ZIERIKZEESCHE COURANT.
1873. No. 27. Woensdag 2 April. 76ste jaargang.
RIJKSTELEGRAAF.
INTIEME BRIEVEN.
Het KANTOOR zal geopend zijn van 1 April tot 30 Sep
tember
Op "Werkdagen van 's voormiddags 7.tot 's avonds 9 ure.
Op Zon- en Feestdagen van 's voormiddags 8-9, 's -na
middags 1-3 en 's avonds 7-9.
Zierikzee, 29 Maart 1873.
De Directeur
PILAAR.
Observator aan den Redacteur.
Al te lang heb ik u reeds laten wachten
op een zichtbaar blijk van mijn belangstelling
in uw arbeidik kom nu eindelijk toch eens
uit mijn hoek en zend u dezen mijn eersten
zendbrief. Ik weet wel dat ge er misschien
gebruik van zult maken voor uw Courant,
maar dat is nw zaak. Ik twijfel haast of ge
dezen wel zult durven opnemen, want ge zult
merken dat hij nog al personeel is, n.l. in bet
bijzonder voor uen ofschoon ik weet dat ge
nog al zoo kleinzeerig niet zijt en van uw
goede vrienden wel een stootje verdragen kunt
zonder boos te worden, zou 't toch kunnen
zijn dat ge wat wij zoo onder ons afhandelen
liever niet aan de groote klok wildet hangen.
Enfin! doe er mee wat ge wilt.
Toen ik 't eerst hoorde dat gij de redactie
van de Zierikzeesche Courant hadt op u geno
men, dacht ikwat gaat ge beginnen waar
gaat ge u in begeven! zijt ge nog niet gene
zen van al die illusien, die ik reeds in u heb
bewonderd en bespot, toen ge nog pas kwaaint
kijken in de wereld der groote mensehenAl
toos die illusien, altoos die vurige ijver, die
brandende begeerte om op uw manier nuttig
te zijn en een sprikje harsig hout aan te dragen
om de fakkel der verlichting te helpen voeden.
Weet ge wel dat er geen ondankbaarder ma
chine is dan de dagbladpers, dan de pers in
't algemeen! En dan uw naïeve opvatting van
uw taak als redacteur en dat met de bewust
heid dat men de bereiking van uw doel als
vrij wel hopeloos beschouwde!
Wat toch hebt ge u voorgesteld'? Was
't niet de vernieuwing, de wedergeboorte van
een blad dat reeds zoo lang had gekwijnd en
gesukkeld, dat den dood nabij was, en dit
niet alleen, maar ge waagdet zelfs de pretentie
dat bet u gelukken zou't oude vergeten blaadje
tot een veel gelezen, gij kooptet mogelijk ook
wel, tot een geliefd blaadje te maken, 't Is
waar, uw uitgever had aan die illusien ook
ruimschoots zijn deel, maar gij hebt hem daar
toch ook nog in gestijfd en nu een aanvanke
lijk succes uw pogingen schijnt te kronen,
hitst gij vast elkander wederkeerig op in naleven
ijver. O heilige onnoozelheid
Wil ik u eens wat zeggen Ge zijt goed
willig en ijverig genoegaan uw hoofdartikelen,
aan uw buitenlandscbe overzichten, aan uw
hier en daar te pas gebrachte opmerkingen
kan ik wel zien dat 't u ernst is met de eens
afgelegde belofte om 't publiek iets te geven
dat niet zoo geheel en al verwerpelijk is; ik
zie daarin zelfs de strekking om 't publiek,
voor zoover 't daaraan behoefte heeft, zoowat
te leiden en voortelichteu en niet om te spe-
culeeren op de zwakheden en gebreken van
bet publiek; gij wilt u niet vernederen om
den minontwikkelden hoop te vleien en na te
loopengij wilt op uw manier de waarheid
vertellen, licht en kennis verspreiden, de tee-
dere en edele snaren van 't gemoed zoo nu
en dan doen trillen en door die trillingen wat
warmte en leven daarin opwekkengij wilt
ook in uw gewone berichten niet bij voorkeur
azen op akeligheden, ongelukken, misdaden,
slechtigheden; gij wilt vooral geen voedsel
geven aan de booze zucht van lafhartige, laag-
zielige menschen, die gretig een goedkoope
gelegenheid aangrijpen om hun naasten in
't verborgen, en toch openlijk, te grieven door
hatelijkheden of flauwiteiten; dit alles erken
ik, maar ge zijt toch niet slim genoeg. Ge
zijt niet slim genoeg, gij vat uw taak te ern
stig op, gij spant u veel te veel in, gij doet
veel te veel uw best om oorspronkelijk te zijn.
Geloof mij, ge kunt er veel gemakkelijker
komen. Let eens op de jongere zuster van
uw blaadje, die heeft het al een heel eind ge
bracht in de wereld, en met welke geringe
elementen gaat zij te werk! Ik zal er u eens
op attent maken, ofschoon ik vertrouw dat gij
dat zelf toch ook wel eens zult ingezien hebben.
Wat doet de jongere zuster van uw blaadje,
de courant, met welke gij, onnoozele bals
't hebt durven wagen te concurreeren Heel
eenvoudig ditzij laat het publiek haar grootste
ruimte vullen met advertentien, dan laat ze
verder 't publiek nog een zekere ruimte vol
stoppen met gemengde berichten, ge weet wel,
van die gem.gemengde ber. berichten
wat er dan nog overschiet laat zich gemakkelijk
met wat ongelukken, moordeu, diefstallen en
uien vullen. Heeft het publiek eens een enkele
maal geen advertenties genoeg of geen ge
mengde berichten genoeg dan geeft ze een
ingezonden stukje, liefst in plat-Schouwsch
dialect. Sedert eenigen tijd geeft ze ook we
kelijks een korte kroniek der wereldgebeurte
nissen, die wel wat droog is, maar toch nog
zoo droog niet als de „Korte Kroniek" achter
den Enkhuizer Almanak. Nu en dan geeft ze
ook gedichten.
Merk nu de voordeelen van dit systeem
eens opZij is vooraf zeker dat het publiek
haar gretig leest, vooreerst om de advertenties,
dan om de gem. ber. te genieten en uit te
leggen, verder om plat Schouwsch te leeren,
iets wat tusschenbeide gezegd tegenwoordig
onmisbaar is bij al de vreemde talen, zooals
Hollandsch, Fransch, Duitsch etc., die het
jongere geslacht al leeren moet, en eindelijk
om de nieuwste bloemen der poëzie te plukken,
en, tot een welriekend bouquet saamgebonden,
te plaatsen op de schoorsteenlijst van den tem
pel der muzen als een hulde aan 't verhevene,
sckoone en edele.
Maar ik zou nog iets vergeten, wat ge toch
vooral moet opmerken, ze geeft ook weten
schappelijke critiek, en wel van die critiek,
zooals gij ze nooit gegeven hebt en die toch
zoo pikant is. Doch gij zult vast ook de
Nieuwsbode van Zaterdag 29 Maart wel ge
lezen hebben. Welnu, bestudeer dat nommer
eens goed en rdoe er uw voordeel mee. Be
halve die critiek vindt ge er ook nog uitknip
sels in uit een andere courant, ook een uit
knipsel uit bet „Album der natuur," een aardig
opstelletje in het plat-Schouwsch, aan 't adres
van keeren Notarissen, die NB. ook al ouder
het adverteerend en dus medewerkend publiek
behooren en gewis dit opstelletje met onver
deelden bijval zullen lezen, en een dichtstuk
behoorende tot het kwijuendeburgerstandshon-
gerdoodsspek en vleesehetendbelasting-papieren
speculatieve genre, dat vast zeer in den smaak
valt.
Doch van die critiek gesproken.
Ge weet nog wel dat, anderhalfjaar geleden,
een zekere Werther een boekje geschreven
beeft over de Sociale Kwestie; 't was, meen
ik, een overdruk van eenige artikelen, die eerst
in uw blad waren opgenomen, 't Publiek zal
dat boekske al lang vergeten zijn; doch de
criticus van de Nieuwsbode schijnt het nog
niet vergeten te hebben. O neenwant het
blijkt nu dat hij al anderhalf jaar lang heeft
zitten zoeken in het boekje om er iets in te
vinden, waarover hij wat hatelijks kon in
't midden brengen, zonder dat hem dit echter
gelukt is, want zijn critiek is een gestolen
critiek. Die criticus van de Nieuwsbode is
een uitzondering' op den regel dat iemand die
een bond wil slaan ook wel een stok kan
vindenhij heeft achttien maanden lang naar
een stok gezocht en ten laatste, wanhopig van
't zoeken, heeft hij kort en goed een voorbij
ganger uit den Brtel, die wel eeu stok heeft
weten te vinden, dat wapen afgenomen om er-
den armen Werther mee af te straffen. Mij
dunkt dat pak moet dien man dubbel hard
zijn gevallen, nu liij misschien meende dat
zijn boekje al zoo zoetjes aan in vergetelheid
zou geraakt zijn. En dan zoo onverwacht
zoo. ja, hoe zal ik 't zeggen, zoo raar,
zoo net alsof de critiek eigenlijk geen critiek,
maar heel iets anders moest bedoelerrzoo
iets als 't geen men in de politiek een uittar
ting, ja een casus belli pleegt te noemen.
Nu, of Werther daaraan zal willen, betwijfel
ik zeer. Oorspronkelijke critiek is altoos lezens
waard en mag niet zoo maar in den wind
geslagen worden, maar gestolen critiek, nage
schreven, losse brokstukken uit eens anders
geschrijf, neen dat vind ik niet waard om nog
tegengesproken te worden. Het naschrijven van
eens anders critiek enkel om hatelijk te wezen
Iaat ik over aan saaie kroniekschrijvers of aan
prulvertalers, die voor een bagatel centen heele
vellen vol Duitscbe novelletjes overzetten, doch
wier hersens niet geniaal genoeg zijn om iets
oorspronkelijks te leveren.
Ondertusscken moet ik ook zeggen dat 't voor
Werther in zekeren zin niet onaangenaam zal
zijn dat zijn boekje, „al achttien maanden oud,"
nog de moeite waard wordt geoordeeld om de
revue te passeeren van den criticus van de
Nieuwsbode. Niet iedere nederige brochure
wedervaart zulk een onderscheiding, en vooral
niet na 't bedaren van de eerste sensatie, die
zoo'n brochure misschien kan gemaakt hebben.
Want werkelijk beeft Werther's boekske in
der tijd nog al de aandacht getrokken, zooals
ge u misschien nog wel herinnert. Zoo werd
het zeer gunstig beoordeeld in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant van 19 Nov. 1871, in
de Haarlemsche Courant van 22 Nov., in de
Arnhemsche Courant van 24 Nov., in de
Dordrechtsche Courant van 2627 Nov., in
de Provinicale Groninger Courant van 28 Nov.,
in de Leidsche Courant van 30 Nov., in de
Volksvriend van 1 Dec. 1871 en in die van
1 Jan. 1872, in de Zierikzeesche Courant van
9 Deo. 1871, in de Leeuwarder Courant van
5 Dec., in de Kamper Courant van 7 Dec.,
in bet Nieuws van den dag van 8 en 9 Dec.
(Hoofdart. I' en II) en van 3 Januari 1872,
in de Noord- en Zuid-Hollandsche Courant
van 13 Dec. 1871 en volgg. (Hoofdart. I-IV),
in het Leeskabinet van Dec. 1871, bl. 217.
De Economist, Maart 1872, bl. 333, keurde
het een beoordeeling waard, die ten deele
gunstig is. In No. 23 van „Onze Tolk'1 schijnt
het boekske nog al onderhanden genomen te
zijn door J. D. V. uit Brielle. En ten laatste
is 't nu ook als door een achteraankomeling,
een ontijdig geboren criticus, die evenwel als
hij gekund had missohien wel no. 1 van do
rei getuigen zou geweest zijn, door den ong'e-
noemden criticus van de Nieuwsbode aange
grepen en toegetakeld.
Zoodat ik, om weer op mijn thema te komen,
maar zeggen wil, dat ge eigenlijk, als ge uw