ZIER!K XI I set II COURANT.
voor liet arrondis-
smout Zifrikzpo.
1873. No. 36.
Woensdag 7 Mei.
76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
WAT OUDS!
STATEN-GENERAAL
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1F r a 11 c 0 per post f I
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENT I-EN:
Per gewquen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, ?5 ot.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXMAX.
Wat ouds! Wat ouds! was de roep van
zekere geringe klasse van kooplieden langs de
straten vau Amsterdam, volgens 't bekende
versje van v. Alphen. 't Kan wel eens een
goede negotie zijn, die handel in „wat ouds,"
en hoe nieuwer de tijd wordt hoe meer de
liefhebberij van sommige vermogende lieden in
„wat ouds" schijnt toe te nemen. Wie tegen
woordig bij geval in zijn oud-vaderlijke huis
hier of daar op een vliering een hoop ouden
rommel vindt, die b.v. in geen halve eeuw is
aangeraakt en er toen ook al lang vergeten
gelegen had, doet wél als hij 't heele zoStje,
zoo voorzichtig mogelijk voor den dag haalt,
wat afstoft en er een koopman in „wat ouds"
bij laat komen. Tien tegen een dat hij zoo
doende nog een klein, niet te versmaden for
tuintje kan realiseeren. Wij spreken nu nog
niet eens van oud Delftsc.k aardewerk, van
verschrompeld goudleer, noch van gescheurd
oud porselein.
't ICon evenwel ook zijn, dat iemand ergens
in een vergeten hoekje van zijn voorvaderlijke
woning een oud, bestoven, verfrommeld en
verfomfooid perkament vond, voorzien van on
leesbaar gekrabbel en met zegelen er aanhan
gende in „groenen" of „rooden wasse." In
dat geval zouden we zoo iemand bijzondere
attentie aanbevelen, en bleek bet dan dat ge
zegd stuk eens de giftbrief was van een heer
lijkheid natuurlijk met daaraan verbonden
welklinkenden titel, dan zouden we hem vooral
onder de aandacht brengen een advertentie,
die wij dezer dagen in onderscheidene dagbla
den gelezen hebben en waarbij een ander iemand
te koop vraagt „een heerlijkheid met daaraan
verbonden titel." Nu zou 't kunnen gebeuren
dat men, zoo toevallig in den ouden rommel
zulk een vcelbeteekcnend document vindende,
tevens tot de ontdekking kvvam dat het nog
een echt familie-stuk was, zoo'n stuk uit de
dagen van Willem van Normandie zouden de
Engelschen zeggen, en dat men dus wat aanzien
van stam en schat van titels betreft rijker was
dan men zelf' wist.
Dan zouden we waarlijk den raad geven
't stuk voor de aardigheid te bewarenmen
kon dan altoos, tot op zekere hoogte althans,
nog eens nagaan van welke afkomst men was.
Doch in geval men aan die wetenschap nu niet
zulk een bijzondere waarde hechtte, was het
nu een gunstige gelegenheid om van wat ouds
wat nieuws te maken; men behoefde zich dan
maar te adresseeren bij den boekhandelaar
M. Wijt te Rotterdam om nadere inlichtingen
te bekomen.
Maar nu iets anders: Wat zijn er toch al
vreemde en zonderlinge liefhebberijen in de
wereld! Hoe kan men toch iu zijn hersens
't idee krijgenik wou dat ik eens een heer
lijkheid kon koopen met een mooien, heerlijken
titel! Wat zon zoo iemand daar toch meê
moeten uitvoeren Is 't enkel liefhebberij,
zooals de een houdt van vogels, de andere van
bloemen, een derde van een prettig theetuintje,
dan valt er niet veel tegen te zeggen over de
liefhebberij valt niet te twisten. Doch we
kunnen toch niet denken dat de liefhebberij
zoo grillig zou zijn dat ze iemand verzot maakt
op heerlijkheden en titels.
Maar wacht, een heerlijkheid en een titel
maken iemand voornaamaanzienlijkedel.
Toch waarZou dan waarlijk een zekere
Jan Os (zullen we b.v. maar eens nemen), die
bezitter is van zijn naam Jan Os en van 5 ton
daarbij, een greintje voornamer worden als hij
een halve ton uitgeeft om daarvoor te koopen
de heerlijkheid Ossenkoppe tot Ossenstaarte,
zoodat hij zich van nu voortaan kan noemsn
Jan Os vau den Ossenkoppe tot den Ossenstaarte?
Gij spot met den adel, zegt mogelijk een ouwer-
wetsch mensch, zoo iemand uit de dagen toen
er nog andere menschen waren dan gewone
menscben. Neen, wij spotten nu niet met den
adelwaren adel, bestaande in edel zijn door
edel te handelen, achten we hoog, te hoog om
zulken adel ook een overigens niets beduidenden
titel niet te gunnen. We spotten alleen met
een Os, die meeneu mocht dat bij zal ophouden
een Os en van 't Ossengeslacht te wezen, en
b.v. een Leeuw te worden, omdat bij zich gaat
noemen Os van den Osselcoppe tot den Osse-
staarte, of bij verkorting Os van Kop tot Staart.
Nog iets. Wie verkoopt er heerlijkheden met
titels Zeker in de eerste plaats de koopman
in heerlijkheden en titels. Droogstoppel zou
zeggen „Antiquarius Sr. O. Deviezengracht
No. 11, in heerlijkheden en titels." Zijn er
zulke kooplui Dan iemand die zijn heerlijkheid
en titel van de hand wil doen, die er genoeg
van heeft, die er niet meer aan doet. Maar
die zal toch de voornaamheid er niet bij gaan
aan kant doen Dat kan toch nietDan de
erfgenamen van een overledene iu wiens boedel
men ook bijgeval een heerlijkheid met titel heeft
gevonden. Maar hoe kan iemand ter wereld
dood gaan en zijn voornaamheid achterlaten,
om te verkoopen Dan de fabrikant in heer
lijkheden en titels dit is echter al te zot. En
toch Lezers daar hebben we een idéé gesteld
we waren eigenaars van een of anderen onmo-
gelijken spoorweg in Amerikadan zouden we
den daar langs gelegen grond, dien we toch
op den koop toe krijgen of nemen, omdat ze
daar op een strookje meer of minder niet zien,
verdeden in sectien of nummersvervolgens
zouden we die te koop presenteeren en dan
konden de koopers zich gaan noemenGraaf
van Sectie A. n°. 110; Baron van Sectie A
no. 11; Hertog van Sectie BD; Heer van
Sectie E no. 120c enz, Wie weet hoe goede
zaken we zouden maken en of de Amerikaansche
sporen niet nog solieder zouden worden dan ze
nu al zijn. Wijlen zijn zwarte majesteit Fau-
stin I van Haïti deed nog eenvoudiger. Hij
benoemde de mannen die door hun grootheid
het aanzien en don luister van zijn hof moesten
helpen verhoogen tot „Duc de la Marmelade",
„Comte des Ommelettes-soufflées", „Vicomte de
Boeuf" en dergelijke. Dit riekt ons echter te
veel naar de cuisinière om het ter navolging
aan te prijzen. Iu 't voorbijgaan gezegd is er
nooit een bijtender charge gemaakt op heerlijk
heden en titels dan door dezen Faustin I, toen
hij zijn keukenboek raadpleegde om adellijke
titels te verzinnen dat bij er, als echte
lekkerbek, heerlijkheden in vond was nog te
begrijpen maar adellijke titels
Laat ons thans ons praatje over heerlijkheden
en titels resumeeren.
Eerbied hebben we voor den man, hij zij rijk
of arm, voornaam of gering in de wereld, die
wel maar een eenvoudigen, ordinairen naam
heeft doch die edel en verheven denkt en handelt
en die daardoor toont, waarlijk edel te zijn.
Eerbied hebben we ook voor den man die een
edel voorgeslacht kan aanwijzen en bovendien
zelf in in alles 't zijne doet om een edelen,
ongekreukten naam edel en ongekreukt te be
waren. 't Beetje ijdelkeid dat er in schuilt als
hij zich nog altoos met zulk een langen en
ouwerwetschen naam blijft noemen en schrijven
willen we zoodauig een man gaarne vergeven
en we zullen van dien titel niets afdoen al
beduidt die op zich zelfs ook niets.
Wij kunnen ons zelfs nog verklaren dat een
vermogend man op een auctie aan iets blijft
hangen dat hem toch in den grond niet veel
kan schelen en dat hij zoo iu liet rechtmatig en
onbetwist bezitkomt van een heerlijkheid met titel.
Maar handel in heerlijkheden en titels vinden
we allerzotst en van een man die zijn goede,
mogelijk zuurverdiende of slim gewonnen geld
uitgeeft om een heerlijkheid met titel te koopen,
kunnen we voor 't oogenblik niets anders zeggen
dan dat hij al zeer excentriek is in zijn liefhebberij.
Op de onstuimige debatten van de eerste
dagen der afgeloopen week is een meer kalme,
maar niet minder gewichtige beraadslaging in
de Tweede Kamer gevolgd. Aan de orde waren
de ontwerpen der regeering tot aankoop der
spoorweg!ijnen Rosendaal-Moerdijk en Rosendaal-
Breda, thans nog het eigendom van de maat
schappij Grand Central Beige. Deze lijnen
vormen nu nog een schakel in den Zeeuwsck-
Limburgschen eu Zeeuwsch-Hollaudscken spoor
weg. Het ongerief, dat zoowel het reizend
publiek, als vooral de transito-handel ondervindt,
door de ongeregelde aansluiting der treinen en
het oponthoud te Rosendaal, had de regeering
bedacht doen zijn, om te trachten eigenares dei-
lijnen te worden. De koopsom zou gevonden
worden" tv" de aflossingssom, door Belgie te
betalen1 Vöoï" de rente, die dit rijk, voor het
aandeel in de Nederlandsche schuld, volgens
overeenkomst, bij de scheiding in 1839, jaarlijks
moet betalen. Die koopsom kwam echter aan