ZIFBIK/I I SClll COURANT.
voor het arrondis- sement Zierikzee.
1873. No. 30. Woensdag- 16 April. 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Posterijen en Telegrafie.
Kennisgevin g.
Bekendmaking.
AANBESTEDING.
STAAT EN KERK.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post f 1.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMAN.
De ondergeteekende brengt ter algemeene kennis, dat
voortaan de diensttijd van het Post- en Telegraafkantoor
op Tweede Paasch-, Pinkster- en Kerstdag wordt gelijk
gesteld met dien van den Zondag.
De Directeur
PILAAR.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van de Ingezetenen, dat er op Woensdag den 16den April
e. k., des namiddags te één ure, op het Raadhuis alhier,
eene openbare Vergadering van den Gemeente-Raad zal ge
houden worden.
Zierikzee, den 18 Maart 1873.
De Burgemeester
v. CITTERS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
zullen op "Woensdag den 7 Mei e. k., des namiddags te
12*/a uur, ten Raadhuize AAN BES TED EN
Het doen van eenige vernieuwingen aan de
Gebouwen en anderewerken dezer gemeente met
het gewoon onderhoud daarvan.
De aanwijzing zal plaats hebben op Vrijdag den 25 April
e. k., des voormiddags te tien uur, terwijl inmiddels inlich
tingen te bekomen zijn bij den Gemeente-Bouwmeester.
BESTEKKEN zijn verkrijgbaar van Dinsdag a. s. af ter
Gemeente-Secretarie, tegen betaling van 25 ct.
Zierikzee, den 18 Maart 1873.
De Burgemeester en Wethouders,
v. CITTERS.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERINS.
IV.
Er is misschien geen algemeen staatsbelang
of liever maatschappelijk belang, waarbij 't zoo
gevaarlijk is streng doctrinair te zijn als bij
de regeling der verhoudingen van staat en
kerk, dat wil zeggenin de meeste andere
zaken van algemeen maatschappelijk belang kan
men zeker zijn zich voort te bewegen op den
goeden weg, en op den duur de meesten te
bevredigen, als men slechts rekening houdt met
de natuurlijke wetten der dingen, met de we
tenschap en het gezond verstand, alleen in
zaken die den Godsdienst of meer bepaald de
kerkelijke overtuiging betreffen kan men dit
niet zoo onvoorwaardelijk doen.
De bestaande kerkelijke toestanden bij een
volk moeten bestudeerd en beoordeeld, verklaard
en behandeld worden met het oog op hun
oorsprong, dus met 't oog op de geschiedenis.
De groote moeielijkheden, waarin de Pruisische
staatslieden zich tegenwoordig bevinden zijn
voor een goed deel daaraan te wijten, dat die
staatslieden toen zij de hand sloegen aan de
verheffing van 't souvereine gezag van den
staat en de zuivering daarvan van ingeslopen
misbruiken, te weinig rekening hebben gehouden
met de toestanden die hun voorgangers zelf in
't leven geroepen hebben. Niet te verwonderen
is 't b. v. dat de priesterschap in Duitsehland,
zoo Protestantsche als Katholieke zoo noode 't
onderwijs uit de hand geeft, daar immers de
staat zelf vroeger die priesterschap als de na
tuurlijke toeziende, influeneeerende, besturende
autoriteit over 't onderwijs heeft gesteld. Niet
vreemd ook dat toen de vroegere orthodox-pro-
testantsche Pruisische koning zich de keizerskroon
op 't hoofd zette van 't nieuwe Duitsehe Rijk,
de Katholieke priesterschap ging droomen en
mijmeren over de dagen van weleer toen de
souverein die boven den keizer stond, de eigen
lijke rijks-oppervorst de Paus van Rome was.
Men ziet ditzelfde in aBdere staten. Zwitserland
moet, om de vorderingen van den ultramontaan-
seheu stroom te breidelen, öih de verstikkende
omarming van de woekerplant van 't priesterlijk
gezag te ontkomen, breken met zijn eigen an
tecedenten, het moet de fouten bezuren in vroe
gere vlagen van verkeerd begrepen verdraag
zaamheid begaan. Belgie, verscheurd door de
eindelooze worsteling der liberale en clericale
partijen, oogst thans de vruchten van de groote
fout die zijn mannen van 1830 gemaakt hebben
toen zij om van Koning Willem I ontslagen te
raken het monsterverbond tussehen liberalen en
clericalen tot stand brachten. Voor een oogenblik
door 't najagen van één doel vereenigd, had
later elk der partijen berouw van de aangegane
onhoudbare verbintenissen.
In menig opzicht zijn wij in ons kleine
Nederland gelukkiger wat dit betreft. Wie met
opmerkzaamheid onze geschiedenis der laatste
drie eenwen nagaat, zal moeten erkennen dat
wij ons voortdurend bewogen hebben op den
weg die leidt naar steeds meer gezuiverde
toestanden.
De volkomenste toestand dien wij ons voor
stellen kunnen met betrekking tot staat en kerk
is de meest absolute scheiding van staat en kerk,
en een wetgeving die daarop is gericht, alle
inbreuken van den eene op de andere en van
deze op gene te voorkomen en af te snijden.
Onder de Republiek der Vereenigde Neder
landen bestond in naam vrijheid van Godsdienst
voor alle gezindheden, doch feitelijk was toch
de Gereformeerde Kerk de keersehende, de staats
kerk. De vrijheid van godsdienst was voor
alle andere gezindheden meer een tolerantie,
een dulding, dan vrijheid voor de Roomsch
Katholieken was de staat 't minst tolérant en
voor de andere gezindheden was hij 't eigenlijk
ook maar zeer weinig.
De revolutie vau 1795 veranderde dit, en deze
verandering was een barer goede werken die
geen der partijen mag vergeten. Immers deze
voorheersching der Gereformeerde Kerk moge
al historisch zijn, rechtmatig is zij nooit geweest,
en ook haar historische oorsprong behoefde
haar geenszins 't eeuwige leven te bezorgen.
De constitutie van 1798 sprak algekeele gelijk
heid voor de wet uit van alle godsdienstige
gezindheden 't bekleeden van ambtsposten werd
niet langer afhankelijk gesteld van de kerkelijke
belijdenis. De constitutie van 1801 behield
en bevestigde dit beginsel, doch vorderde ook
dat elk burger gehouden was tot een of ander
kerkgenootschap te belmoren. De grondwet van
1814 erkende ook geen heersckende kerk en
bepaalde alleen dat de Souvereine vorst den
hervormden godsdienst moest belijden, welke
bepaling, na de vereeniging met Belgie, uit de
gewijzigde grondwet van 1815 wegviel. Het
algemeen reglement voor de Hervormde kerk.
van 7 Januari 1816, was een reactionnaire
maatregel, een politieke fout die haar wrange
vruchten ook iu overvloed heeft gedragen. De
grondwet van 1840, zijnde de gewijzigde na
de eindsehikking met Belgie, bleef in den
geest als die van 1814.
Het is niet te miskennen dat iu al deze wet
ten van 1798 af 't beginsel der scheiding van
kerk en staat valt op te merken.
De aanneming van dit beginsel maakte ook
een bijzondere regeling noodig' ten opzichte van
de Roomsek-katkolieke kerk wegens de betrek
king van deze tot een vreemden souverein,
den Paus. Deze regeling had plaats door de
concordaten van 10 Sept 1801, van 8 April
1802 en van 18 Juni 1827, welk laatste niets
anders was dan een bestendiging van dat
van 1801.
Doch hoewel 't beginsel van scheiding' van
kerk en staat de grondslag onzer nieuwere
staatkunde met betrekking tot de kerk geweest
is, was toch de gebeele regeering van Willem I
slechts een tijd van overgang, een tijd van
aarzeling, van strijd, van inconsequentie. Wie
herinnert zich niet den strijd met de Belgische
clericalen, de geschiedenis van 't concordaat van
1827 en de maatregelen tegen de Afgescheidenen
in 1836 en later
Voor de Grondwet van 1848 was 't bewaard
om liet groote en alleen zuivere beginsel van
scheiding der beide machten en bepaling van
ieders bevoegdheid geheel openlijk te huldigen
eu nader te streven.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 15 April 1 8 7 3.
Zierikzee. Een stap nader zijn wij weder gekomen
tot de oplossing der census-vraag, terwijl daaruit
tegelijk blijkt dat de zaak, na 5t getroffen vergelijk,
niet in den doofpot zal gestopt worden. De Minister
van Binnenlandsche Zaken heeft zoo als 't Handelsblad,
meldt, van de gemeentebesturen opgaven gevraagd om
trent de volgende punten 'tGetal kiezers die, bij een ver
laging van den census tot 't minimum, 't kiesrecht
zouden verkrijgen voor de Tweede Kamer en de Prov.
Staten en 't tot dus ver niet hadden, met vermelding
van elks bijzonderen aauslag in de grondbelasting, 't
personeel en 't patent, als mede van hen die dau
kiezers voor den gemeenteraad zouden worrlen, tevens
met rangschikking naar hun beroep, bedrijf of nering.
Dit is, hoe men de een sus-vraag ook opzette, de ware
weg om, zonder in 't onbestemde te vervallen, de ge
volgen le kunnen begrooten van een verlaging van