/IIMkZIIMIII (W RMT.
voor het arroiulis-
sement Zierikzee.
1873. No. 14. Zaterdag 15 Februari. 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
B rand sell ouwi n g.
Het Dagblad en de Doodstraf.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1Franco per post f 1
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboortc-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25'ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEtfMAY.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
brengen ter kennis van de Ingezetenen, dat op Maandag
den Al den Februarij eerstkomende en volgende dagen
eene Algemeene Brandschouwing door de Directie der brand
weer m de woningen der Ingezetenen zal worden gehouden,
overeenkomstig debepalingen der Verordening tot voorkoming
en blussching van brand, afgekondigd den 6 December 1855.
Zierikzee, den '12 Februrij 1873.
De Burgemeester en Wethouders,
v. CITTERS.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERINS.
Toen, indertijd, de doodstraf uit ons strafwet
boek werd geschrapt hebben we vermoed wat
we thans zien gebeuren. We ineenden zelfs
dat 't geval zeer goed denkbaar was dat de
doodstraf, hoewel geschrapt, te eeuigertijd weder
zwart op wit in eere zou hersteld kunnen
worden. Tot hiertoe heeft zich dit feit, bij ons
te lande althans, nog niet voorgedaan. In
onderscheidene andere landen echter wel. Ook
bij ons achten we 't nog wel gebeurlijk.
Hoe komt dat Hoe komt liet dat het vraag
stuk der doodstraf, hoewel 't door den wetgever
is afgedaan door de afschaffing van die straf,
toch als vraagstuk geenszins is opgelostja dat
het veel meer een partij-kwestie is geworden?
Hoe men ook over de zaak denke 't blijft o. i.
vast staan dat tegen een redeneering een andere
redeneering is over te stellen, dat een meening
door een andere meening wordt opgewogen,
dat een godsdienstige overtuiging in den oenen
zin, wordt wedersproken door een overtuiging
in een anderen zin, dat een bijgebracht voor
beeld wordt te niet gedaan, door een ander
voorbeeld en dat zelfs de eene bijbeltekst de
andere niet vuisten slaat. Dat alles a propos
van de doodstraf.
Wij schrijven den bitteren strijd die dezer
dagen in de dagbladpers gevoerd is en zeker,
naar aanleiding van 't Haagsche moord-proces,
nog wel sterker aanwakkeren zal, voor een goed
deel daaraan toe, dat het beginsel van de af
schaffing der doodstraf eigenlijk nog geenszins
is uitgemaakt en we meenen dat liet ook niet
wel uit te maken is.
Maar juist daarom vinden we het verfoeielijk
dat er een partij in den lande is, zoo geheel
verblind door partijwoede en waan, dat zij zelfs
tot naar bloed riekende argumenten haar toe
vlucht neemt om haar tegenpartij te bekladden
en te belasteren. Het is immers even onzinnig te
beweren dat er nu moorden (we zeggen nog
niet eens meer moorden) geschieden omdat de
doodstraf afgeschaft is, als 't onzinnig zou wezen
vol te houden dat er geen moorden gepleegd
werden toen de doodstraf nog bestond niet alleen
in naam maar ook werkelijk werd toegepast in
de door de wet aangeduide gevallen
Ben vraagstuk als dat over de doodstraf,
moest in geen geval in den strijd der partijen
betrokken of onder 't bereik van den harstocht
der menigte gebracht worden. We kunnen ons
de lynchwet voorstellen onder een hoop bandieten
in een pas ontdekt goudland en er in zulke
omstandigheden zelfs vrede inêe hebben, als met
de ruwe uiting der openbare consciëntie; maar
we achten het onverantwoordelijk in een geregelde
maatschappij de hartstochten op te winden voor
een zaak als de al- of niet weder-invoering der
doodstraf. Hoeveel achting we hebben voor de
publieke opinie, voor die jury van den grooten
lioop, we zouden 't een gruwel achten als zij
beslissen moest omtrent hangen of niet hangen.
Zouden we niet heden eeu moordenaar a la
lanterne zien gaan en morgen misschien een
anderen moordenaar op de handen gedragen
Onverantwoordelijk is 't dat sommige dag
bladen in bun fanatieken ijver zicli niet ontzien
de voorkomende moorden middellijk toe te
schrijven aan de liberale partij, die de doodstraf
heeft afgeschaft. Onverantwoordelijk is 't en
oneerlijk bovendien, want 't moge al waar zijn
dat de meerderheid der liberalen tegen de dood
straf waser waren ook veel conservatieven
tegen zoowel in- als buiten de Kamers en even
zeer zijn er liberale mannen van veel beteekeniB
te noemen die de doodstraf liever niet hadden
afgeschaft gezien.
Doch wal beteekenen de leuzen liberaal of
niet liberaal in een zoo geheel eigenaardige
kwestie als die der doodstraf 1 Men is 't nimmer
eens kunnen worden of de doodstraf-kwestie
een zaak was die speciaal bij de rechtskundige
wetenschap thuis behoorde, dan wel of zij een
godsdienstig vraagstuk was, of een gemoedszaak
of punt dat vatbaar is voor wetenschappelijk
onderzoek. Men is niet verder gekomen dan
tot allerlei elkander kruisende subjectieve mee
ningen, en 't is mogelijk niet geheel onjuist te
onderstellen dat de meerderheid die indertijd
het welsvoorstel tot afschaffing van de doodstraf'
er deed doorgaan, dit hoofdzakelijk gedaan
hebbe uit een zeker gevoel van kieschheid
tegenover een zoo zwaar en voor 't menschelijk
gevoel zoo teer vraagstuk.
Wat mag nu toch de drijfveer zijn van de
agitateurs die op nieuw de doodstraf-zaak op
warmen Bloeddorst is niet te denken, van die
partij die immers ook meent den weg des Hemels
in pacht te hebben. Kechthaberei, dat zou
toch wat lichtvaardig zijn in zulk een zaak.
We weten 't niet en houden 't dus voorloopig
daarvoor dat de partij in deze zaak niets anders
heeft gezocht dan een argument foute de mieux
een stok om den hond te slaan.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 14 Februari 1873.
Zierikzee, 13 Febr. In de vergadering van den
Gemeenteraad van den lOden dezer is door HH.
Burg. en Weth. een door den Burgemeester ontworpen
plan medegedeeld, dat in liooge mate de publieke
belangstelling verdient. Het betreft de reorganisatie
der gemeentelijke politie.
Gan de Burgemeester reeds bij zijn intrede in de
gemeente te kennen dat o. a. ook een goede politie tot
de voorwerpen zijner ernstige bemoeiing zou behooren,
wij juichen zijne voortvarenlieid toe, die reeds nu met
een plan tot verbetering te voorschijn komt. Met
recht mag de gemeente-politie een der belangrijkste
zaken genoemd worden. Hangt niet in veel opzichten
de veiligheid van personen en goederen, de orde en
rust, de openbare betamelijkheid en zedelijkheid, het
onderling vertrouwen der burgerij en ook 't vertrouwen
op 't bestuur af van de hoedanigheid der pojitje? Het is
ëvenwel niet voldoende strenge en aanhoudende eischen
aan de politie te doen, het is zelfs onbillijk die eischen
te stellen wanneer de gemeente niet door voldoende
middelen de volbrenging' "daarvan mogelijk maakt.
Hoe kan er voldoende surveillance gehouden worden
zonder toereikend personeel? Hoe kan de politie-agent
zijn prestige bewaren zonder den zedelijken steun van
de justitie en van de burgerijen hoe is zelfstandig
heid en prestige te vorderen van een beambte die in
bezolding te nauwernood gelijk staat met de verdienste
van een sjouwerman en die ip allerlei verleiding kan
koir-^H door den aard zijner betrekking of daarin
malegesleept worden door gewetenloozen die van de
zwakheid, door broodzorg veroorzaakt, gebruikmaken?
Dit alles is niet mogelijk en daarom juichen we
de plannen tot verbetering van den bestaanden toe
stand van har,te toe.
Het gehalte der politie en dus haar vermogen om
aan de eischen te voldoen zuilen verbeteren naar gelang
haar geldelijke positie verbeterd wordt. De kansen van
bevordering zullen den ijver en de ambitie gaande houden.
In een zaak van zooveel belang als deze mag ook
tegen een meerdere uitgave voor de gemeente-kas
niet worden opgezien. Wanneer er al ƒ1500 of zelfs
meer per jaar aan den post voor gemeente-politie
moeten worden toegevoegd en men kan daardoor
misschien voorkomen dat er voor meer dan het dubbele
dier som per jaar gestolen wordt in de gemeente dan
springt de voordeelige aanwending van wat meer,dei-
geld al zoo duidelijk in 'toog «als maar mogelijk is
en 'tzedelijke effect dat men kan uitwerken en dat
zich niet in cijfers laat brengen is nog veel grooter.
We wenschen het reorganisatieplan eeu volkomen
succes toe.
Z. M. heeft aan P. v. Roojen, te Amsterdam, «als
blijk van Zr. Ms. goedkeuring en tevredenheid wegens
de redding van een drenkeling op 19 October 1871,
en van een ander op 25 Juli 1872, toegekeud een
gratificatie van tien-gulden (ƒ10), alsmede een loffe
lijk getuigschrift.
Naar men verneemt, zal het' voorloopig verslag op
het census-onlwerp nu niet lang meer uitblijven.
Het eigenlijke versl.ag is gereed, maar zal nog moeten
worden aangevuld met de antwoorden, die de minister
zal geven op de door de commissie van rapporteurs
,tot hem gerichte vragen.
(ff. ff)
De conclusie van het rapport der staatscommissie,
•betrekkelijk de wijziging casu quo in ons muntwezen,
strekt, tót weder-invoering van den dubbelen stan
daard als voorbereiding van een overgang naar cle
verwisseling van standaard, welke wellicht later blijken
kan onvermijdelijk te zijn. Met behoud der wet van
1847, zou dus een nieuwe wet als standpenningen
aaneracn het gouden tien- en vijfguldenstuk. Voor
Indië zou voorloopig de enkele zilveren standaard
van kracht kunnen blijven.