/ii nik/nsdii comm.
toof het arrondis- a&s*. sement IMïm.
1
T
t-fc
1873. No. 7. Woensdag 22 Januari. 76ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Afkondig! n g.
Bekend m a k i n g.
KENNISGEVING.
AKELIGHEDEN.
-10,50
-10,50
- 8,50
- 7,25
Acritoe.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1Franco per post f 1
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVER TEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. II u w e 1 ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald. 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk ecu dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAlvEMAtf.
Het HOOFD van het Gemeentebestuur van Zierikzee maakt
bekend: dat het kohier der Grondbelasting van deze ge
meente, dienstjaar 1873, den '15 dezer maand door den
heer Provincialen Inspecteur der Directe Belastingen te
Middelburg executoir verklaard, op heden aan den lieer
Ontvanger der Directe Belastingen alhier wordt ter hand
gesteld ter invordering, en dat ieder verpligt is zijn aanslag
op den bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Zierikzee, den 17 Januarij 1873.
v. CITTERS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken bekend dat bij de verkiezing, die op den 17 dezer
maand heeft plaats gehad voor een lid in den Raad dezer
gemeente, ter voorziening in de vervulling van de plaats,
opengevallen door het ontslag, genomen door den heer
Mr. J. W. D. van DONGEN, de volstrektemeerderheid
van stemmen heeft verkregen en alzoo is gekozen den
heer Mr. J. A. BOLLE.
Zierikzee, den 18 Januarij 1873.
De Burgemeester en Wethouders
v. CITTERS.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van de Ingezetenen, dat er op Woensdag den 22 Januarij e.k.,
des namiddags te half twee ure, op het Raadhuis alhier,
eene openbare Vergadering van den Gemeente-raad zal
gehouden worden.
Zierikzee, den 20 Januarij '1873.
De Burgemeester
v. CITTERS.
Och, toe Saartje vertel dat nog eens van
die drie roovers en die drie moordenaars Och,
toe Saartje dat was zoo akelig en zoo mooi
Br. zoo mooi Zoo keuvelden we met onze
oude goede baker, die sprookjes kon vertellen
en mooie akeligheden. Als ze van die akelige
geschiedenissen zat te vertellen, dan luisterden
we met ingehouden adem, we kropen dicht
tegen haar schoot en we huiverden maar altoos
vonden we 't toch mooi en aantrekkelijk en,
hoe dikwijls ook gehoord, de huiveringwekkende
geschiedenissen hielden altoos weder op nieuw
onze aandacht geboeid. En als 't Saartje ten
leste zelf begon te vervelen, dan was 't een
algemeen och, toe Saartje
Zoo deden we als kinderen, als die kleine
wezens, tintelende van gevoel, trillende van
prikkelbaarheid, als 't weeke was zoo ontvan
kelijk voor indrukken.
Hoe doen groote menseken Zijn ze niet
ook als kinderen Is niet voor hen de dag
bladpers een soort van Saartje, vond welke zij
zich verdringen met uitgerekten halze, gretig
om té verslinden alle akeligheden die de pers
hun dagelijks aanbiedt En is ook hun gemoed
niet ontvankelijk als een dagelijks schoonge-
wischte, en dagelijks volgeschreven lei?
Dagelijks volgeschreven met akeligheden, maar
ook dagelijks sehoongewischt 1 Dit is misschien
wat hard gezegd, toch niet zoo hard bedoeld,
lezers
Zou er werkelijk iets aantrekkelijks zijn in
het akelige
Hieraan valt niet te twijfelen. Daar is iets
dat aantrekt, dat magnetiseert, in de akeligheden,
die er zoo dagelijks voorvallen, 't Publiek siddert
bij 't lezen der berichten van moord, aanranding,
roof, inbraak en wat dies meer zij, en niettemin
leest 't publiek met altoos nieuwe belangstelling
de oneindige variatien op 't zelfde thema
akeligheid.
Van waar dit verschijnsel Moeten wc denken
aan den Duitschen dichter met zijn „half dier,
half engel Is 't iets dat in verband staat
met onze nog altoos ietwat ruwe, dierlijke na
tuur Maar in tijden van fijne, ja verfijnde
beschaving laat zich cle trek naar 't akelige,
stuitende niet minder waarnemen dan in andere
tijden. Is 't iets dat uit godsdienstigheid
voortspruit? Maar heeft niet juist de overgods-
dienstigheid zicli een hel gedacht vol van
de uitgezochtste, de bij mogelijkheid denkbare
akeligheden
We durven voorloopig nog niet veel verder
te gaan dan de eenvoudige constateering' van
het verschijnselde aantrekkelijkheid van 't akelige.
Alom merken we 't op. Zoodra een moord
geschiedenis eenige sensatie verwektvullen
zich de dagbladen met bijdragen tot die ge
schiedenis en ze azen tegelijk op zooveel andere
akeligheden als er maar zijn op te garen. Het
publiek is onverzadelijk en verslindt ze allen.
Weeklagende over de verdorvenheid van 't
menschelijk geslacht bi j 't lezen dei' eerste kolom,
zoekt het begeerig oog al vast in de tweede
naar nog meer akeligs en den volgenden dag
wordt de aangename pijnlijke lectuur hervat tot
dat ten laatste de akeligheids-manie weder wat
bedaard is en de akeligheids-berichten ook ge
leidelijk lmn normaaicijfer weder aantoonen.
't Is iu verwante gevallen al evenzoo. Het
trouwe lid van de vereeniging tot bescherming
van dieren loopt doorgaans gevaar meer op de
magere arme honden te letten, die weinigen zijn,
dan op de welgedane, welvarende honden die
de meerderheid uitmakenmet een zekere
trouwens wel verklaarbare satisfactie con
stateert zoo iemand' 't ergerlijke feit van het
afbeulen of mishandelen van een paard of ander
dier. 't Is de aantrekkelijkheid van 't akelige.
Doch laat ons niet van anderen spreken. Hebben
we zelf niet, als we in onzen tuin gingen 0111
rupsen te vangen of ander schadelijk gedierte,
die soort van wonderlijke teleurstelling gevoeld
als we ze niet vonden, die we zochten Dat
is in den grond heel zot. maar 't is niet minder
waar. En als we ze wel vonden, bekroop ons
dan niet een soort van ijdelheid en satisfactie,
als we er meer snapten dan onze buurman, die
aan de andere zijde van de haag ook aan 't
zoeken was Dat is eigenlijk nog zotter en
't is toch ook waar. 't Is alles mogelijk diezelfde
trek naar 't akelige.
Voor een gemoedelijk dagbladschrijver zijn
al die akeligheden een waar kruis. En hoe
ongaarne hij er zich ook meê bezighoudt, hij
moet eenigszins met den stroom meegaan. Zijn
kolommen moeten een weinig akelig zijn, op
gevaar af van anders minder intéressant te wezen.
Bleef 't daar nog maar bij deden alle re
dacteurs nog maar als de "oorzichtige dokters
alle uren een lepel, alle d akelighcidje.
Maar, helaasals eens de
perken is, dan is er g<
ontstaat een wedstrijd
grootste collectie akeligheden
op, men herziet nog eens de oude con„-
men dóet navraag 111 't buitenland, men Staart
met uitvorschende blikken naar de vier hemel
streken om de akeligheden te vergaderen uit
alle hoeken der aarde. Dat is een dwaze
manie doch wie zal ze afwenden Bepaalde
men zich nu nog maar tot eene zekere keur
uit den dagelijks inkomenden voorraad doeli
wie dit waagde liep gevaat' van onvolledig,
mager, dun genoemd te worden.
Te Londen verschijnt een heel groot blad met
kolossale, illustration voorzien en enkel en alleen
gewijd aan de dagelijksche Londensche akelig
heden. Dat is een mettsËhkundige speculatie.
Of ze ook even rein, zedelijk en mensehlievcnd
is Wij betwijfelen het en Wij voor 011s, we
zouden gaarne alle akeligheden uit ons blad-
zooveel mogelijk weren 0111 alleen nu en dan,
als er eens iets bijzonder akeligs voorkwam er
onze lezers op te onthalen.
Doch neen, onthalen is 't rechte woord niet.
't Is immers niet waar dat de aantrekkelijkheid
van 't akelige, een gevolg is van ons heime
lijk welgevallen in 't kwade
't Zou een donkere levensbeschouwing zijn
waaruit deze veronderstelling voorkwam. We
zien dan ook niet met geblaseerdheid neêr op
't goede publiek dat zoo bij gelegenheid wat
erg verzot is op akelige dingen we nemen 't
ook een ordinair mensch niet kwalijk als hij
lacht wanneer hij zijn hesten vriend ziet strui
kelen en op den neus vallen daar is werkelijk
iets belachelijks in en 't is een menschelijk
zwak dit er in de eerste plaats uit te halen en
te genieten. Doch men heeft daarom niet
minder deelneming met den gevallene en vraagt
zeer belangstellend of hij zich ook bezeerd heelt,
Eveuzoo vergeven we gaarne het publiek zijn
belangstelling iu de akelige, voorvallen van deii
dag, wel wetende dat 't goedé publiek toch
niet minder de gruweldaden verafschuwt.
We zouden 't echter wel goed achten, als do
aanvoer van akeligheden in de dagbladen wat
getemperd werd; men kan alles overdrijven en
op zielkundige gronden betwijfelen we de on
schadelijkheid van de voortdurende prikkeling
dier speciale zenuwtjes, waarin, om eens recht
materialistisch te spreken, ons zwak voor akelig
heden zijn zetel heeft.