/ll ItSk/I I SCIII (',01 RAM. voor het arrondis- :Ak senient Zierikzff. 1873. No. 12. Zaterdag 8 Februari. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post ƒ1.- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. H u w e 1 ij k s -Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAX. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van de Ingezetenen, dat er op Maandagden 10 Fe bruarij e. k. des namiddags te een ureop het Raadhuis alhier, eene openbare Vergadering van den Gemeente-Raad zal gehouden worden. Zierikzee, den 7 Februarij 1873. De Burgemeester v. CITTERS. De Armen hebt gij altijd bij u! II. HET PATRONAAT. Het denkbeeld om ter bestrijding van de armoede een zeker aantal huisgezinnen uit den geringen stand te stellen onder speciale zorg en toezicht van een bepaald persoon, met andere woorden het patronaat, is al zeer oud. Bij de oude Romeinen vinden we zelfs iets van dit stelsel geheel ingeweven in het or ganisme van den staat; de patroon was in menig opzicht de eigenaar, maar ook niet minder de natuurlijke, althans aangewezen beschermer, verzorger, vaderlijke raadgever zij ner cliënten, die wederkeerig door een band van solidariteit aan hem verknocht waren, 't Romeinsehe patronaat was aanvankelijk en in bedoeling een steun voor de geringen in de grooten en voor dezen evenzeer in de geringen. Maar het beginsel werd van lieverlede vergeten, het stelsel ontaardde, de patroons misbruikten niet zelden hun overwicht, de demagogen on dermijnden dat overwicht en ontroofden den patroons hun cliënten door dezen het burgerrecht en stemrecht te bezorgen, zoodat ten laatste de geheele instelling verviel en de patriciërs alleen met hun adeltrots en hun vermogen kwamen te staan tegenover de arme, geringe massa, die van haar kant, den natuurlijken steun missende, de speelbal werd van rijke avonturiers of eerzuchtige volksleiders. Het pauperisme nam toe. In de oude christelijke kerk vinden we we derom iets van het patronaat terug. Hij, die uit eigen middelen een kerk, gasthuis of gods- dienstiggestichtgrondvestte, verwierf daardoor uit gebreide rechten, waarvan de latere collatie-rech ten nog overblijfsels zijn, doch ging dan ook tevens min of meer uitgebreide verplichtingen aan jegens de stichting, waarvan hij de eer genoot de patroon te zijn. Hieronder behoorde vooral de verplichte, altoosdurende bedeeling van een zeker aantal armen of bepaald genoemde hulp behoevende personen, welke instelling we aan veel kerken, kloosters en andere godshuizen verbonden vinden. Ook dit beginsel werd vergeten, 't kerkelijk patronaat werd een be leefdheidsvorm jegens een of anderen heilige en wel een vorm zonder eenige consequentie. De armenzoig door de Kerk werd ook zelfs in menig opzicht een vorm zonder beteekenend effect voor de bestrijding der armoede. Onder. tusschen werden de kerkelijke instellingen rijk en weelderig en het pauperisme nam toe. Allengs werd de openbare meening echter wakker; hadden in de oudheid enkelen de roe ping gevoeld om, na 't vette der aarde te hebben genoten, hun schatten aan de armen natelaten, van lieverlede werd het gevoel der verplichting van de gegoeden om iets te doen tot bestrijding van den nood der groote menigte armen en nooddruftigen levendiger, de publieke consciëntie werd wakker. Buiten de Kerk en haar kleverige administratie om, ging men pogingen aanwenden om het pauperisme te bestrijden. Geleerden bestudeerden de kwaal, edele philanthropen wijdden zich persoonlijk en afzonderlijk of wel vereeuigd aan den edelen kamp tegen de mensehelijke ellende. Tal van proefnemingen werden gedaan, als gevolg van nog grootev tal van treurige erva ringen. Steeds bleek rgeer en meer dat men wel 't geen men wildSriestrijden gewoonlijk met den onschuldigen naam van „ongeluk" aanduidde, doch dat men meestal niet behoefde te denken aan een zekere fataliteit, welker slachtoffers men moest helpen; maar veel meer aan het product van allerlei zonden, van lui heid, zedeloosheid, verdierlijkiug en domheid. Het kwam er dus niet alleen op aan de af zichtelijke wonden te heelen of de smarten door pijnstillende middelen dragelijker te ma ken, - men zag meer en meer in, dat in de eerste plaats verbetering, zoowel zedelijke als verstandelijke, noodig was om met eenig uit zicht op succes het spook van 't pauperisme te kunnen bestrijden. Tal van vereenigingen heeft de nieuwere tijd zien ontstaan, die zich ten doel stelden de ellende en de verarming te bestrijden of te voorkomen. Velen daarvan hebben zich aan vankelijk op een zuiver theoretisch standpunt geplaatst, doch ook hierin is de natuur sterker gebleken dan de leer. Men is ongevoelig van 't rechte pad afgeweken, men heeft zich door gaans vergist in de keuze der cliënten, de geneesmiddelen ingegeven aan velen, die geen doctor noodig haddeu en do eigenlijke paupers door laten slippen. Het nienwere stelsel van wering van armoede door instelling van een patronaat over een zeker aantal cliënten is verroest, ontaard, in menig opzicht een ergernis geworden en een kwaad, grooter dan de kwaal, die het stolsel voorhad te bestrijden. Dit is immers maar al te waar? Zoolang de liefdadige of menschlievende mensch op zichzelf staande uit eigen middelen tracht goed te doen in zekeren kring, is het te verwachten dat hij zijn weldaden zal bewijzen of zijn raad en hulp aanbrengen, daar waar hij meent dat die het meest noodig zijn, of waar men die het meest waardig is, en dit is ook doorgaans wel waar ze 't meest noodig zijn. Hij kan zich echter vergissen en zijn middelen verkeerd aanwenden; welnu, dan is dat toch altoos maar in een zeer beperkten kring en 't kwaad is zoo heel groot niet. Maar wanneer een ver- eeniging, werkende met het kapitaal door anderer liefdadigheid bijeengebracht, of met een kas, die door bijdragen van 't publiek moet gevoed worden, wanneer zulk een vereeuiging zich vergist in de keuze of wijze van aanwen ding barer middelen, wanneer zij een goed stelsel verkeerd toepast of daarvan ongevoelig afwijkt, dan sticht die vereeniging rechtstreeks kwaad door het voeden van gemakzucht, zor geloosheid, luiheid en huichelarij onder haar cliënten en tevens indirect, omdat zij de agent is van een groot deel van liet liefdadige publiek, dat nu onwillens gedwongen wordt met zijn gaven kwaad te stichten en ze te onthouden aan hen, aan wien zo veel beter besteed waren Wij meenen dat in den regel elke liefdadige vereeuiging, die het patronaat als stelsel en een vast, grooter of kleiner getal cliënten als veld van werkzaamheid aanneemt, vroeg of laat op deze klip stranden moet. De verkeerd heden, die men niet vermijden kan zijn zeer talrijk. Gesteld een vereeniging vangt aan met vijftig gezinnen te patroaiseeren en wel gezinnen die op een standpunt staan dat ze met eenige hulp voor armoede kunnen behoed worden doch ook zonder die hulp zullen zinken, dus juist de rechte volgens 'tdoorgaans aange nomen beginsel. Van die vijftig geraken erna 5 jaar 10 aan 'tvooruitkomen zoodra dit ver blijdende verschijnsel wordt aangenomen, zouden ze zich zelf aan de hulp der vereeniging moeten onttrekken, deze zou hen ook moeten loslaten, want ze behooren niet meer tot de categorie. Geschiedt dit echter? Geenszins; integendeel zij blijven steeds onder het patronaat, tot schade voor anderen die hulp noodig hebben, tot ergernis voor menigeen die door eigen arbeid en zonder de hulp der liefdadigheid zich tracht te hand haven of vooruit te werken. Voor een vereeni ging is 't ook aan den anderen kant moeielijk om cliënten waarmede zij eer inlegt, waarvan ze vreugde beleeft, los te laten doch er moet niet vergeten worden dat op deze wijs als de vereeniging eens op 't punt van volkomen succes gestegen is, zij ook tevens een onding geworden zal zijn. De cliënten daarentegen die niet tot voor uitgang komen zonder daarom juist dieper te dalen, zullen in die 5 jaar die wij zoo even stelden, geleerd hebben de ondersteuning der vereeniging als een vaste bate op hun begrootiug te brengen, ze zullen, en dit kan niet anders, daarop rekenen en zoo worden ze feitelijk een bijzonder soort van bedeelden, ze worden paria's met de pretention van fatsoenlijke zelfstandige burgers. Zal de vereeniging ook deze loslaten, want dit verdienden ze eigenlijk Neen zij zal behouden, er mee voortsukkelen en ook in hen haar doel misloopen. Wij zullen voor ditmaal geen meerdere klippen aanwijzen waarop 'tpatronaat met een vaste

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1