voor hel aitonfe seinen! Zierikzee. 1873. No. 11. Woensdag 5 Februari. 76ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. KIEZERSLIJSTEN. BEKENDMAKING. /n isik/i isreii cöïjrmt. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.Franco per post ƒ1.- Afzonderlijke nöiiiroers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS I)ER ADVEllïENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Greboorle- en Doodberichten van 10 regels 60'cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukken, de redactie betredende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever I!. LAKE.VilAI De VOORZITTER van den GEMEENTERAAD te Zierikzee noodigt de inwoners der gemeente uit, om zoo zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan vóór den '15 Februarij aanstaande ter Gemeente-Secretarie te doen blijken, overeenkomstig het 2de lid van art. 7 der kieswet. Zierikzee, den '15 Januarij 1873. v. CITTERS. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend dat de Commissie van beheer van bet kazerne- mentsfonds rekening en verantwoording zal doen van haar beheer over liet jaar 1872 op Zaturdag den 8 Februarij eerstkomende te twee uur des namiddags, in een der lokalen van het Raadhuis dezer gemeente, en roepen alle -geregtigden tot dat fonds op, daarbij tegenwoordig te zijn. Zierikzee, den 3 Februaaij 1873, De Burgemeester en Wethouders v. CITTERS. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. De Armen hebt gij altijd bij u! I. Bittere ironie ligt er in dit woord. Wij willen en kunnen ons niet begeven in een onderzoek of 't historisch is dan wel of de kleine episode, waarvan 't een deel uitmaakt, al reeds als een bewijs kan bijgebracht worden voor 't feit, dat reeds in de kiein van 't chris tendom 't splinterigs en ingewikkelde van de kwestie der armverzorging een erkende zaak was. Maar we vinden er bittere ironie, scherpe uiting van twijfel aan de verheffende macht van ons christendom in, en dit te meer daar meer dan achttien eeuwen kunnen getuigen dat de bittere uitspraak, 't harde verwijt nog niet onwaar geworden is. Is 't niet zoode Kerk heeft de armenzorg tot een der gewichtigste artikelen barer statuten gemaakt, wat beeft zij gedaan om het kwaad der armoede bij den wortel aantevatten en uitteroeien Heeft ze wel ooit iets meer gedaan dan met 't sehraapmes der zoogenoemde chris telijke liefdadigheid de al te ergerlijke uitwassen van dien boozen wortel zoowat intekorten en te besnoeien, zonder dien wortel zelf met 't krach tige houweel der reiniging uit den grond te rukkenKan ze ook iets meer doen dan ze tot nu toe gedaan heeft'? Wat ze zeker doen kou, zon daarin bestaan, dat ze niet uit zelfzucht van 't voeden der armoede een heilig verdienstelijk werk maakte, waaraan bijzondere privilegiën voor de eeuwig heid verbonden zijn, terwijl immers toch de meest afdoende bestrijding der armoede onder haar leden tot de meest natuurlijke en minst verdienstelijke uitingen van haar christelijk leven moeten gerekend worden. Achttien eeuwen door heeft de Kerk geali- menteerd; 't is wel eens niet duidelijk of ze de armen, dan wel de armoede gevoed en gekoesterd heeft, zeker is 't, dat ze 't al die eeuwen door nagenoeg onveranderlijk op dezelfde manier gedaan heeft, gevende met trage hand dengenen, die roept en klaagt, maar toch altoos 't meest aan degenen, die 't hardst roepen en klagen. Eu de armen heeft ze nog altoos bij zich. Ook de Staat heeft zijn armen altoos bij zich. Nadat elke Kerk zijn contingent van armen en ellendigen krachtens zekere omstandigheden te haren laste heeft aanvaard, schieten er nog een aantal nietgenoemden over, een schare die aan niemand speciaal toebehoort en die vallen ten deel aan de liefdadiglieidszorg van den Staat, dat zijn dus om zoo te zeggen de rijks- armen of met een even tegenstrijdige benaming de „burgerlijke armen." Tot den Staat mag men ook wel zeggende armen hebt gij altoos bij u. 't Is zelfs merkwaardig dat in landen, waar de staatsarmenzorg op zekeren vasten voet georganiseerd is, inzonderheid door de invoering van den armen tax, dat daar 't getal rijksarmen in gelijke mate toeneemt met den aanwas der bevolking en de toenemende wel vaart. Vreemde tegenstrijdigheid Behalve de Kerk en de Staat is er nog een zedelijk lichaam, dat zich de armenzorg heeft aangetrokkenwij bedoelen de philanthropic, die algemeeue mensehlievendheid, die in eiken mensch een broeder doet zien en de eilende bestrijdt waar ze die vindt, omdat ze een afschuw van ellende heeft. Zij is de meest vrije in haar handelingen, zij heeft ook de meest 'uiteenloo- pende middelen uitgedacht en beproefd om de armoede te keer te gaan, te verzachten waar ze bestaat, te voorkomen waar ze dreigt te ontstaan. We zouden de philanthropie kunnen noemende wetenschap der armverzorging of liever dei' bestrijding van de armoede. Een treurige wetenschap voorwaardoch tevens een der moeièlijkste en gewichtigste wetenschappen. Zou er wel een ingewikkelder, in alle opzichten moeielijker en ondankbaarder vraagstuk in 't maatschappelijk leven voorkomen dan de armenzorg Is niet doorgaans de philantliropische armen zorg een kweeken der armoede, een voeden der onverzadelijken, een aanmoedigen van lui heid en zorgeloosheid, een beloonen van krui pende, lage vleierij of brutale schaamteloosheid? Is niet menigmaal de bemoeiing der philanthropie met den paria een hardheid jegens den eerlijken, eergevoeligeu,fatsoenlijk en minderen man, die te edel is 0111 met zijn ellende te koop te gaan en toch te machteloos 0111 't hoofd boven te honden? Is ook niet soms de overdreven zorg der philanthropie voor A, die in een goed blaadje staat en op de meest lijdelijke wijze voor zich laat zorgen, een ergernis voor B, die 't faveur niet geniet, bij de philanthropie in 't boekje te staan Is nietdoch genoeg. Wij zeggen dit alles niet 0111 hatelijk te zijn tegeu de philanthropes Integendeel. Zoolang de Kerk is wat ze is, houden we haar methode van armenzorg voor een danaïdenwerkwat de Staat doet, beschouwen we als een politieke zwakheid of ziekelijke politiek, en 't is juist de philanthropie, de wetenschappelijke bestrijding der armoede, van welke we heil verwachten, en die ook onzes inziens de eenige is, die Wanneer de kinderen groot zijn. II. Och! d'ouders telen 'tkind en maken 't groot met smart; De kleine treedt op 't kleed, de groote treedt op 'thart! Vondel. Dc illusien, die de ouders zich maken van den tijd, waarin de kinderen groot zullen zijn, ze worden meestal niet verwezenlijkt. De vader in het gedichtje van Beets, waarvan wij de vorige maal spraken, werd zelfs, toen de kinderen groot waren, ongelukkiger dan ooit, want eer er één volwassen was vermeerderde hun aantal met een zoon, en de moeder stierf. Hoopvol en met blijdschap hadden beiden den jonggeborene in hunne armen gedrukt. De moeder had er zooveel groot gebracht, het zou ook ditmaal wel gaan. Doch op eens brak dat dierbaar leven af en de kinderen werden ja, grooter maar //op hun moeders graf". Als rook zijn ze verdwenen, die heerlijke drooraen van het saamgenieten, van het stille, prettige leven in 'tverschiet. Weg, voor altijd weg is zijne levens vreugd, zijne opgewektheid die hij te midden van al de zorgen voor zijne kinderen toch altijd behouden had! Niet iedereen en niet altijd treffen zulke zware rampen, maar vaker gebeurt liet, en dit is nog veel erger, dat de kinderen als ze groot geworden zijn hunne ouders miskennen, soms verschoppenhen, zooals Vondel liet zoo treffend zegt, op het hart treden! Zoo de kinderen zelf getrouwd zijn, zien ze vader dikwijls liever niet dan wel. De man is oud, knorrig, vervelend en geen grooter schrik zou hij zijne dochter, op den hals kunnen jagen dan met de vraag bij haar te mogen inwonen. /<Zoo'n ouwe man heeft toch bij ons niets". Zoo verontschuldigt men vaak zijne hard vochtige ontaardheid, //de kinderen zijn voor hem te druk. We zijn den geheelen dag aan 'twerk en kunnen hem niet dien oppas geven, dien hij noodig heeft, 't Is kinderachtig dat vader niet wil maar zoo'n man hoort eigenlijk in een gesticht". Weet ge goed wat ge daar zegt, moeder? Is 't u te veel iets van uw gemakzucht op te offeren voor hem die u met zooveel zelfopoffering heeft grootgebracht? Is 'tkinder- ach tig dat hij liever door éigen verzorgd wordt dan door vreemden? Hoe zal 'tu smaken als uwe kinderen later zoo met u doen Zult gij als ge tot uw ouderdom toe geploeterd hebt ook niet snakken naar eene welverdiende rust in den schoot van het huis gezin uwer kinderen, als gij arm geweest en arm ge bleven zijt omdat gij alles aan hun hebt geschonken? We weten niet wie de barbaarsche ondeugd, waarop we doelden, treffender geschilderd en scherper ge- gecseld heeft, Beets in een der gedichtjes die hij ons 'tvorig jaar op 't//Nut" ten beste gaf, of Jan van Beers in zijn //arme Grootvader". Wel weten we dat beide copietjes aangrijpend, roerend schoon zijn, vooral omdat het origineel helaasnog zoo dikwijls in het dngelijksch leven gevonden wordt. Mochten de groote kinderen groot in liefde en zachtmoedigheid zijn, vooral jegens minvermogende, hulpbehoevende ouders! X.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 1