ZIERIKZEESCIIE COURANT.
1873. No. 26.
Zaterdag 29 Maart.
76ste jaargang.
AANBESTEDING-.
STAAT EN KERK.
Bekendmaking.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
zijn voornemens op Woensdag den 16 April 1873, des
middags te 42,/2 uur ten Raad huize AAN TE BESTEDEN
Het inrigten van het "Waaglokaal tot Bureau
van Politie en van een gedeelte der voor
malige Vleeschhal tot Waaglokaal.
BESTEKKEN zijn tegen betaling van 20 cent ver
krijgbaar ter Gemeente-Secretarie, terwijl inlichtingen zijn
te bekomen bij den Gemeente-Bouwmeester.
Zieriic7.ee, den 24 Maart 1873.
De Burgemeester en Wethouders,
v. CITTERS.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERÏNS.
II.
De eeuwige rustelooze strijd tusschen den
staat en de kerk is inderdaad een zeer natuurlijk
verschijnsel. Niet de strijd tusschen de zedelijke
lichamen staat en kerk, maar tusschen de
personen, die bekleed zijn met de macht in
den staat of in de kerk is het, die zoo altoos
door de wereld beroert en verontrust, nu eens
heviger dan weder schijnbaar zeer vreedzaam.
Het is niet de strijd tusschen de stoffelijke of
wereldsclie maatschappij tegen den godsdienst,
tegen 't hoogere, 't. onzienlijke, zooals door de
eene partij zoo vaak wordt beweerd; het is
de kamp van de machthebbende staatslieden
en regenten tegen de machthebbende priesters.
Wij hebben hier niet de priesters van een
bepaald kerkgenootschap op 't oog, maar be
doelen in den meest algemeenen zin alle pries
ters, van welke gezindheid ook en uit welken
tijd men wil, voor zoover zij maar eenige
macht of gezag uitoefenen of trachten uit te
oefenen over de leeken.
Waar de ééne groep menschen door omstan
digheden de macht in handen gekregen heeft
over de lichamen, handelingen en bezittingen
van de geheele gemeenschap of maatschappij,
en een andere groep de macht over de zielen,
gevoelens, gedachten, uitzichten en verwach
tingen van de leden dierzelfde maatschappij,
daar is 't zeer natuurlijk dat die eene groep
er ook de zielen en die andere er ook de
lichamen bij begeert. Wie macht heeft, streeft
op den duur naar almacht.
Dit is de eenvoudige verklaring van den
strijd tusschen kerk en staat.
„Wij gaan niet naar Canossa." In deze
welsprekende woorden van prins von Bismarck
ligt veel zinzij duiden de positie der partijen,
voor Duitsckland, zeer klaar aan. Hij bedoelt,
gelijk men weet, dit: de keizer van 't nieuwe
Duitsche Rijk zal nimmer de onderdanige dienaar
zijn van den paus van Rome, zooals eens een
andere keizer zich vernederd heeft om barrevoets,
in de kou, op de binnenplaats van 't pauselijk
verblijf te Canossa te wachten, dagen lang,
op een genadigen stoot met den voet van den
zich noemenden stedehouder Gods op aarde.
Wij willen nu in 't midden laten of von Bis
marck gelijk heeft; macht is zulk een
gevaarlijk goed; beide partijen kunnen wel
dwalen. Wij halen dit recente voorbeeld alleen
aan als een van de menigte episoden uit den
grooten tweestrijd.
't Is een groote dwaling bij den strijd tus
schen kerk en staat juist te denken aan den
modernen staat en de orthodoxe kerk, als zou
de nieuwere staat meer en meer breken met
den godsdienst. Neen, zoo lang er staten ge
weest zijn die op bepaalde grondslagen rustten,
en zoo lang er kerkelijke vereenigingen bestaan
hebben, beeft die strijd ook altoos bestaan.
Nu eens was de staat heerscbende, dan weder
onderliggende partij't eene tijdvak zag de
wereldlijke overheid slechts geduld, beheerseht
en geleid door de kerkelijke, 't andere beleefde
een kerk, die als een staatsinrichting werd
behandeld en bestuurd. Nu was 't de koning-
priester, dan de priester-koning, die 't hoogste
gezag uitoefende, dan wederom de vinnige
worsteling tusschen de geestelijke en de wereld
lijke machten om de alleenheerschappij. Dat
zijn de verschillende phasen van den strijd.
Geen drama, zoo belangwekkend als 't tafereel
dat zich voor ons oog ontrolt, wanneer wij het
verloop van den eeuwenheugenden kamp tus
schen die beide groote machten op aarde
gadeslaan, van den beginne af. 't Zij men de
langgestorvene geslachten van 't oude lndie
uit hun steenen graftempels en lijkurnen op
roept, 't zij men de gedenkteekenen van oud-
Egypte raadpleegt, 't zij men de gewijde bladen
opslaat en Israels geschiedenis leest, kortom,
van de vroegste tijden af kan men 't groote
drama bijwonen. Vooral in de geschiedenis
van het Israëlitische volk, die wij ook als meer
algemeen bekend beschouwen, springt de ge
duchte, rustelooze strijd in het oog. Daar was
het de priester, die doorgaans den boventoon
had. Jammer maar, dat wij allen ook min of
meer partijdig zijn in den strijd en dus niet
geheel onbevooroordeeld kunnen zien en oor-
deelen! Uit diezelfde geschiedenis wordt dan
ook vóór en tegen, wit en zwart, geredeneerd.
In plaats van 't rechte nnt te trekken uit al
die lessen, in de geschiedenis van ..'t gewijde
volk vervat, zijn wij nu nog de dupe van hen,
die deze geschiedenis weten te exploiteeren,
evenals de kinderen Israëls zelf do dupe ge
weest zijn van de machten, die getwist hebben
om de heerschappij over hun zielen en lichamen.
Maar wij kennen haast geen levendiger en
boeiender tafereel van den strijd tusschen kerk
en staat dan die gewijde geschiedenis. Van
de theocratie af tot de democratie toe zien we
den Israëlitischen staat alle vormen van regee
ring doorloopenonder zijn vorsten vinden we
gedweëe priesterslaven, koninklijke priesters en
priesterlijke koningengeloovigen, dweepers
en ongeloovigenen onder het volk modernen
en orthodoxen, onverschilligen en overdrijvers,
domme aanhangers van 't oude en geestdriftige
nieuwigheidszoekers, dat alles in bonte afwis
seling. 't Einde van die groote episode is
geweest dat beide partijen 't verloren hebben
de staat en de kerk van Israël, die modellen
van 't genre, volgens zoovelen, zijn beiden te
niet gegaan. Hun zwakke overblijfselen ver
toont men elkander als antiquiteiten, en, dwaas
genoeg! ook van deze smeedt men nu nog
krijgswapenen om elkander te bestrijden.
Van ongelijk veel meer belang is echter
voor ons de beschouwing vau den tegenwoor-
digen staat van zaken. In veel opzichten toch
beleven wij een tijd dat de strijd tusschen
staat en kerk levendiger en vinniger is dau
ooit. In Italië is het wereldlijk gezag van
den paus te niet gegaan door de voltooiing van
de staatkundige eenheid van Italiëin Duitscb-
land heeft een krachtig politiek genie met
nadruk de beteugeling aangevangen van den
steeds meer voortwoekerenden invloed van het
jesuïtisme, in Zwitserland ziet men dagelijks
meer in, dat het tijd wordt de aloude burger
lijke en gewetensvrijheid te handhaven tegen
de voortstrevende vorderingen van de pioniers
van over de bergen; in Spanje worstelt een
klein hoopje verlichte mannen tegen het drieste
geweld, waarmede brutale priesters misbruik
maken van hun gezag over een domme, trage
massa; in Belgie werkt ook een klein hoopje
wakkere geesten om de kwade practijken te
ontmaskeren, waaraan een machtige clericale
kliek zich schuldig maakt; in Engeland is de
strekking niet te miskennen naar een aanstaande
scheiding en schifting van de kerkelijke en
wereldlijke machten, die aldaar sedert drie
eeuwen zoo kunstig aan elkander pasten dat
de natie er tusschen geklemd bleef als in een
klemsebroef; in 't Noorden ziet men 't exclu
sieve Lutkerdom meer en meer toegeven aan
de eischen der redelijkheid door den staat
gesteldin Rusland ziet men een eertijds mach
tige staatskerk door teekenen van leven
en opvvaking van den volksgeest, der ontbin
ding nabij.
En in den boezem der kerk zelf, welk een
woeling en werking valt daar niet op te mer
ken, enkel 't gevolg van den grooten strijd
tusschen staat en kerk. Wij spreken nu niet
van orthodox en modern, dat zijn in ons oog
klanken, die weinig beteekenen. Orthodox is
niets anders dan oud-modern en 't moderne
van heden is 't orthodoxe van morgen. Wij
bedoelen meer bijzonder den strijd tusschen
den vrijen geest en het gezag, tusseben 't indi-
vidueele, alleen aan God verantwoordelijke ge
weten en de macht, die over de zielen en
lichamen wil blijven heersehen. Wie zal ont
kennen dat de staat door zijn zorg voor de
verstandelijke vorming en ontwikkeling der
burgers hierin krachtig de band heeft
In den boezem der kerk ziet men een pries
terdom dat zich de macht langzamerhand
voelt ontvallen, alle krachten inspannen en alle
middelen goed achten om 't verlorene te her
winnen en te behouden. Niet genoeg dat de
moderne staat gescholden wordt als godde
loos, maar alle oude verroeste wapenen worden
opgeschommeld om tegen dien goddeloozen staat te
worden aangewend. Nieuwe leerstukken worden
uitgedacht, leerstukken tegen welke men zelfs
in de gouden dagen der priesterheerschappij als
tegen onzinnigheden heeft opgezien. Wonderen
keeren terug uit den grijzen voortijd. Speculation
om aan geld te komen, want geld is zulk een
goede munutie in eiken strijd, worden op touw
gezet met een stoutheid dat ze den rechter
verrassen en de regeering die ze onder haar
oogen toeliet, doet blozen. Eu ondanks al die
inspanning, al die anstrengung, toch ontbinding
en scheuring. Zou de H. Cyprianus, zouden
de vaderen van 't Concilie van 381, zou Gre-
gorius de groote 'twel ooit vermoed hebben
dat hun scheppiug na zulk eeu lang tijdvak
van geduchte macht, ten laatste in elkander
moest storten juist door 't valsche beginsel dat
zij aannamen toen zij de macht begeerden eu
aanvaardden op 'tgebied van den godsdienst!
Ook in ons vaderland keerscht de strijd
tusschen staat en kerk. De dagen dat de
Roomsehe priesterschap 't land regeerde zijn
lang voorbij, de tijden dat de Dordsche vaderen
kerkers en schavotten tot hun dienst hadden
ziju gelukkig ook voorbijmaar 't is daarom
nog geen vrede in de landpalen. Getuigen de
vinnige strijd tegen de openbare school, de
bittere polemiek der dagbladen, de tegenstrijdige
gevoelens der mannen vau het gezag, 't nu eens
afgeschafte, dan weder ingestelde eu later weder
afgeschafte ministerie van eeredienst, de heftige
agitatie die er lieerscht bij de behaudeling van
sommige wetsontwerpen, wanneer de partijen
als om strijd er op uit zijn om godsdienst
en staatszorg, dogma en humaniteit, inbeelding
en eenvoudige waarheid met elkander in botsing
te brengen; getuige ook de steeds scherper
wordende afscheiding der leden van de ver
schillende kerkgenootschappen.