ZIEBIKZEESCHE COURANT. voor het nrrondis- sement Zierikzee. 1873. No. 60. Woensdag 30 Juli. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uillet o n. Oproeping Verlofgangers. INTIEME BRIEVEN. v. Een reisje naar Emancipatoria, Deze Courant verschijnt DINSDAG cn VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post ƒ1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, raits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKEüXAX. KENNISGEV1IVG. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van de Ingezetenen, dat er op Woensdag den 30 Julij e.k., des namiddags te een ure, op het Raadhuis -alhier, eene openbare Vergadering van den Gemeente-Raad zal gehouden worden. Zierikzee, den 28 Julij 1873. De Burgemeester, J. L. DE JONGE, Welk. l.B. De BURGEMEESTER van Zierikzee; Gelet op eene kennisgeving van den Heer Commissaris des Konings in deze provincie van 19 Julij 1.1. A no. 3380/1 3e afdeeling brengt ter kennis: 1°. van de verlofgangers Jacobus Schillemans en Cornelis Nolet, behoorende tot de ligting dezer gemeente van 1869, ingelijfd bij het Regement Grenadiers en Jagers; Henderik Duvaloois, Johan Doeleman, Pieter Lambertus Zonruiter, Jacob Leeuwe, Pieter Prommel, Bartholomeus Leijdekkers en Johannes Vingerhoed, behoorende tot de ligting van 1869 en Leendert de Kok, Willem Catshoek, Johannes Wol- bach, Pieter Bokstal, Marinus Huson, Leendert Kwist, Julius Wilhelm de Jong en Willem Sies, behoorende tot de lig ting van 1870, allen ingelijfd bij het 3de Regement Infan terie, dat zij zijn opgeroepen om tegenwoordig te zijn op de algemeene verzamelplaats aan de Koopmansbeurs te Middelburg, de twee eerstgenoemden op Vrijdag den 8 Augustus e.k. des avonds te zes ure en de overigen op Zaturdag den 9 Augustus e.k. des namiddags te drie ure, ten einde aan den Provincialen Adjudant te worden afgele verd om in werkelijke dienst te worden gesteld. 2°. van de verlofgangers Adriaan van der Welle, behoo rende tot de ligting dezer gemeente van 1869, Cornelis Paret en Jan van der Kreke, behoorende tot de ligting dezer gemeente van '1870, ingelijfd bij het 3de Regement Infanterie, dat zij zijn opgeroepen om regtstreeks naar hun korps te Middelburg te vertrekken, alwaar zij op Za turdag den 9 Augustus a.s. des namiddags vóór vier ure moeten aanwezig zijn, teneinde in werkelijke dienst te treden. Al de genoemde verlofgangers moeten zich mitsdien op de genoemde tijdstippen op de aangewezen plaatsen be vinden, voorzien van hun verlofpas en van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting- door hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen; in gebreke blijvende op den bepaalden tijd onder de wapenen te komen, zullen zij bij hunne latere opkomst zooveel langer in dienst worden gehouden. Zij worden voorts gewezen op art. 145 der Militie wet, volgens hetwelk de Verlofganger die niet aan de oproeping voldoet als deserteur zal worden behandeld. Zierikzee, den 28 Julij '1873. De Burgemeester, J. L. DE JONGE, Welh. l.B. Een Boerin aan een Boerin. Waarde Nicht! Ik heb uw briefje ontvangen en daaruit uw voorstel vernomen om samen dat mooie stuk bruine zijde te nemen, dat de reiziger u heeft laten zien en waarvan ge, mij het staaltje hebt toegezonden. Ik moet bekennen, dat het mij zeer in verzoeking heeft gebracht, want het is wezenlijk keurig mooie kijde, en het is niet duur ook als wij 't heele stuk nemen, maar ik zal er voor dezen keer eens niet aan doen en ge zult dus een ander moeten opzoeken om mede samen te doenmisschien wil nicht van den Gfansberg wel meedoen. Gij zult hierover wel vreemd opkijkendat kan ik me zoo voorstellen, omdat we nog al veel zoo iets samen gerlani hebbendoch ge zult nog vreemder opzien als ik u eens uitleg wat er de reden van is. Luister dan maar eens. Sedert eenigen tijd hebben mijn man en ik ons huishonden op een geheel anderen voet ingericht. Het is zoo wat drie maanden geleden dat Johannes op een avond eens bj mij kwam zitten en zeidehoor eens, vrouw we moeten eens ernstig met elkander praten. Het is tegenwoordig vrij algemeen het praatje dat de boerenstand zoo vooruitgaat en dat alle boeren rijk worden. Als we nu zoo Donderdags in stad zijn en onze vrienden en vriendinnen en al de menschen van onzen stand zien, dan zou men het aan het mooie uiterlijk in pronk van kleeding en opschik en in de verteringen wel zeggen dat we allemaal rijk zijn of bezig met het te worden. Maar waarom zou ik er doekjes omwinden wij, die nog al wat menschen kennen, wcte.i dat beter. Wij weten maar al te goed, dat ja, wel sommigen rijk zijn en zonder veel moeite al rijker worden, maar dat zeer velen van den boerenstand niet vooruitgaan maar achteruit. Laat ons het maar noemen, zooals het heetveel families drijven nagenoeg enkel en alleen op de hoop van een goeden oogst en op hooge prijzen van meekrap en tarwe. Als de zaken wezenlijk goed stonden over 't algemeen, dan zou b.v. een kwaad jaar, als 't eens mocht komen, aan den boerenstand niet zooveel kwaad kunnen doenmaar weet ge wat mijn innige meenirig is? Zij is deze: dat één mislukt jaar een tal vau boeren in den grond zou borenen dat is toch, goed beschouwd, maar zeer bedenkelijk. Is het niet een benauwd idéé, dat het geheele bestaan van zoovelen eigenlijk voortdurend aan een zijden draadje hangt? De lasten zijn zwaar; de pachten worden gedurig hooger en het is u evengoed als mij bekend dat die en die zich menigmaal niet kunnen redden zonder op al lerlei wijzen op voorschot te leven en dat de welvaart van menigeen slechts schijn is en niets dan schijn, terwijl integendeel in stilte nijpende zorgen worden gedragen en menigeen soms niet slapen kan als hij gaat denken aan de toekomst en zich afvraagt waar dit op uit moet loopen. Onze zaken staan niet slecht, ging Johannes voort, maar het zal toch goed zijn als we nog bij tijds maatregelen nemen om te maken dat we kunneu blijven wie we zijn en dat we wat gewapend zijn tegen den kwaden dag. Daarom moesten wij beginnen met een groote fout te herstellen, die maar al te weinig wordt geteld. En dat iswe moeten de administratie van ons vee geheel veranderen. Bij ons trouwen hebben wij ook het oude gebruik gevolgd dat de koeien en de hoenders voor de vrouw zijn. Dit moeten wij veranderen, want het is een geheel verkeerd gebruik. Denk maar eens na Fantasie door WERTHER. XVI. Zij was iemand van een kleine veertig jaar en be kleedde vroeger een aanzienlijk ambt in de regeering, doch wegens oneenigheid met het gouvernement had zij haar ontslag genomen en daar zij toch door eigen middelen goed kon leven had zij zich sedert voor goed aan het staatsgewoel onttrokken en leefde stil met een oudere zuster en een oom die zeer oud en sufferig was en meestal zijn kamer hield. Ik kon geen betere kennismaking gedaan hebben dan die met Mevrouw Sarah. Zij was een zeer be gaafde vrouw eu in alles goed op de hoogte. Ik ging daar dikwijls een visite maken en vond er altoos een aangename en leerrijke conversatie. In een onzer gesprekken zette zij mij het regeerings- stelsel uit een dat in Emnncipatoria in zwang was. De staat is een republiek, maar een republiek van geheel bijzonderen aard, zoodat zij voor iemand van onzen tijd, op 't eerste gezicht, meer op een absolute mo narchie zou gelijken. Aan het hoofd staat een Presi dent met een aan haar verantwoordelijk ministerie. De President wordt gekozen voor onbepaalden tijd; 't kan dus zijn voor haar leven lang, 't kan ook zijn dat haar bewind maar kort duurt; dit hangt af van de omstandigheden en den loop der zaken. Het kabinet bestaat uit 1°. de minister Redenaarster de voornaamste van allen, 2°. de minister Financière, 3°. de minister Diplomate, 4°. de minister der Wijsheid en 5 .de minister Industrielle. Wat bij ons oorlog en marine aangaat ressorteert, onder het 3°. departementwat wij noemen binnen- landsche zaken maakt geen ministerie uit doch is op gedragen aan een bureau voor huishoudelijke admini stratie, ook de rekenkamer behoort daartoe; de justitie behoort onder het 4°. departement alsmede 't onderwijs en de eerdienst. De President benoemt de ministers en betaalt ze zelf uit de civiele lijst. De wetgevende macht is een zeer talrijk lichaam en bestant uit twee kamers. De eene kamer wordt samen gesteld door verkiezingen in drie trappen. De andere bestaat uit alle personen die den titel van //geleerde", //wijze of ////bekwame" verworven hebben, op weikeu titel ieder recht'heeft die de daartoe vereischte examens met goed gevolg heeft afgelegd. De verkiezingen geschiedenzoo als gezegd is bij trappen. Alle meerderjarige burgeressen hebben het stemrecht; de meerderjarigheid wordt gerekend van het achttiende jaar. Een zeker aantal personen, volgens de wijk- registers te groepeeren, vormen een kiescollegie; dit collegie verkiest een bepaald getal //verkozenen van den eersten graad"; de verkozenen van een zeker getal col- legies maken weder een college uit, dat uit zijn midden een kleiner getal //verkozenen" van den tweeden graad kiestdeze verkozenen van den tweeden graad zijn ook weder tot coliegien vereenigd die dan eindelijk de verkozenen van den derden graad uit hun midden aanwijzen en deze verkozenen van den derden graad maken het lichaam der volksvertegenwoordiging uit. De volksvertegenwoordiging vergadert zes weken lang elk jaar, en wordt ook elk jaar voor de helft vernieuwd door herkiezing of vervanging. Van de ministers is de voornaamste de //Redenaar." Haar roeping is in de kamers het woord te voeren over alle mogelijke onderwerpen van wetgeving; wie niet over alle middelen, hulpmiddelen, uitvluchten en kunstenarijen der logica kan beschikkenwie niet, om 'teens plat uit te drukken, de keien uit de straat kan murw en malsch p a en is voor het ambt van minister Redenaar niet geschikt. In alle mogelijke gevallen moet deze hoogste staatsdienares de omstan digheden weten te leiden en te beheerschen j nu

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1