ZIKHIkXITSOlK i',01 li WT.
voor liet arrondis- sement Zierikzee.
1873. No. 23. Woensdag 19 Maart. 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post f 1.-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AÜVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Gebo or te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKE&11AX.
B E K E N D MAKING.
I I.V1 .I VASTENMABKT.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken kekend, dat de jaavlijksche Halfvastenraarkt op
Donderdag den 20 Maart e. k. alhier zal gehouden worden,
en dat de standplaats voor kramen zal zijn op het plein
bij de tweede houten brug.
Zierikzee, den '12 Maart 1873.
De Burgemeester en Wethouders
C. J. FOKKER, Weth. I. B.
Secretaris.
J. P. N. ERMERINS.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van de Ingezetenen, dat er op Woensdag den '19den Maart
e. k. des namiddags te één ureop het Raadhuis alhier,
eene openbare Vergadering van clen Gemeente-Raad zal
gehouden worden.
Zierikzee, den 13 Maart 1873.
De Burgemeester
C. J. FOKKER, Weth. l.B.
Te behandelen zaken
Ingekomen stukken.
Brieven van Gedep. Staten, kennisgeving van goedkeuring
van raadsbesluiten.
Ingekomen rekening en verslagen.
Verzoekschrift van hulponderwijzers om verhooging van
jaarwedde, met voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Voorstellen van Burgemeester en Wethouders:
1°. betreffende het verzoek van N. Sïlvius om ontslag
als hulponderwijzer;
2°. tot het doen van af- en overschrijvingen;
3°. om twee localen van het raadhuis aan het rijk te
verhuren, ten behoeve van het Kantongerecht;
4°. betreffende het adres van L. G. de Bie om vermin
dering van pachtsom of ontslag als pachter van grasmaaijing;
.5°. tot verkoop van het Molhuisje en van een gedeelte
der gedempte Oude Haven aan G. A. de Looze.
Verslagen van Raadscommissiën enz.
CENSUS.
IV.
(Slot.)
Nog een enkel woord wenscken we, bij wijze
van slot, toe te voegen aan onze artikelen
over den census.
Daar duiken van tijd tot tijd incidenten op
in het parlementaire leven van een volk, die
vooraf misschien maar door weinigen waren
voorzien. Zulk een incident behoeft juist niet
een of ander toeval te zijn, een los weggeworpen
woord dat soms als een lont langvergaarde
brandstoffen ontsteekt, noch een personaliteit
die de hartstochten gaande maakt. O neen,
een geheel wetsontwerp kan de proportie van
een groot parlementair incident aannemen. In
dat geval prijzen we 't volk gelukkig, welks
vertegenwoordigers wijs en ingetogen genoeg
zijn om zich niet te laten overrompelen, zooal
niet door de regeering, die 't wetsvoorstel
gewis met geheel andere en edele bedoelingen
deed, dan toch door de partijen, die behendig
genoeg zijn om van het zwakke oogenblik
gebruik te maken. En vooral moeten we een
kabinet huldigen dat in de gestelde critieke
omstandigheid zelfverloochening en vaderlands
liefde genoeg bezit om 't: wacht eens, zóó
was 't niet gemeend, laat ons eerst nog eens
bedenken!" op de lippen te nemen, zonder
zich te laten overbluffen door hen, die fijn
genoeg' zijn om op de zoo algemeen mensehe-
lijke zwakheid van valsche schaamte te specu-
leeren, ten einde 't kabinet voort te duwen
langs 't hellend vlak, dat zijn ware vrienden
't juist nog bij tijds hadden aangewezen.
Wij vertrouwen dat onze lezers ons begrijpen
ze zullen dit gewis doen als ze de geschiedenis
van bet wetsontwerp tot verlaging van den
census, na 't bekend worden van 't verslag
der afdeeling, hebben gevolgd en daarbij ook
wat aandacht verleend aan de uitingen dei-
pers betrekkelijk dat verslag en 't geen 't ka-
bi uet alsnu te doen stond. Voorwaar de woord
voerders der partijen in de kamer en de organen
dier partijen buiten de kamer zijn naïef genoeg
geweest om 't geheele incident in al zijn om
vang helder voor ieders dogen te stellen.
Wat is 't geval De conservatieve partij
hier te lande is zwak, niet uit gemis aan
aanhangers, zoo bewuste als onbewuste, maar
veel meer uit gebrek aan talenten. De qualiteit
der conservatieve partij staat niet in verhouding
tot haar massa. Zij levert geen fonds op voor
een kabinet, dat eenige kans op levensduur
zou hebben. Toen zij 't laatst aan 't bewind
was heeft zij getracht in de ontbinding der
kamers een levens-elixer voor zich te vinden.
Zij heeft onthouden, en nog eens ontbonden;
want zij ging van 't idéé uit dat 't kwaad
in de kamers lag. De tweede was bij haar
al sinds lang in ongenade, de eerste werd nog
half en half als haar palladium beschouwd.
Ten laatste had ook deze 't verkorven en nu
was 't klaarer moesten andere kamers komen,
andere kamers, gekozen door een geheel ander
corps van kiezers. Dat dit feitelijk tot de
revolutie zou kunnen leiden en tot geheel andere
uitkomsten, dan men veronderstelde, schijnt
niet te zijn in aanmerking genomen. Al de
hoop was gegrond op 't „volk achter de kiezers."
Nu komt het wetsontwerp tot census-verla-
ging, en bij onderzoek blijkt 't in zijn te
weinig bepaalde strekking naar de toepassingen
van 't algemeen stemrecht, uitstekend geschikt
te zijn om der partij te dienen tot haar oog-
mérken. De appel, die van den liberalen boom
gevallen, doch te ver van den stam gerold
was, bleek niet onwaardig te zijn door conser
vatieve handen opgeraapt te worden.
In dit geval was de sunanieme afkeuring,
die 't wetsontwerp in de kamer en de bezadigde
liberale pers wedervoer, een merkwaardig teeken
des tijds. We hebben een oogenblik van angst
gehad toen 't scheen alsof't kabinet, den waren
staat van zaken niet opvattende, een crisis
dreigde te doen ontstaan. Die crisis werd
geprovoceerd door de ultra's der conservatieven.
De liberale meerderheid der kamer, en gelukkig
nog middelmannen ook, hebben de positie gered
door te spreken van „nader overleg," „nadere
inlichtingen," „uitstel."
Misplaatste schaamte zou 't geweest zijn
als 't kabinet, 't gevaar ziende, ware heen
gegaan om zijn plaats over te laten aan een
partij, die deze door niets verdiend had.
Men behoeft slechts een enkelen blik te slaan
op den uitslag der stemming over het voorstel-
van Reeneu om dadelijk te zien bij wie de
Schadenfreude over 't hachelijke van den toe
stand aanwezig is geweest.
Ons komt het voor dat de 'heer van Reenen
't vaderland een grooten diénst gedaan heeft
met zijn voorstel te doen aannemen. Laat het,
in 't uiterste geval, leiden tot onbepaald uitstel
der herziening van den census, dit zal minder
groot kwaad zijn dan dat de liberale, consti-
tutioneele kern der natie in een onbewaakt
oogenblik den weg zou geopend hebben 'om
ons in ééns terug te brengen tot verre vóór
1848, ja vóór 1815.
En nu de strekking der nota's-van Houten
en Oldenhuis Gratama. Beide beerea verte
genwoordigen geen partij der kamer, slechts
een fractie die, in zekeren zin, niet onnut is.
Maar buiten de kamer vinden de denkbeelden,
waarmede deze heeren bun voorstellen opgesierd
hebben, in zekere laag der natie altoos weer
klank. Hun grond-idée is: dat nu al lang
genoeg de hebbenden, de door erfenis verrijkten,
de grondbezitters dus in één woord het kapitaal
de macht van regeering in handen gehad heb
ben en dat de tijd daar is, dat zij die niets
hebben en niets zijo eens aan de beurt komen.
Wie zal deze onderste laag der maatschappij
hare rechten in beginsel betwisten Maar dit
is thans de vraag niet. Het is de vraag boe
wij, Nederlanders, getrouw zullen blijven aan
de geschiedenis onzer libérale constitutie, die
van punt tot punt heenwijst naar trapswijze
uitbreiding van vrijheid en recht, naar een-
uitbreiding, zooals die met behoud der waar
borgen die gelegen zijn in ontwikkeling en
gezond verstand, in zelfstandigheid van de kern
der natie, alleen mogelijk eu uitvoerbaar is.
Welke schoone theorieën men ook ontwikkelen
kan over 't beginsel van volkssouvereiniteit en
volksrecht, steeds zal 't waar blijven dat die
soevereiniteit en dat recht het best bewaard
zijn in de handen van die kern der natie, die
door voldoende ontwikkeling, door een zekere
mate van kennis en verstand de noodigé be
voegdheid daartoe heeft. Decreteer de mondig
heid der onmondigen, en gij maakt den staat
tot1 een stuk speelgoed voor de eerzuchtigen
en gewetenloozentot een broos stuk glaswerk
in baldadige handen.
Laat toch de wereldgeschiedenis niet te ver
geefs geschreven zijn. Wij weten van 't alge
meen stemrecht bij de Grieken, hoe de edelste
en verdienstelijkste burgers regelmatig werden
vertrapt, verguisd, vernield, en hoe de staat
der Grieken zichzelf ten laatste gedood heeft.
Wij weten van de volkssouvereiniteit bij de
Romeinen, hoe ook daar de baldadigheid van