ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- >4»* seuient Zierikzee. 1873. No. 41. Zaterdag 24 Mei. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAJD Geen Droog Dok te Vlissingen. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post f 1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van I6 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. lAKEiVIIAV. Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. De zitting van de Eerste Kamer der Staten- Generaal, van Dinsdag 20 Mei heeft het treurig bewijs geleverd, hoe de keur der uitstekenden in den lande zoo verblind kan zijn door al lerlei lokale eonsideratien en zoo kortzichtig waar 't de algemeene vaderlaudsche belangen geldt, dat zij er zelfs niet voor terugdeinst om haar eigen beperktheid van inzicht, haar gebrek aan logica, haar, we zouden haast zeggen, eigen onbevoegdheid om 's lands algemeene belangen te behartigen open en bloot te leggen voor ieder die zien wil. Met 17 tegen 14 stemmen verwierp de Eerste Kamer het wets ontwerp tot aanleg van een droog dok te Vlissingen. In de zitting van 3 Mei werd in de Tweede Kamer het wets ontwerp er doorgesleept, al geschiedde dit ook niet zonder groote moeite. Na een allercurieust debat, in den trant van de oude vertegenwoordigers der stemhebbende steden in de Republiek, gaf ten laatste de Kamer toe dat het toch niet onredelijk was om voor Vlissingen en Zeeland, nadat men eens A gezegd had, ook een klein btje er bij te doen. Het ontwerp werd aangenomen met 37 tegen 34 stemmen. Het ontbrak niet aan spitsvon dige redeneeringen em te bewijzen dat de staat voor Zeeland al genoeg gedaan heeft met de spoorweg- en havenwerken aan te leggen en dat men nu alles aan de particuliere nijverheid moest overlaten. Door al die ousoliede rede kavelingen blonk echter maar al te zeer door dat het hier niet scheen te gelden een algemeen landsbelang, maar een zaak van concurrentie tusschen de groote Ilollandsohe steden Amster dam, Rotterdam, Dord en 't misdeelde, doch veelbelovende Vlissingen. 't Was niet alsof Zeeland een der oudste, aanzienlijkste provin ciën van 't roemrijke zevental, alsof 't de zuster van Holland en de kweekplaats en bakermat der Nederlandsehe groote zeevaart was, maar veel meer een afgelegen, onbeduidende uithoek, waar men nu ook eens aan handel en zeevaart wilde gaan doen en waar men daarom niet ophield te dwingen en te vragen aan „vader den staat" om nog een droog dok, nadat men al eens een haven en spoorweg had afgedwongen. Wat leven er toch nog tal van stroomgoden in ons goede éène en ondeelbare landDe goden van Amstel, Maas en Mervve, zij leven nog en naarmate hun tempels rijker en grooter worden, blijft er al minder plaats over voor de andere stroomgodjes, die toch al van even oude familie zijn. Hoe 't zij, de Tweede Kamer deed ten slotte toch wat haar hand vond om te doen, zij deed haar plicht en Vlissingen mag haar daarvoor dankbaar zijn. 1) Geen droogdokzooals de meeste bladen zeggen men spreekt wel van droogstokken, droog rekken dr oog kamers, maar niet van droogdokken. Een droog dok is een dok dat droog kan gemaakt worden en niet een dok om iets in te drogen. Niet alzoo de Eerste Kamer. Het Dagblad heeft haar wel eens verweten dat zij slechts de gedienstige echo is van de Tweede. Ware dit, om Vlissingens wil, thans maar zoo ge weest Zij had dan ook wat kunnen keuvelen over eigen kracht en eigen onderneming en den duren Zeeuwsehen spoorweg en ten laatste zou ze ook maar toegestemd hebben. Doch neen, zij verhief zich ditmaal boven de ver denking van volgzaamheid; zij deed de parti culiere belangen van Amstel, Maas en Mer- wede zoo zwaar wegen, terwijl ze tegelijkertijd van Vlissingen's kracht, in het particulier be lang, zoo zij meende, van die Scheldestad het onmogelijke eischte, dat het wets-ontwerp viel met een zwaren val. Al de inspanning van het eenige tegenwoordig zijnde Zeeuwsche lid, den heer Borsius, vermocht niets tegen den opgestoken storm die uit alle hoeken kwam aanwaaien. Bedroevend inderdaad is het de armelijke redeneeringen na te gaan, die er zoo al werden aangevoerd. Dat men echter bij al die fraaie uitspraken niet inzag dat men zich geheel op een verkeerd standpunt had geplaatst en dus ook geheel mis redeneerde, is wel het verwon derlijkste. Men redeneerde ongeveer aldusDe spoor wegen kosten zeer veel geld, de staat heeft al zooveel geld voor spoorwegen weggegeven, de staat heeft een verbeterde haven gegeven aan Harlingen, een nieuwen waterweg aan Rotterdam, een dito aan Amsterdam, de staat heeft 25 millioen gegeven aan Zeeland voor zijn spoor weg- en havenwerken, en zietdaar komt geen eind aan, want nu komt Vlissingen al weêr aan den staat vragen om 14 ton voor een droog dok! Zou men nu niet zeggen dat in deze wijze van redeneeren ligt opgesloten dat de staat een soort van rijke oom is, die aan houdend geplaagd wordt door jonge neefjes om aan den gang geholpen te worden en die ten laatste uitroeptik schei er uit, ik geef niet meer! Is 't niet alsof men niet inzag dat de Ne derlandsehe handel één geheel uitmaakt, welks belangen ook één algemeen belang uitmaken Terecht werd hier door deu heer Borsius, en ook door den heer Pincoffs, de aandacht op gevestigd. Vlissingen vraagt het eigenlijk niet, zeiden die heeren, de naam Vlissingen heeft met de zaak niet te maken. Ja wij zouden er bijvoegen al stond er daar, waar nu Vlis singen staat, geen enkel huis, dan bleef 't ge wicht der zaak als algemeen belang nog even "groot. Maar 't mocht niet baten. Vlissingen (dat nog niets is) moest maar aan den gang gaan, 't onmogelijke aanvangen, en als het dan, N.Blater eens een zekere hoogte bereikt had en iets was geworden en het bleek dan (sic!) dat het niet voort kon, dan, ja dan zou men bet een dok gevenmaar nu niet. Vlissingen moest dus eerst maar eens een bankroet maken met zijn ondernemingen, dan zou men gaan helpen om te herstellen wat niet meer zou te herstellen zijn. Vlissingen is het aanvangspunt, een uitmun tend, altoos bereikbaar aanvangspunt, van een traject naar Duitsckland. Ja, zei men, maar niet alle deelen van Duitschland liggen dichter bij Vlissingen dan bij eenige andere Neder landsehe haven. Als men zoo naïef wil rede neeren dan zou men Kerkraede wel een zeehaven mogen geven omdat het dichter bij Keulen ligt dan Rotterdam. Wat zelfs de vreemdeling, de Belg, de Duit- scher, de Engelschman ziet, dat n.l. Vlissingen een enorme toekomst kan tegemoet gaan, dat scheen voor de wijzen van het Binnenhof een verborgenheid te wezen. Men droagA^r op aan dat het particulier initiatief (gRWssingen moet aan 't werk gaan. Dit is goed en wel doch wie vertegenwoordigt dat particulier ini tiatief, het oude, verarmde stedeke Vlissingen met zijn 9000 inwoners, die al sints jaren op hun vet geteerd hebben, toch zeker niet. Wij stemmen er volkomen mede in dat het particu liere initiatief het eigenlijke werk doen moet, en dat zal 't ook wel doen; de vreemde kapi talen zullen wel komen. Maar zij zullen niet komen zoo niet vooraf eenige grond gelegd is, eenige voorbereiding gemaakt, eenige kans van slagen geopend is, waardoor de vreemde kapi talen aangemoedigd en uitgelokt worden. Zoo gaat en ging het immers overal en altoos. Rotterdam doet veel en kan veel, maar zou het dat alles doen zoo het niet werd aange moedigd door de ondersteuning van het Rijk bij den nieuwen waterweg? Amsterdam doet veel en zegt nog meer te zullen doeu, 't schijnt uit den langdurigen dommel wakker te worden maar zou het wel een hand uitgestoken hebben, ergens anders naar dan naar effecten en acties, zoo de staat de Hollandscke duinen niet had doorgesneden Harlingen gaat vooruit, zou het dit ook zoo doen als de algemeene hulp het niet over de lastige Pollen had getild? En dat dit alles geschied is, is goed en ver standig; wat beteekenen al onze spoorwegen, als hannelswegen, zoo zij niet uitloopen op de zee? Maar boe kan men bet dan nu met den zin der consequentie overeenbrengen om al de argumenten die bij do andere steden vóór de staatshulp hebben gegolden, juist bij Vlissingen daar tegen aan te voeren Is het niet alsof men, in Zeeland een nieuwen, voortreffelijken handelsweg scheppende, bang is dat men een tempel zal stichten voor een nieuwen god en dat de vereerders nu de oude goden en hun nen dienst zullen verlaten om de opgaande zon te aanbiddenEn al ware dit nn zoo, want zeker zal de kortste en beste weg een maal wel als zoodanig gekend en gewaardeerd worden, moest dan niet toch het welbegrepen landsbelang zwaarder wegen dan de lokale belangen Over Nederland loopt de handelsweg der toekomst tusschen Duitschland en Engeland, Amerika en Indië; hoe kan die handelsweg

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 5