voor het arrondis- sement Zierihzee. 1873. No. 41. Zaterdag 24 Mei. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. EEN ZIEL OF NIET? zii MKznsrm courant Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post ƒ1. Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIvENMAV. JAGT- en VISCHACTEN. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van belanghebbenden, dat zij, die voor het saizoen van 1873 op 1874 eene jagt- of vischacte verlangen zich daartoe ter Gemeente-Secretarie behooren aan te meldenen dat zij, die ter zake van onvermogen eene kostelooze vergunning om te visschen wenschen te bekomen, aldaar zullen moeten overleggen de bewijzen van toestemming, door eigenaars van het vischwater af te geven, met uitnoodiging om die aanvragen zoo spoedig mogelijk te doen, opdat ieder in tijds van zijne acte zou kunnen voorzien zijn. Zierikzee, den 7 Mei 1873. De Burgemeester voornoemd, v. CITTERS. VERKIEZING VAN EEN LID VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van de kiezers voor leden van de Tweede Kamer der Staten- Generaal in deze gemeente, dat de verkiezing van een lid dier Kamer, ter voorziening in de vervulling van de plaats van den Heer J. J. van KERKWIJK, die naar den rooster moet aftreden, zal plaats hebben op Dingsdag den 10den Junij aanstaande, van des morgens negen tot des namid dags vijf uur, in de bovenzaal op het Raadhuis alhier, waartoe aan de kiezers een oproepingsbrief, een stembriefje bevattende, zal worden te huis bezorgd, ingevolge de wet. De Burgemeester voornoemd v. CITTERS. Vreemd onderwerp voor een dagblad-artikel Eilieve, waarom dat, Lezers? De vraag: „heeft de mensch een ziel, of heeft hij er geen is pertinent van pnbliek belang en verdient daarom ook wel een plaatsje in een publiek blad. Op Woensdag 14 Mei ('s avonds 8 uur) zou de Debatinq Society „Vooruitgang" te Amsterdam gewone vergadering houden en alsdan behan delen deze stelling: ,,'sMenschen handelingen zijn geheel het gevolg van invloeden van buiten. Het aannemen van eene ziel of van een vrijen wil is onphilosophisch." Dit bericht vonden we in 't Nieuws van den Dag en onwillekeurig bleven onze oogen een tijd lang daarop staren en we geraakten aan 't mijmeren en philo- sopheeren. Neen toch, 't laatste vast niet, want wij meenden waarlijk dat wij wel een ziel hadden en ,,'t aannemen van een ziel" is „on philosophisch". "We philosopheerden dus niet, we mijmerden en staarden maar zoo wat. Wat is zulk een Debating Society toch een nuttig ding, veel beter, gewis, dan een praat gezelschap. Wie zulk een Society trouw bezoekt leert Debating in den grond en wordt een vol maakt Debater. Als 'ter op aankomt kan hij dan alles bewijzen; in een gegeven oogenblik bewijst hij dat de aarde een rond ding is dat gehoorzaamt aan invloeden van buiten (de Zon) verder dat de Zon ook een rond ding is ge hoorzamende aau invloeden van buiten (X), vervolgens dat die X invloed, ook al een ding is gehoorzamende aan invloeden van buiten (Y), dan weder dat die Y invloedook een zeker ding is gehoorzamende aan invloeden van buiten en zoo verder tot in 't onbegrensde oneindige, dat, let wel! al weder niets anders moet zijn dan een ding gehoorzamende aan invloeden van huiten. Hoe kan 't toch, zoo mijmeren we voort, in iemands ziel opkomen dat hij geen ziel heeft? Dit kan 't eigenlijk ook niet. We zouden ook kunnen vragen hoe komt 't in iemands ziel op dat hij wel een ziel heeft 't Eene is al even vreemd als 't andere. Dit zeggen we toch, dat het beter te verklaren zou zijn dat iemand die werkelijk een ziel heeft, ook voelt dat hij ze bezit, dan dat iemand die er geen heeft zou voelen dat hij er geen heeft. We draven zoo echter maar door zonder te weten wat ze daar op de Debating Society al debated hebbenwe zijn er niet geweest en hebben dat dus niet gehoord en reporters hebben wij er ook niet heengezonden. Daardoor weten we ook niet eens wat die debaters met 't woord „ziel" bedoelen; we zouden bun moeten vragenbedoelt ge er uw ziel mede, uw eigen ziel In verband met de stelling zou die vraag evenwel ook al onzinnig zijn. Toch kon 't best wezen dat de opgever van de stelling met „ziel" iets anders bedoeld heeft dan ziel dit gebeurt wel meer in de redekunstige wereld. Derhalve beschouwen we die heele stelling, wat aangaat 't geen de debaters er mede ge meend hebben, als een zaak nf no consequence. Maar toch, een ziel of geen ziel, 't is toch wel de moeite waard er nog eens even bij stil te staan. Er zijn zooveel mensehen die aan 't begrip ziel nog al eenige waarde hechten, die aan 't bezit van dat „iets boogers" „iets edelers" nog al vrij wat verwachtingen verbinden. En altoos komt daar in ons weder die zotte tegenstelling op: hoe kan iemand, geen ziel hebbende, op 't idee komen dat hij er wel een heeft, zoodat de debaters er aan te pas moeten komen om hem te beduiden dat het zeer „on philosophisch" is „een ziel aan te nemen". Onphilosophisch, nu ja, dat kan best zijnmaar 't is toch menschelijk en een mensch is meestal maar een mensch, zelden een philosooph. Volgens de stelling is een mensch ongeveer zoo iets als een stoommachine, die zelf tot de conclusie komt dat zij een machinist heeft, die niet tot haar mechaniek behoort maar geheel los van haar, buiten haar is. Zou eeu stoommaohine kunnen denken Waarom niet? Is denken een chemische werking; of een dynamische; of een automa tische Is er voor denken een agent noodig? Dit zijn zoo van die vragen, die wij in 't debat zouden werpen als we in de debating society waren. De anthropologie (menschkunde) is een moeie- lijke wetenschapmaar dat ze als wetenschap bestaat pleit zeer voor 't bestaan van iets in den mensch dat niet te versmaden is, en 't voorname onderdeel dier wetenschap, de phsycho- logie of zielkunde, bewijst vooral dat als de mensch toch werkelijk geen ziel heeft, er in de stot al zeer vreemde werkingen moeten plaats hebben. Laat ons voor een oogenblik eens, hoewel dan „onphilosophisch", aannemen dat een mensch een ziel heeft, een iets waardoor hij werkelijk meer is dan een gewoon inert voorwerp, meer dan een plant en ook meer dan een dier. Wij noemen dat iets nu maar eens ziel, voorloopig althans. Wat is dat Volgens een heel oude theorie is dat een adem (animo of animus,) en een uitvloeisel van Gods geest (spiritus) Deze theorie behoort ook tot de anthropologie des Bijbels. Maar nu beteekenen de begrippen, die door de woorden animo, animus en spiritus aangeduid worden evenals die woorden, allen 't zelfde en wel een zekere vloeistof, lucht of adem. Dit kan de ziel niet zijn, zij was dan niets anders dan stof; zou kunnen waargenomen worden door de zinnen, verwerkt kunnen worden door instru menten of toestellen, ontleed misschien wel. Ons woord ziel, gelijk 't Duitsche Seele, drukt iets anders uit, nl. een iets dat 't geheele stof felijk organisme van den mensch vervult en daaraan juist al die hoogere eigenschappen bijzet die den mensch van 'tding onderscheiden. Ook in deze opvatting is de ziel een stoffelijk iets, verbonden met 't lichaam gedurende 't leven, daarvan gecheideu met den dood. Hoe dit ver band en die scheiding mogelijk zijn wordt niet verder verklaard, is ook wel onverklaarbaar, daar de geheele hyphotbese wel niet juist is. Een nieuwere theorie zegt 't leven is een kracht, een geheel van krachten die 't organismus bezielen. Dit is nog verder van den weg af. Zelfstandige, loutere kracht zonder voortdurend .werkende kraehtsoorzaak is onbestaanbaar. Kracht is een uitwerksel en kan in substantie niet bestaan. Dat men met deze en nog meer andere the- oriën op zooveel onmogelijdheden stuit, komt daar van daan dat men zieh deu mensch altoos wil voorstellen als een samengesteld wezen, bestaande uit twee bestanddeelen, een stoffelijk en een onstoffelijk bestanddeel; en dit juist is een on mogelijkheid; er kan geen samenstelling plaats hebben van een stoffelijk iets met een onstoffelijk iets. Stelde men zieh den mensch altoos een voudig voor als één en niet als een combinatie van twee dan ondervond men minder moeielijk- heden op den moeielijken weg der philosophie. En daar staan we dan, na't onhoudbare van de gewoonlijk nageprate theorieën even aange stipt te hebben, au pied du mur en kunnen niet verder. Zullen de debaters nu met hun sterke hoofden dien muur doorboren en ons laten zien wat er achter is Wij twijfelen daar voorloopig aan. Maar we zijn daarom volstrekt niet ongerust dat zij, of wie ook, ons dat iets die ziel of hoe 't dan ook heeten moet, dat iets dat we toch wel en deugdelijk maar al te goed gevoelen te bezitten, zullen afnemen, 'tzij dan onphilosophisch van ons of niet. Diegenen onzer lezers, die dit artikeltje wat te hoog, te diep, te dun of te vervelend vinden moeten het s. v. p. maar overslaan. Een volgende

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1