar zag en hoorde niet
zoo bijzonder aangenaam was, doch dit is maar mijn
persoonlijke meening en misschien doe ik de senaat
van Emancipatoria onrecht aan. De aanblik der ver
gadering was eer curieus dan indrukwekkend. Het ligt
mogelijk aan mij, maar ik kwam er onwillekeurig toe
om van den geheelen hoogwijzen kring een koddige
collectie caricaturen te maken. Daar zag ik een groepje
kleine, magere, gerimpelde en verschrompelde figuren,
met lorgnetten en horens gewapend om oog en oor
in hun tekortkomingen bij te staan; ginds merkte ik
een allerkoddigst krom wijfje op met een vrij gemar-
keerdeu snuifneus, doch met oogen zoo vinnig scherp
als van een katgeheel vooraan op den linkervleugel
troonde een kolossaal dikke dame, die alleen aan
corpulentie te veel scheen te hebben wat de andere
te weinig daarvan bezaten. Men was juist bezig aan
't behandelen van een belangrijk wetsontwerp, doch
wat het eigenlijk was kon ik niet te weten komen.
Dat het echter wel een zeer gewichtige zaak betrof
bleek duidelijk uit de geanimeerde discussie. Deze liep
over een punt van redactie van een artikel, en wel
over de vraag of er op zekere plaats een komma moest
ingevoegd worden of niet. Uit deze schijnbaar onbe
duidende zaak had zich een zoo levendig discours
ontsponnen tusschen 't kleine kromme oude wijfje en
de dikke dame dat aller belangstelling er door werd
gaande gemaakt 't brei- haak- maas- stop-
knoop- frivolité- en verder handwerk werd neergelegd
en aller blikken richtten zich op de kleine oude dame
die met een snaterend stemmetje een hagelbui van
argumenten in de zaal deed kletteren, om te betoogen
dat de komma er wel zeker staan moest.
Toen ze eindelijk haar conclusie geformuleerd had
zette zij zich zegevierend neer eu gluurde uit haar
hal ven cirkel met haar scherpe oogjes naar haar tegen
standster 't geachte lid uit Xn dat de vonken er haast
uitvlogen. Doch nu verhief zich de dikke dame en
reeds de poze die zij aannam gaf duidelijk te kennen
dat haar advies ook niet onbeduidend zou wezen. Zij
begon met te zeggen dat zij de kwestie, om den wille
van 't hooge belang voor een goede, duidelijke, nauw
keurige, ondubbelzinnige redactie van het gewichtige
artikeleens wat diep zou ophalen en ving daarna
haar eigenlijk betoog ongeveer aldus aan//Een komma
is een klein, krom ding, datMaar een storm
van hilariteit stak nu plotseliug op eu te midden van
al 't geschater hoorde ik de geachte eerste spreekster
met haar krijschende stem roepen van een persoonlijk
feit. //Mevrouw de voorzitster, een persoonlijk feit
De voorzitster echter had op meesterlijke wijze haar
bedaardheid behouden en gaf te kennen dat zij niets
personeels had opgemerkt in 't geen de spreekster uit
X" gezegd had. Nadat de hilariteit wat was gaan
liggen, hervatte deze haar rede en na een alleruit-
voerigste definitie van liet ding in kwestie, ging ze
uit oude en nieuwe schrijvers alles opdelven wat haar
betoog van de onnoodigheid der komma op die plaats
kon staven. Zij verdiepte zich in de beschouwing van
de geschriften uit den tijd toen de schrijvers nog
geen schei- en zinteekens kenden of gebruikten en
trachtte na te vorschen hoe men tot de uitvinding
van die dingen gekomen was. Ik moest haar groote
belezenheid en haar talent van improvisatie recht
matige hulde bewijzen en bewonderde die; maar toch
kon ik 't, nadat haar rede ongeveer vijf kwartier unrs
geduurd had, niet langer uithouden en snakte ik naar
de vrije buitenlucht; 't werd mij in die hooggeleerde