ZIEBIKZEESCÏSE COURANT.
1873. No. 24. Zaterdag 22 Maart. 76ste jaargang.
NATIONALE MILITIE.
B E K E NdWMLÏWG.
BEKENDMAKING.
Plaatsing- van Itincleren op
d.e Ttissclienscliool.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
brengen ter kennis van belanghebbenden: dat Ileeren
Commissarissen over de Tusschenschool in deze gemeente,
eene zitting zullen honden in het lokaal dier school
(Hoofdonderwijzer L. KARREMAN), op Zaturdag den 22
Maart e. k., des avonds te 6 uur, tot ontvangen en be-
oordeelen der aanzoeken om plaatsing van kinderen op die
school, en worden ouders of voogden die hunne kinderen
daar wenschen geplaatst te zien, opgeroepen om zich daartoe
aan te melden, aangezien tusscheritijds geene kinderen op
de school kunnen worden toegelaten.
Zierikzee, den 18 Maart 1873.
De Burgemeester en Wethouders
v. CITTERS.
De Secretaris
J. P. N. ERMERlNS
BEKEWDMAKING.
De BURGEMEESTER van Zierikzee
lettende op de circulairé van den Heer Commissaris des
Konings in deze provincie van 7 Maart 1871 (Prov. blad
No. 46),
brengt ter kennis van cle dienstplichtige lotelingen dezer
gemeente, dat, indien zij mogten verlangen bij voorkeur
bij een of ander korps van het leger te worden ingelijfd,
zij dit door tusschenkomst aan den heer Provincialen adju
dant behooren kenbaar te maken en dat zij zich tot dat
einde vóór den 1 April e. k. ter Secretarie behooren aan te
melden, alwaar hun nadere inlichtingen zullen worden gegeven.
Zierikzee, den 18 Maart 1873.
De Burgemeester
v. CITTERS.
AANBESTEDING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
zijn voornemens op Woensdag den 23 April '1873, des
middags te 12uur ten Raadhuize aantebesteden
„Het leveren van 65000 stuks Keijen."
Bestekken zijn tegen betaling van 10 Cent verkrijg
baar ter Gemeente Secretarie, en liggen ter lezing:
te Amsterdam, in „het Vosje" en „het Poolsche Koffijhuis
te Utrecht, in den nieuwen Bak";
en te 's Gravenhage in „het Zuid-Hollandsche Koffijhuis."
Inlichtingen zijn te bekomen bij den gemeente-bouwmeester.
Zierikzee, den 20 Maart 1873.
De Burgemeester en Wethouders
v. CITTERS.
De Secretaris
J. P. N. ERMERlNS.
STAAT EN KERK.
I.
Reeds dat wij boven dit artikel plaatsten
Staat en Rerk, terwijl anderen zouden schrijven
Kerk en Staat, geeft te kennen dat we hier
te doen hebben met een kwestie van voorrang,
van meer of minder, van onder of boven.
Inderdaad is 't zulk een kwestie, en wel een
zoo oud als de geschiedenis der mensehheid.
't Is of de Godheid dit vraagstuk aan de
mensehheid voor de voeten geworpen heeft als
een eeuwig voort- en rondrollenden twistappel,
waarvan 't nochtans gansch niet hetzelfde is
hoe hij rolt en wie hem ten laatste zal be
machtigen. Zal deze palm der overwinning
ooit één der beide kampioenen ten deel vallen
't Is misschien niet eens de bestemming van
dien twistappel; mogelijk is zijn bestemming
enkel: te rollen, nog wat eeuwen door, gelijk
hij 't reeds gedaan heeft van den beginne, om
dan eindelijk ergens in een hoek stil te blijven
liggen en vergeten te worden, wijl de beide
partijen te Wijs zijn geworden om 't eens zoo
begeërde kleinood nog te willen begeeren.
De groote vraagstukken schijnen de mensehen
nog niet zwaar en ingewikkeld genoeg toe;
doorgaans maken zij ze nog moeielijker en
splinteriger door verwarring van namen en
begrippen. Het nomen él omen wordt veeltijds
niet begrepen en niet ontzien. Zoo ook met
de vraag van Kerk en Staat. Ging men een
voudig te werk volgens de eerste grondregelen
eener gezonde redeneerkunde, d. i. stelde men
eerst vast wat elke term betcekent, dan werd
de zaak veel gemakkelijker, men zou niet zoo
veel misverstand begaan en niet zoo op elkander
verbitterd worden.
Men moest eerst vaststellendit verstaan we
door slaat eu dit verstaan we door kerk, en
daarna vragen wat die twee nu tegen elkander
in te brengen hadden. Wat. echter de eenvou
digste dorpsveldwachter doet tegenover den
onbeduidendsten delinquent, n.l. goed consta-
teeren wien hij voor heeft alvorens hij zijn
proces-verbaal opmaakt, dat verzuimen doorgaans
de grootste wereldberoerders ten opzichte van
de kwestien, die zij overhoop halen.
Niets natuurlijker dan dat een koning, die
de leer huldigt: l'élat c'est moi (de staat ben
ik) ook tot den eersten deu besten priester
zegt: l'église c'est vous (de kerk zijt gij)
zoodat dan de geheele kwestie tusscken staat
en kerk wordt veranderd in een kwestie de
vous et de moi, dat wil zeggen in een kwestie
zonder eind.
Maar deze bepaling van den staat en de
kerk, boevvel veelal stilzwijgend aangenomen,
is nochtans de ware niet.
Wel is zij, zooals we opmerkten, doorgaans
zoo aangenomen, en uit haar is ook grooten-
deels het geheele verloop van den eeuwenlangen
strijd te verklaren. De machthebbende vorst
en de machthebbende priester, de eerste zich
den staat noemende eu de laatste zich de kerk
heetende, zoo vertoonden rich wérkelijk meestal
de beide nimmer moede, nimmer verzoende
kampioenen. En wat erger is, de machtheb
bende vorst beweert zijn mandaat van Gods
genade te ontleenen, terwijl de machthebbende
priester nederig genoeg- is zich uittegeven voor
den representant Gods op aarde. Zoo wordt de
verhouding uqg hatelijker en gedrongener dan
b.v. die van twee generaals die, buiten elkander
om, tegelijk door den vorst tot opperbevelhebber
benoemd zijn en nu ook beide tegelijk, met
hun aanstelling in den zak, in het hoofdkwartier
aankomenbotsing is daar niet te vermijden
geen van beiden zal zelfverloochening genoeg
bezitten om te gaan bedenken of hij ook ge
fopt is. Maar ondertussehen zal het leger er
onder lijden en de veldtocht zou er door kunnen
mislukken. Welk goed vorst zal ook de dwaas
heid begaan twee opperbevelhebbers tegelijk ,te
benoemen! Niet waar? Dat zal een wijs
vorst niet doen; doch allerminst zal de goede
God 't bestuur van de menschen opdragen aan
twee concurreerende titularissen, noch aan twee
naijverige machten.
De eenvoudigste vraag- zou zijn, of God,
wien de bliksems en de stormen, de zee en de
eeuwige natuurkrachten op zijn wenken dienen,
voor 't bestuur der nietige schepseltjes van
één dag', die zich menschen noemen, wel een
paar zoo tegenstrijdigé stadhouders, als een
vorst en een priester, zou kunnen gebruiken
Tot zulke bizarre ideën komt men op grond
van de oppervlakkige, valsche en toch zoo
algemeen gangbare bepalingen van staat en kerk.
't Ingeschapen gevoel van reebt en 't even
goed ingeschapen godsdienstig gevoel hebben
van de mensehheid een dualistisch wezen ge
maakt. De ontwikkeling van 't rechtsgevoel
leidt ééne richting ,op, die van 't godsdienstig
gevoel een andere richting.
Nadat de menschenwereld een tijdlang be
staan had, kwamen uit het gevoel van recht
een zeker aantal onderling verbonden begrippen
tot ontwikkeling en tot de bewustheid der
menschenzoo was 't afgetrokken begrip van
staat ontstaan zonder eenig voorafgegaan overleg,
zonder eenige afspraak of compromis, zonder
een schijn van eontrat-socialwant al deze
dingen zijn van later dagteekening, van den
tijd toen de beeren pbilosofen zich gingen
wijden aan 't naspeuren van den grond der
zaken in de maatschappij. De gevestigde vorm
der maatschappelijke orde, d. i. de staat, is
als van zelf ontstaan uit de voortdurende samen
leving, aanraking en afstootiug der menschen.
Zoo is dan de staat een zedelijk lichaam, clat
zijn ontstaan verschuldigd is aau de natuurlijke
ontwikkeling van het rechtsgevoel in verband
met de samenleving der menschen, en dat zich
openbaart in de handhaving van die algemeens
maatregelen, hulpmiddelen en beginselen, welke
noodig zijn om 't eene individu tegen 't andere
te beschermen en de onderlinge samenleving
te bewaren, te bevorderen eu voortdurend in
stand te houden.
Uit de ontwikkeling van bet godsdienstig
gevoel zijn eveneens een zeker aantal samen
hangende begrippen voortgesproten, die ook in
later tijden nu en dan door uitstekende geesten
gerangschikt, gesorteerd en tot zekere stelsels
in elkander gepast zijn, en hieruit zijn ook op
't zuiver afgetrokken gebied van 't godsdienstig
gevoel, piaatsehappijen, samenlevingen, voort
spruitende uit sympathie en gelijkheid van
omstandigheden, geboren, Zoo ontstonden (je
godsdiensten, of met een later in gebruik ge
komen woord, de kerken.
Staat en kerk zijn beiden benamingen voor
afgetrokken begrippen, voor zedelijke lichamen,
uit de gemeenschap der menschen ontstaan en
alleen door den duur dier gemeenschap oök
voortdurende.
Maar alle handelingen, die tof instandhouding
,en verbetering dezer zedelijke lichamen poodig
zijn, moeten door menschen geschieden, en
zoo is 't gekomen dat men .tegenwoordig zich
maar moeielijk den staat anders kan denken
dan te bestaan uit, althans vertegenwoordigd
door degenen, die op eenigerlei wijze regeeran
en macht hebben. Zoo ook treedt ,als 't zicht
bare beeld der kerk bet personeel op, dat met
de onderhouding en besturing van haar .uit
wendige:] toestel belast is.
Wat wonder dat men nu oqk doorgaans ,voor
den staat houdt de personen die regeeren, die
de gemeenschappelijke huishouding besturen,
en dat men voor de kérk uitgeeft de pries
terschap
Men is nog verder gegaan en niet onnatuurlijk
ook. Macht is een verleidelijk goed, dat door
hen, wien ze door eensamenloop van omstan
digheden is opgedragen, zoo licht verward
wordt met hun .persoonlijke eigendpmmen. 't Is
inderdaad geen wonder, dat de maohthebben,den
er ongevoelig toe gekomen zijn te leeraren
de staat ben ik, want ik heb de macht, of:
wij zijn de staat, want wij hebbeu de macht,
welke beide stellingen al even valsch zijn. Ifct
wezen van den staat toch, is niet gelegen bij,
noch vertegenwoordigd door één enkel persoon,
die de macht heeft ('t droit diviu), noch hij
't geheele volk (de volkssou verpiniteit) en, dat
om de zeer eenvoudige reden dat de staat niet
wordt geboren door een zekere machtsuit
oefening.
En op gelijke wijze zijn ook in de kerk, of
liever in de godsdienstige samenleving, de
personen, die de macht, 't voorgangerschap, en
doorgaans qok meer bijzonder de kennis in
handen hadden, er toe verleid te wapen dat
zij .de kerk zijn.
Eenmaal deze valsche begrippen aangenomen
en uit eigenbelang der belanghebbende personen