STATEN-GENERAAL.
Binnenland.
Bnitenlandsch Overzicht.
De begrootingswetten waren de onderwerpen van
behandeling in de Eerste Kamer gedurende de afge-
loopen week. Jongstleden Zaterdag werd die besloten
met de aanneming van het hoofdstuk //Koloniën" en
//onvoorziene uitgaven."
Die behandeling toonde op nieuw de juistheid van
de uitdrukking, waarmede de jaarlijksche beraadsla
gingen over het budget van den staat wel eens werd
aangegeven: //de schoonmaak." Ook nu is weder
alles, althans veel, uit de kasten gehaald, bekeken,
afgepoetst en op nieuw weggezet, zonder dat veel
licht over de zaken is opgegaan. Onze //hoogstaan
geslagenen" waren ditmaal, naar het schijnt, tevreden
met de antwoorden, die zij van de regeering op de
voorloopige verslagen ontvangen hadden, want oppo
sitie was er niet veel. Natuurlijk moet men daarvan
den heer Messchert van Vollenhoven uitzonderen, die
in zekeren zin de Nierstrasz der Eerste Kamer kan
genoemd worden. Hij toch is, evenals de Delftsche
zeeofficier, een eeuwigdurende pruttelaar en kribbebijter.
En bepaalde hij zich nog slechts tot den werkkring-
van den staat, wij zouden zwijgen. Maar de heer
Messchert van Vollenhoven vorderde thans iets van
de regeering, 't welk nimmer van haar geeischt kan
worden. Verbeeld u, dat de Noord-Hollandsche
afgevaardigde zijne oppositie bouwde op de werke
loosheid der regeering in zake de braafheid en gods
dienstigheid der natie. De ministers moesten zich
er mede bemoeien, om de menschen wat meer ter
kerke te doen gaen, en hen wat vromer te maken.
De school moest een kerkelijk karakter erlangen en
de vreeze Gods moest aan alle handelingen van het
bestuur gloed, leven en bezieling geven. Naïef, maar
zeer ad rem en waar was het antwoord van den
minister van Justitie, dat dit alles de taak van de
kerk, niet van den staat was. En wij voegen er onze
betuiging van leedwezen over het diepe verval dei-
kerk bij, als zij voor de gevraagde handelingen de
hulp van den staat of de regeering komt inroepen.
Neen, niet de godsdienstige, maar de materieele ont
wikkeling, de bevordering van den stoffelijken bloei
en van de welvagat der natie, ziedaar wat de
landsregeering zich ten doel moet stellen. Dat is
het wezenlijk terrein van hare werkzaamheid.
Van die werkzaamheid gaf de regeering een blijk
door de toezegging, dat het spoorwegnet van Nederland,
meer en meer voltooid zal worden. Na de exploitatie
van de in aanleg zijnde lijnen, zullen weder anderen
ondernomen worden en maar het schijnt ligt de lijn
Arnhem-Nijmegen, dan het eerst voor de hand. Ach,
wanneer zal ook Schouwen met dit snelle vervoer
middel van onzen tijd begiftigd worden Ligt het
aan ons verlaugeu, om ons vurig begeerd idéé ver
wezenlijkt te zijn, of hebben wij in waarheid te weinig
geduld, bij de vele verrichtingen, die het verkrijgen
van eeu spoorweg voorafgaan, als wij ons beklagen,
dat de zaak zoo weinig vordert, en dat het voor ons
somtijds is, alsof er niets van den spoorweg door ons
vruchtbare eiland komen zal. Intusschen morren wij
niet, maar vertrouwen wij op de wijsheid en vastbe
radenheid van hen, die de onderneming op touw
gezet hebben.
De spoorwegen in Indië zijn ook ter sprake ge
komen. De Minister verklaarde, dat het vraagstuk
der spoorwegen in Indië niet gemakkelijk tot oplossing
te brengen is, en was van gevoelen, dat niet, dan in
de uiterste noodzakelijkheid tot aanleg van staats
spoorwegen op Java moet worden overgegaan. De
Minister heeft bereids getoond dit gevoelen in practijk
te brengen, door ingenieurs uittezenden voor den
aanleg van spoorwegen op Sumatra en aan eetie
commissie van bankiers op te dragen hem een finan-
tieel plan voor te leggen, betreffende het maken van
spoorwegen in Indië. De Minister toont daardoor
te willen, wat hij zegt, en al wordt deze handeling
voorgesteld als eene verkiezingsmanoeuvre, al zuigen
de bladen der oppositie daaruit venijn, wij be
groeten het streven der regeering, om zaken, die
verhooging van welvaart ten gevolge hebben, te be
vorderen, met ingenomenheid.
Na de aanneming der begrootingswetten was jongst
leden Zaterdag aan de orde het wetsontwerp tot
bekrachtiging der consulaire overeenkomst met Spanje.
De heeren van Goltstein, Pincoffs, Messchert van
Yollenhoven, Hartsen, Hein en Oremers voerden het
woord, waarna de discussien verdaagd werden tot
des avonds 8 ure.
Bij de Tweede Kamer zijn ingediend nieuwe ont
werpen betreffende de rechtsmacht der kantonrechters
tot wijziging der bepalingen van het Burgerlijk Wet
boek over de beperkte handlichting, tot aanvulling
van art. 66 van het Wetboek van Strafvordering, en
tot intrekking der wet op het uitroeien van rupsen
nesten. De Minister van justitie openbaart eene
groote mate van werkzaamheid, jammer, dat de vrees
voor weinig vrucht maar al te waarschijnlijk is. Im- l
mers het wetsontwerp op de rechterlijke organisatie
was bestemd om bij de Tweede Kamer in openbare
beraadslaging te komen, zoodra zij weder bij elkander
kwam. Maar tot heden is nog geen rapport van de
commissie uitgebracht en schijnt' nog niet spoedig
verwacht te kunnen worden. Als het zoo voortgaat,
dan zal er in dit zittingsjaar niet veel door onze
wetgevende macht worden tot staud gebracht.
Nog op een verblijdend verschijnsel, wel niet op
het gebied der Staten-Generaal, maar op dat van het
Staatsbestuur mogen wij wijzen. De inkomsten van
belastingen hebben in het afgeloopen jaar ruim 8 mil-
lioen boven de raming en nagenoeg 5 millioen meer
dan in 1871 opgebracht, Wij adresseeren dit bericht
aan het Dagbladdat steeds blijft beweren, dat onze
finantiën te gronde gaan, door de belastinghervormingen
van de laatste jaren.
Z1EKEKZEE, 21 Januari 1872.
Zierikzee. Meer en meer begint zich de Standaard
doorzichtig te maken ten opzichte van de bijzondere
staatkundige richting, die hij vertegenwoordigt. Wij
kunnen deze richting niet beter karakteriseeren dan
met den naam van het radicalisme des geloofs. Trou
wens als de anti-revolutionaire partij consequent wil
zijn dan moet zij ten laatste wel belanden in dien
uitersten schuilhoek waar zij, schuw neergehurkt, ge
reed zit ieder in de beeuen te bijten die haar van
nabij wil bezien. Op alle tegenwerpingen en redenee
ringen van andersdenkenden en zelfs op elke opwelling
van haar eigen natuurlijk verstand durft en kan ze
geen ander antwoord geven dan zwijgt gij allen,
gij onreinenik geloof en wat ik geloof is de waarheid,
dat is de openbaringik denk niet meer, ik redeneer
niet meer, ik geloof slechts en ik zal u voorschrijven
wat gij ook moet gelooven omdat ik 't geloof.
Er zou wel eenig gevaar bestaan voor de algemeene
en individueele vrijheid, als de Standaard-partij eens
machtig was naar den vleesche zoo als zij meent door
Hooger hand gepreviligeerd te zijn naar deu geest.
De anti-revolutionnaire richting is, volgens den
Standaardgegrond op//de hoogste waarheid" die
opgesloten ligt in Gods woord, als Zijn openbaring
aan den mensch.
Niets gemakkelijker dan zich zelf zulk een mandaat
op te dragen, zulk een schild over 'thoofd te trekken.
Maar we zouden gaarne van den Standaard willen
weten wat hij de //hoogste waarheid" noemt, waarom
hij die als zoodanig erkent en of hij nu en dan ook
in zijn bureaux hoogere openbaringen ontvangt. Anders
meenen we 't er voor te houden dat zijn opinie is
een opinie als elke andere en dat wat vergedreven
ijdelheid en inbeelding hem in den waan brengen dat
hij de wijsheid in pracht heeft.
Deze pedanterie van den Standaarddie hoe langer hoe
duidelijker gaat blijken, ergert zelfs mannen, die
anders niet tot de lichtveerdigen zouden willen ge
rekend worden, gelijk blijkt uit een belangrijk artikel
van den heer d. J. in de Nieuwe Middelburgsclie Ct.
Zierikzee, 20 Jan. De voor eenigen tijd door het
bestuur der sociteit Nut en Genoegen uitgeloofde premie
voor 't beste ontwerp eener verplaatsbare houten mu
ziektent is toegekend aan den heer M. v. Dijke alhier.
Gedurende het jaar 1872 is er op de telegraafkantoren
in Zeeland over het algemeen veel minder drukte ge
weest dan in het vorige jaar, zoodat zelfs 15 kantoren
dientengevolge in een lagere klasse zijn gekomen,
een zeer zeldzaam verschijnsel.
Tot hulponderwijzer aan de openbare lagere school
te Noordgouwe is benoemd de heer A. J. Bethe,
hulponderwijzer te Zevenhuizen.
Yolgens bericht van Z. M. gezant te Brussel is den
14 door hem en Belgische gevolmachtigden eene over
eenkomst gesloten, strekkende
1. tot de kapitalisatie der onvervreemdbare rente
van 400,000 gulden, vermeld "in 1 van art. 63 van
het tractaat van 5 November 1842 Staatsblad no.
3 van 1 843)
2. tot afschaffing der surtaxe, welke krachtens art.
3 van het tractaat van 12 Mei 1863 {Staatsblad no.
119) op het Nederlandsch gedistilleerd bij invoer in
Belgie geheven werd;
3. tot het verleenen aan de spoorwegmaatschappij
du Nord de la JBelgique van concessie voor den aan
leg, voor zooveel het Nederlandsche grondgebied be
treft, van een spoorweg van /Antwerpen naar de Duit-
sehe grens, in de richting van Gladbach.
Eene tweede overeenkomst is op denzelfden dag
tusschen wederzijdsche gevolmachtigden gesloten, tot
wijziging van art. 6 van het Maastracfcaat van 12 Mei
1863 Staatsblad no. 118).
Voorts heeft te gelijker tijd de uitwisseling plaats
gehad der acten van ratificatie der overeenkomst op
24 Mei 1872 te Brugge gesloten, omtrent de indij
king van het Zwin.
Eindelijk is onder gelijke dagteekeuing door direc
teuren der spoorwegmaatschappijen van Antwerpen naar
Botterdam en Grand Central Beige, een contract
onderteekend, den prijs en de voorwaarden bepalende
dier overname van de spoorweglijnen Boosendaal-Breda
en Roosendaal-Moerdijk, door de Nederlandsche re
geering.
Nog een enkel woord naar aanleiding van den
stillen doode van Cambden-place. De dood is een
engel der verzoening; veel wat bij 'tleven van een
mensch hem zwaar werd aangerekend wordt vergeven
en vergeten zoodra de groeve zich over hem gesloten
heeft. Van de dooden niets dan goeds, schijnt een
algemeen erkende spreuk te wezen, die inzonderheid
tegenover den gewonen sterveling nog al met mildheid
wordt toegepast. De man echter, die zulk een gerucht
gemaakt heeft in de wereld kan niet zoo geheel op
dit voorrecht aanspraak maken, al ziet men in 'tlijk
op 't paradebed ook meer den afgestreden lijder, den
afgestorven broeder, dan den gevallen vijand of den
onschadelijk gemaaklen geesel des menschdoms. Hoe
veel de dood ook verzacht, verzoent en doet vergeten,
de gestorven, eens machtige souverein behoort ook in
de enge kluis zich zeiven niet geheel, hij wordt een
figuur in 't tafereel der wereldgeschiedenis, als histo
risch persoon, wordt hij een voorwerp der critiek.
Men kan dit niet verwijten aan zijn vijanden of
aau de koele wetenschappelijkheid der geleerden, wier
grootste verdienste ten opzichte van zulke groote
historische figuren juist vooral gelegen is in algeheele
afwezigheid van sympathie of antipathie. Neen, zelfs bij
de genen die, enkele dagen geleden, den eens zoo
machtigen man nog omringden als een stoet van ver
eerders, dienaars, hovelingen, verwanten en vrienden
is de verhouding geheel anders gewordeu. De groote
doode is voor hen een ding geworden, een iets, een
voorwerp dat men nu met overleg en behendigheid
gebruikeu moet voor 'tdoel waartoe 5t nog dienen kan
doch dat nu een geheel ander geworden is.
Wij vinden hierin de verklaring vau al het op
zettelijk effectmatige, theatrale dat de overigens vrij
prozaïsche uitvaart van den ex-keizer der Eranschen
heeft gekenmerkt. Men heeft het lijk gekleed in den'
droevigen rok van Sedan, denzelfden rok dien 't ter
slachtbank geleide Fransche leger, den 2 September
1870, met smaad en schimp heeft overladen; men
heeft den lijkstoet geopend met een soort van heraut
dragende een driekleurigen hoed, als ware 't een her
innering aan de Fransche driekleur die bij Sedan in
de handen der overwinnaars werd overgegeven; in
dienzelfden stoet heeft men 27 Parijsche werklieden
geplaatst, vertegenwoordigers van die blousemannen,
die door de keizerlijke politiek zoo schoon om den
tuin geleid, zoo door en door bedorven, in zoo menig
opzicht ongelukkig gemaakt en later, in de dagen der
commune, zoo gruwelijk ontnuchterd zijn.
Men heeft ook een zak Fransche aarde aangebracht,
echte Tuileriertuin aarde en die in de kist gelegd.
Waarom heeft men ook niet een paar ex-Zouaven
laten komen met een blik Fransche soep P Een andere
commissie met een flacon eau de Lourdes ware dau
ook niet misplaatst geweest.
De keizerlijke prins heeft geschreid. Wie zal dit
niet natuurlijk vindenEn als 't oprechte tranen
waren, dan zijn ze heilig geweest als iedere andere
traan door 't kind geplengd op 't graf des vaders.
Men heeft Napoleon IV echter ook reeds zijn mot
Jdstorique doen debiteeren, want toen na den afloop
der begrafenis de claqueurs een //Leve de Keizer
aanhieven heeft men hem laten zeggen: //Niet de
keizer leve, maar FrankrijkZulk een woordje ad rem
kan in later jaren nog goede renten opbrengen.
Kortom, men heeft ook in 't aangezicht van den
dood niet opgehouden comedie te spelen, en in dat
spel was de doorluchtige doode een ding, een gedeelte
van het decoratief. Requiescat in pace staat er op de
kist van Napoleon III; zoo zij het!
Doch het bonapartisme is met hem niet gestorven,
dat zal niet rusten Frankrijk zal 'tnog wel eens
ondervinden dat er hartstochtelijk spel gespeeld wordt
om den begeerden zetel in de Tuileriën weder machtig
te worden voor den zoon van Eugenie en voor Jt stelsel.
Vooral voor 't stelsel, voor de beginselen die in
Frankrijk en Europa door het tweede keizerrijk ver
tegenwoordigd zijn en waarin o. i. allicht metdertijd
een derde keizerrijk zoo kunnen te pas komen. Want
men moet niet vergeten dat door een zonderlingen loop
van omstandighede» het bonapartisme op dit oogenblik
zich opwpj-p6 als de vertegenwoordiger van de orde,
de goddelijke souvereiniteit tevens door den volkswil
erkend, den svareu katholieken godsdienst en het ge
loof, tegenover de goddelooze democratie, 't socialisme,
'tongeDof, de revolutie en de magonnerie. Voor hem