ZIERIKZEESCïIE COURANT.
mmi Iimï
1873. No. 21. Woensdag 12 Maart 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
voor liet arronlis-
BEKEirom.
Nieuwe Rente-Coupons
PROVINCIALE GELDLEEN1NGEN
PUBLICATIE.
NATIONALE MILITIE.
Deze Coui'ant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op E EEST DAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Pr an co per post f 1.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VER TEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Hu wel ij k s -Geboorte'-
en Doodberichten van 16 regels GO cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, ?5 et.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEMAS'.
der
van
525.000, (leening 1863-18G7)
en van
7550005 (leening 1866.)
De GRIEEIER der Staten van Zeeland brengt bij
deze ter kennis van de houders van aandeelen in
genoemde Geldleeningeu ten laste der provincie Zeeland
dat in den loop dezer maand ter Provinciale Griffie
op de gewone kantooruren verkrijgbaar zijn nieuwe
stellen halfjarige Rente-Coupons met een beioijs ter
bekoming van nieuwe Coupons na 1 Julij 1882 en
zulks tegen betaling van dertig" cent per
stel, volgens de bij de plans dier leeningen gestelde
voorwaarden, en tegeu overgifte van de in der tijd bij
de aandeelen afgegeven bewijzen ter bekoming' van
nieuwe Coupons na 1 Januarij 1873.
Middelburg, den 7 Maart 1873.
Re Griffier der Staten van Zeeland
BUTEÏÏX.
EERSTE ZITTING VAN DEN MILITIERAAD.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de Ge
meente Zierikzee
Brengen ter kennis van de lotelingen dezer gemeente,
behoorende tot de ligting van het jaar 1873, dat de militie
raad op Maandag 17 Maart '1873, des voormiddags te 91/.,
uur, te Middelburg in de Abdij aldaar zitting zal houden,
om uitspraak te doen omtrent de verschenen vrijwilligers
voor de militie, en de lotelingen, die redenen van vrijstelling
hebben ingediend, op grond van de bepalingen der wet van
den 19den Augustus 1861 (Staatsblad n°. 72/alsmede om
trent de lotelingen, die, volgens de artt. 55 en 56 der wet,
niet tot de dienst der militie kunnen worden toegelaten,
en omtrent alle overige lotelingen; voorts
dat bij art. 54 dier wet is bepaald, dat geene vrijstelling
aangevraagd wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken of
wegens gemis aan lengte, wordt verleend, wanneer de be
trokken loteling niet voor den militieraad is verschenen,
zijnde dit evenwel niet toepasselijk op den loteling, die
wegens ziekte of gebreken buiten staat is voor den militie
raad te verschijnen, daar deze, volgens art. 89 der wet,
geneeskundig zal kunnen worden onderzocht op de plaats,
waar hij zich bevindt; en
dat de lotelingen, die om bovengemelde redenen vrijstelling
van den dienst der militie verlangen, en zij, die zich als
vrijwilligers voor de militie hebben aangeboden, mitsdien
worden aangemaand, om op den bepaalden tijd voor den
militieraad te verschijnen en zich niet te verlaten op het
ontvangen van een oproepingsbiljet, daar het niet ont
vangen van dit biljet niet ontheft van de verplichting tot
het verschijnen voor dien raad.
Zierikzee, den 3 Maart 1873.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
v. CITTERS.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
CENSUS.
II.
Is eenmaal bet stelsel van beperking van
't kiesrecht door een census aangenomen, dan
wordt bet moeielijke vraagstuk daardoor met
onderscheidene nieuwe factoren aangedaan, met
welke nauwkeurig rekening gehouden moet
worden. Kon men aannemen dat een zelfde
klasse van voldoend ontwikkelde burgers door
't gebeele land nagenoeg ook op denzelfden
aanslag in de ditecte belastingen gesteld was,
dan zou de moeielijkbeid niet groot zijnmen
kon dan eenvoudig onderzoeken welk cijfer die
voldoend ontwikkelde burgerklasse in de be
lasting vertegenwoordigt, dit als minimum
aannemen en van hieraf allen zóóveel en meer
betalende burgers 't stemrecht toekennen. Deze
veronderstelde gelijkheid bestaat echter nieten
daardoor valt reeds een der voornaamste hoek-
steenen van 't census-beginsel weg of wordt
althans bewegelijk. Dit punt hangt samen met
ons gebeele stelsel van belasting, dat toch in
menig opzicht zoo uiterst gebrekkig is. Men
kan inderdaad uit het cijfer der belasting die
iemand betaalt nagenoeg nooit met eenige
waarschijnlijkheid zijn vermogen, zijn maat-
sehappelijken rang, zijn vermoedelijke ontwik
keling opmaken. Hoe menig kroeghouder, die
lezen noch schrijven kent, betaalt meer dan
zesmaal zooveel in de belasting als menig
doctor in de wetenschappen.
Onder de directe belastingen, die voor den
oensus meêtellen, behoort ook de patentbelasting.
De patentbelasting wordt voornamelijk opge
bracht door de bewoners der stadsgemeenten
en wel door de klasse der neringdoenden, fa
brikanten enz. Een groot getal ontwikkelde
burgers, ja die uit den aard van bun werkkring
zelfs wetenschappelijk gevormd zijn, hebben
met geen patent te maken. Maar wat vooral
in aanmerking komt is, dat de patentbelasting
geen zuiver directe belasting is. De patent
belasting is een deel der exploitatiekosten van
een onderneming, zij wordt in de winsten terug
gevonden, zij is niets dan een voorschot door
den ondernemer gedaan, geen last door hem
gedragen. Wie betaalt bet patent eener name-
looze vennootschap Wie betaalt bet patent
van een kroeghouder? Is 't dan billijk dat
ook de patentbelasting aan sommige individu's
zooveel meer burgerschapsrecht bezorgt dan
andereu genieten, die persoonlijk misschien
meer lasten dragen
Men is wel moeten komen tot een onder
scheiding der plantelands gemeenten van de
vroegere steden en daarenboven nog tot een
zekere classificatie dezer laatsten. Gedurig
wordt bet oensus-beginsel meer zwevend naar
mate men het zuiverder wil maken. Daar moet
gelet worden op de „plaatselijke gesteldheid;"
maar wat is meer vatbaar voor subjectieve
opvatting dan de plaatselijke gesteldheidMen
heeft deze dan ook al lang verwaarloosd voor
bijna de helft der gemeenten van bet land.
Het tegenwoordige, veelbesproken wetsontwerp
wil die verwaarloozing ook nog uitstrekken
tot 600 gemeenten boven de 500, waarin reeds
bet minimum van bedrag voor den eensus ivas
aangenomen; zoodoende zullen er geen 50
gemeenten overblijven, welker plaatselijke ge
steldheid in aanmerking komt bij de bepaling
van den census. Indien nu werkelijk een
verschil in plaatselijke gesteldheid bestaan keefi
en misschien nog bestaat, lieeft zulk een sprong
van 500 gemeenten op 1100 dan niet veel van
een vreedzame, doch diepingrijpende revolutie
De werking van den census wordt verder
bebeerscht door de iudeeling der kiesdistricten.
Deze indeeling brengt mede dat bet gewicht
der kiezers in de meeste districten zeef ongelijk
verdeeld is. Het zou niet moeielijk zijn geheele
deelen van een kiesdistrict aantewijzen, die
feitelijk bij de verkiezingen nagenoeg niets te
beteekenen hebben. Om niet te ver van huis
te gaan, wat beteekent de stad Zierikzee in
het kiesdistrict Zierikzee? Wij laten 't ant
woord op de teêre vraag aan onze lezers over.
Zeker is bet echter, dat veelal 't zoogenaamde
platteland in een gemengd district het overwicht
heeft. Het wetsontwerp wil deze ongelijkheid
bijwerken. Wij zullen hier niet herhalen wat
reeds voor onderscheidene districten is aange
toond, dat n.l. de groote sprong die dat ont
werp doet, dit overwicht Dog beslissender maakt.
Onze beperkte ruimte gedoogt niet op deze
punten uitvoeriger te zijn, ze zijn trouwens
door de groote pers al voldoende toegelicht,
en de totaal-indruk, die 't wetsontwerp gemaakt
heeft op de volksvertegenwoordigers, is ook
voldoende bekend.
Wij willen nog op een gewichtige zijde van
de kwestie de aandacht vestigen.
Het is van belang na te gaan wie bij de
uitbreiding van 't kiesrecht belang hebben;
van nog meer belang is 't misschien na te
gaan wie van de nieuwe inrichting zouden
kunnen profiteeren
De onderstelling is gemaakt dat, wordt het
wetsontwerp aangenomen, de gebeele volks
vertegenwoordiging van aard en richting zal
veranderen.
Ook is de twijfel uitgesproken of de tegen
woordige vertegenwoordigende lichamende
kamers, de provinciale staten en de gemeente
raden, wel kunnen geacht worden in waarheid
't eigenlijke Nederlandsche volk te vertegen
woordigen.
Dit zijn een paar zeer bedenkelijke zaken.
Is die twijfel gegrond en derhalve ook die
onderstelling niet uit de lucht gegrepen, dan
staan wij werkelijk voor de revolutie.
Uit welken hoek zal dan de wind gaan waaien?
Wij wagen 't eens een stelling te opperen,
dis ons persoonlijk gevoelen uitdrukt en die
we dan ook geven voor 't geen zij is.
Zij is deze: het Nederlandsehe volk bestaat,
voor zoover zijn politiek leven aangaat, uit