/intik/hmiii: romim. 1873. No. 20. P U B L I C A T I E. KENNISGEVING. KENNISGEVING. NATIONALE MILITIE. EERSTE ZITTING VAN DEN MILITIERAAD. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van'do Gemeente Zierikzee Brengen ter kennis van de lotelingen dezer gemeente, "behoorende tot de ligting van liet jaar '1873, dat de militie raad op Maandag '17 Maart 1873, des vonrmiddags te 9l/2 uur, te Middelburg in de Abdij aldaar zitting zal houden, om uitspraak te doen omtrent de verschenen vrijwilligers voor de militie, en de lotelingen, die redenen van vrijstelling hebben ingediend, op grond van de bepalingen der wet van den 19den Augustus '1861 Staatsblad no. 79alsmede omtrent de lotelingen, die, volgens de artt. 55 en 56 der wet, niet tot de dienst der militie kunnen worden toege laten, en omtrent alle overige lotelingen voorts dat bij art, 54 dier wet is bepaald, dat geene vrijstelling, aangevraagd wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken of wegens gemis aan lengte, wordt verleend, wanneer de betrokken loteling niet voor den militieraad is verschenen, zijnde dit evenwel niet toepasselijk op den loteling, die wegens ziekte of gebreken buiten staat is voor de militieraad te verschijnen, daar deze, volgens art. 89 der wet, genees kundig zal kunnen worden onderzocht op de plaats, waar hij zich bevindten dat de lotelingen, die om bovengemelde redenen vrij stelling van den dienst der militie verlangen, en zij, die zich als vrijwilligers voor de militie hebben aangeboden, mitsdien, worden aangemaand, om op den bepaalden tijd voor den militieraad te verschijnen en zicli niet te verlaten op hot ontvangen van een oproeping-biljet, daar het niet ontvangen van dit biljet niet ontheft van de verplichting tot het verschijnen voor dien raad. Zierikzee. den 3 Maart 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd v. CITTERS. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. DE COMMISSARIS DES KONINGS IN DE PROVINCIE ZEEL4ND, Gelet op art. 11 der wet van den !3den Junij '1857 (Staatsblad no. 87) Maakt bekend, dat, volgens het daartoe door heeren Ge deputeerde Staten genomen besluit van den 28sten Febru ary 1873, no. 108, '1°. de jagt op houtsnippen en waterwild, op den loden Maart, en die op watersnippen op den lsten April van dit jaar zal gesloten zijn; 2°. het weispel van kwartelen alléén van den lsten Mei tot en met den 15den Julij dezes jaars zal geoorloofd zijn; 3°. de visschcrij van den 15den Maart tot en met den 15den April zal gesloten zijnen eindelijk 4°. dat gedurende den gesloten vischtijd, het vischen van palingdoch alléén met aalkorven van wissehen of teenen gevlochten, zal mogen plaats hebben. Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad geplaatst, en zullen afdrukken, in planoaan de gemeentebesturen ter aanplakking gezonden worden. Middelburg, den 3den Maai t 1873. De Commissaris des Konings voornoemd R. W. VAN LIJNDEN. KENNISGEVING. Herziening en vaststelling tier üiezerslijsten. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen ter kennis van de ingezetenen, dat de lijsten der Kiezers voor leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaalvan de Provinciale Staten en van den Gemeenteraadnaar aanleiding van art. '10, 34 en 35 der wet van den 4 Julij '1850 Staatsblad no. 37,j zijn herzien en vastgesteldonder dagteekening van heden Wijders, dat zij zijn aangeplakt en gedurende veertien dagen ter Gemeente-Secretarie voor een ieder ter inzage zullen, nederliggen. Zierikzee, den 5 Maart 1873. De Burgemeester en Wethouders v. CITTERS. Secretaris. J. P. N. ERMERINS. PRIMITIEF KOHIER DER HONDEN-BELASTING DIENST 1873. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend: dat het primitief kohier der belasting op de honden van deze gemeente over het loopend dienstjaar, op heden door hen voorloopig is vastgesteld en van den lOden tot den 24sten dezer maand ter Secretarie der ge meente voor een ieder ter lezing zal liggen, zullende ieder aangeslagene, binnen dien tijd, tegen zijn' aanslag bij den Raad bezwaren kunnen inbrengen, bij verzoekschrift op ongezegeld papier, ingevolge de wet. Zierikzee, den 5en Maart 1873. De Burgemeester en Wethouders v. CITTERS. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. CANAILLE. Stel u gerust Mevrouwgij zult u niet be hoeven te compromitteeren door een onaange name aanraking niet dat soort van volkje en kunt dit stukje gerust lezen, 't Is wel een raar onderwerp, doch gij moet begrijpen dat de moderne richting van den menschelijken geest dit zoo medebrengt, n.l, zoo in allerlei richtingen de wereld rond te zien. Nu is er canaille en canaille, dat spreekt van zelf. Menigeen zal straks misschien zeggen dat er zelfs veel is dat canaille schijnt en 't toch niet is en zoo zou ik ook misschien wel durven vragen of er niet veel is dat wel canaille is en 't toch niet schijnt te zijn. Iloe dit zij, ik was eigenlijk van plan eens wat te zeggen over musseben of, wilt u liever, over inossehen, want zoo zegt men doorgaans. Dus eigenlijk over beesten Ja, Mevrouw, maar toch over canaille ookwant ik noem de inossehen 't canaille onder de vogelengij zult straks wel vernemen waarom. Toch ben ik geen vijand van dieren, integendeel ik mag ze wel lijden ik ben zelf wel wat „beestachtig," zooals de keukenmeid dat zwak noemt. Ik hen al eens van plan geweest lid te worden van de vereeniging tot bescherming van dieren doch ik gevoel maar al te wel dat ik, ondanks al 't geen ik zoo al doe voor mijzelven en mijn evenmensch, nog in. lang niet gereed ben met mijn aandeel in de bescherming der mensehen, en zoo is dat plan in den steek gebleven. Maar ik blijf er bij, in weerwil van mijn „beestachtigheid" dat 't musschenvolk maar canaille is; niets dan brutaal, impertinent, ou- dankbaar, onverbeterlijk canaille. Bij gelegenheid van die sneeuwbuien en die koude dagen heb ik weer 't zelfde opgemerkt wat ik al zoo menigmaal gezien had. Nu moet ik u zeggen dat ik in mijn tuin en in den omtrek altoos musseben heb, dat zijn habitués, ze schijnen zich te verbeelden dat zij er thuis hooren. Maar toen dat beetje sneeuw gevallen was kwam er een heele zwerm en dat sjilpte en hipte en twistte onder elkander zonder eind. De kinderen schoven 't raam van dc achterkamer op en strooiden een heel bord met kruimeltjes uit op de vensterbank en op de plaats. Maar ge hadt eens moeten zien hoe brutaal ze er op aanvielen en hoe spoedig alles verdwenen 'was, terwijl ze elkander zelfs die omioozele kruimpjes en korstjes betwistten onder onuitstaanbaar gesjilp en gesnater. Daar ging de boterham van een der kleinen er aan. Ik protesteerde er tegen en meende dat het canaille maar liever moest optrekken en naai den boer gaan, daar was graan in overvloed op den dorsehvloer en er zou genoeg afval te vinden zijn. Maar de kleine meende dat het toch zulk erg weêr was en dat die arme muschjes 't zoo kwaad hadden en sjilpten enkel vau bongel en dat zij, die zoo vinnig waren en de anderen de kruimpjes afnamen, vast de hongerigste waren. Neen, zei ik, dat zijn de brutaalste, en waarom zorgt dat canaille 's zomers niet voor wat provisie tegen den winter zoo als andere fatsoenlijke dieren en menschen, of waarom gaan ze het land niet uit gelijk de ooievaars, spreeuwen, zwaluwen en andere vogels die eer gevoel genoeg kebbe/i om voor zichzelf te zorgen en hun evenmens-eken niet lastig te vallen. Doch toen was 't weeroch Pa, ze hebben het toch zoo arm, en 's zomers dan hebben ze 't ook zoo breed niet, dan leven ze ook maar van den afval en dan hebben ze jongen, van die lieve jonge muschjes, die moeten ze voeden, dat neemt al hun tijd in. Wat moet dat canaille ook met jongen doen, dacht ik in mijn knorrigen luim iemand die zijn kinderen niet met fatsoen kan groot brengen moet geen kinderen hebben, en vooral zoo veel niet. 't Is schande, dat canaille vermenigvuldigt er maar op los. En 's zomers leven ze in overdaad dat begint al zoodra de spinazie in den grond is en men mag dan. wol met het geweer klaar staan of zelf voor musseheii-verschrikker in den tuin blijven wachthouden, anders vreten ze alles op. Ondertusschen is de boterham al verkruimeld en in de onverzadelijke magen van 't canaille verdwenen en als ik ze zoo hoor sjilpen is 't alsof ze zeggen willen we gaan naar den boer ook, we gaan overal waar wat te halen is, en hoe meer er te halen is met des te grooter scharen trekken we er op los. Eindelijk vertrekken zo om morgen op 't zelfde uur terug te komen, t' Is eene ware last, en een belasting ook, want kruimeltjes zijn toch ook brood en 't brood is duur. Nu zijn kou en sneeuw weêr voorbij en nu hebben we alleen maar onze gewone sjilpers, onze habitués ik kan dat merken want er is er een bij met zoo'n kort staarlje, dat lijkt wol een invaliede. Ik ben er zeker van dat ik nu en dan op mijn wandeling onder de zwermen musschon die ik bier en daar zie, ér ook wel ontmoet die tijdens die sneeuw bij mij een extra-bedeeliug gehad hebben maar gij moet niet gelooven dat er één onder is die, dit erkent en mij er ecnige beleefdheid voor bewijst, 'tls als altoos sjilp! sjilp brutaal en dartel alsof ze geen gebrek gekend hebben, 't canaille. Al die ergernissen met het musseben volkje had ik achter mijn huis, op de plaats en voor 't venster. Op de straat was 't al evenzoo. De bel stond niet stil, vooral bij schemeravond en 's morgéns. Ik heb er verseheidenen onder opgemerkt die mij op nieuwjaarsdag de ooren hebben doofgeschrecuwd met, 't populaire: „O Moeder, die zeeman" en die. nu volgens opgave volstrekt geen raad wisten, geen hemelsehen raad, Mevrouw 1 Zoo koud, geen eten, geen vuur, geen kleeren. Maar waarom zorgen ze daar 's zomers niet voor Dan is er volop werk en verleden zomer vooral is er nog al wat gold verdiend. Juist, Mevrouwprecies als met mijn musseben, dat canaille 1 's Zomers is 't weelde en overvloed, dan moet alles op, dan zien ze een menseh met aan, of 't moest wezen om hem te ergeren met communistische idéen, want die smeulen er ook al onder, dan zijn ze minstens even goed als „dat rijke volk." Precies als mijn canaille 's zomers hebben ze een praatsch en een gesjilp, veel meer dan de nachtegalen, die niet eens zoo impertinent zijn dat zij mijn zaad kotnon wegroovcn en mijn vogelverschrikkers komen bespotten. Maar ge zijt goedhartig, Mevrouw ge kunt de elier.de niet zien en ge schuift uw raam op en laat wat kruimpjes vallen. Mocht het maar helpen Doch als ik aan mijn musseben denk dan moet ik zeggen 't is canaille en 't blijft canaille en daar is niets aan te doen. Toen ik een kind was heb ik ook mijn boterham wel eens verkruimeld, ik heb echter altoos 't zelfde gezien elk jaar, eiken winter verbetering zie ik er niet in. 't Is of'f musschen canaille onmisbaar is in de schepping, om den catalogus van 't vliegend gevogelte vol te maken. Canaille is 't en canaille zal 't wel blijven. Hoe kan men ook musschen veranderen in voorzichtige trek vogels die oen meusch niet lastig vallen, maar heengaan -als zij hier 't niet vinden kunnen 'i Hoe kan men dat musschen canaille hervormen b.v. in welopgevoede, ontwikkelde, beschaafde veel-cierleggeude hoenders, die wel veel gerst etc. consumeeren maar ook veel goede eieren produeeerenMaak eens van die magere ums-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1