voor het arrondis-
sement Zieri
1
1873. No. 3. Woensdag 8
NIEUWS- en AD"
iian.
76ste jaargang.
'ENTIE-BLAD
187 2.
BEKENDMAKING.
Wmrnm
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post f 1.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:,
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1regels, mits contant, betaald, 25 et.
Alle stukken, de redactie betreffende, ««lieve men uiterlijk eén dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H, LAKENMAX.
GRONDBELASTING.
De BURGEMEESTER van ZieHkzee maakt bekend, dat
hem ingevolge art. 15 der wet van, den 26 Mei '1870,
(Staatblad no. 82) door den Heer Bewaarder der. hypothe
ken en het kadaster in deze gemeente, is toegezonden een
staat, aanwijzende de uitkomsten
1° der meting maar de artikelen 9 en 10;
2° der schatting naar de artikelen 11 en '13
3° der afschrijving van belastbare naar art. 6
4° der verbeteringen naar art. 23;
5° der. regeling van den aanvang der termijnen naar art.
42 der aangehaalde wet;
dat die staat, te rekenen van heden af gedurende der
tig dagen voor belanghebbenden-,ter Secretarie dezer ge
meente, ter inzage is nedergelegd.
Hij herinnert voorts aan art. 16 derzelfde wet, waarbij
is-bepaald, dat de belanghebbende ten koste van ongelijk,
in een aan de Geduputeerde Staten gerigt verzoekschrift,
(op ongezegeld papier) hermeting of herschatting kan vor
deren binnen den tijd voor het ter inzage liggen bepaald.
Afgekondigd van het Raadhuis den-23 December '1872.
De Burgemeester voornoemd
v. CITTERS.
Onze Straatjeugd.
Een triviaal ondervPerp, Lezers haast te min
om daaraan een hoofdartikel te wijden. En
toch een belangrijk onderwerp Is 't niet de
straatjeugd die onze steden met dat eigenaardige
gpfier en geschreenw vervult, een pot-pourri van
allerlei geluidenzoogenaamd spelen, zooge
naamd zingen, fluiten, schreeuwen, vloeken, ge
raas van een ouden blikken ketel met onverstoor
baar geduld door een kleinen rekel straat uit
straat in voor zich heen geschopt, 't luidruchtig
thuisbrengen vaneenbeschoakene, 'taanheffeuvan
een of andere zinledige leuze enz. enz. Is 't
niet de straatjeugd die 't denkbeeld van een
„stil stadje" tot een bespotting maakt? Is 't
niet de straatjeugd, die de meeste vrijheid ge
niet, die ouden van dagen durft beleedigen, die
de politie in 't gezicht uitlacht, die de hulpon
derwijzers najouwt, die publieke en particuliere
afscheidingen beschadigt, die boomen en plant
soenen schendt,, die, in één woord, schier dage
lijks den stillen, fatsoenlijken burger ergert met
allerlei ergernissen? Waarom zouden we dan
de straatjeugd niet eens onderhanden nemen
met onze pen
Menigeen is geneigd tot de vraagof de
jeugd tegenwoordig niet veel boozer en ondeu
gender, vèel slechter en goddeloozer is dan
vroeger? Laat ons in de eerste plaats onder
scheid maken tus'scken „de jeugd" en de „straat
jeugd". Van de jeugd, generaliter gesproken,
willen wij volstrekt niet toegeven dat zij slechter
zou zijn dan b. v. in de dagen van Salomo of
in de dagen toen wij nog kinderen waren.
Hoewel slechts in zeer overdrocktelijken zin en
in vlagen van dichterlijke geestdrift hij engeltjes
te vergelijken zijn onze kinderen vast niet boozer
dan wij zeiven geweest zijn.
Allerminst zijn we het eens met hen die
plompweg de „ergerlijke verdorvenheid, het
godonteèrend vloeken" en wat dies meer zij, op
rekening stellen van de moderne staatsschool en
van haar zoogenoemde „zedeleer zonder gods
dienst." Wij houden deze beschuldiging een
voudig voor een brutale straatjongensinperti-
nentie, nauwelijks wederlegging waard. Wat
de eigenlijke straatjeugd betreft, ja wij zijn
geneigd ook te verklaren dat die ons voorkomt
in een ernstigeü staat van bandeloosheid te
verkeeren, ernstiger dan dit vroeger wel eens
't geval is geweest.
We kunnen dit verschijnsel niet beter uit
drukken dan door de stelling rle Nederlandsohe
straatjeugd is te kwader ure geëmancipeerd en
nagenoeg boven de wet gesteld.
Door straatjeugd verstaan we, in 'talgemeen
die jongens en meisjes wier huiselijke opvoeding
dermate verwaarloosd wordt dat zij meer op
straat leven dan in huis, dat zij, voor zoover
zij al of nog schoolgaan al de overige uren van
den dag en anders zelfs den geheelen dag op
straat doorbrengen, dikwijls tot zeer laat in den
avond toe. We rekenen alsmede onder de straat
jeugd hen die thuis zoo'weinig aan betamelijke
tucht gewoon of door misplaatste strenge tucht
bedorven zijn dat zij zich op de straat evenzoo
gedragen als thuis, dat ze dus er geen begrip
van hebben dat zij zich op straat op publiek
terrein en derhalve niet op hun eigen persoonlijk
gebied bevinden. In dezen zin ontvangt de straat
jeugd haar contingent uit alle standen en men
zou onbillijk zijn als men de straatjongens alleen
in de achterbuurten zou willen, zoeken.
De straatjeugd is te kwader ure geëmancipeerd.
Dit verschijnsel, voortgekomen uit zekere
ziekelijke philanthropies heeft een tegengestelde
uitwerking én veroordeelt de ongelukkige ver
waarloosden over wie niemand eenig gezag
uitoefent, tot een opgroeien vóbr den booze,
alzoo tot een schrikkelijke straf. Den politie
agenten is »de bruine" 't prestige waarvoor de
'kwaadaardigste straatjongens respect hebben;
ontnomen, alsof 't werkelijk regel ware geweest
dat de onschuldige schaapjes bij voorkeur met
»den bruine" kregen. Is er dan iets góeds in
dien bruine."? Ja, in zoover bij'teenige ding
is dat practisch 'het welzijn van de naar 't
verderf hollende verwaarloosde, kleine deugnieten
Iran helpen bevorderen, en tevens de rechten
der rustige burgers beschermen en handhaven.
De straatjeugd is te kwader ure geëmancipeerd.
De onderwijzers, als ze goed zijn, zullen wel
altoos hun onmisbaar prestige bewaren tegen
over de góede, ordinaire jettgddat prestige
Is zedelijk en die jeugd is voor zedelijke in
drukken vatbaar.
Maar tegenover de verdorven kindereu, van
misschien nog meer verdorven ouders hebben
de onderwijzers hun prestige verloren door te
kwader ure uitgedachte ziekelijke poadagogisehe
idiéen, die bovendien op kwalijke manier wor
den in practijk gebracht.
De verdorven ouders van verdorven kinderen
weten het wel dat de onderwijzers .geenerlei
macht over Kun kroost hebben en dat steeds
't zwaard van Damócles in de gedaante van de
commissie en de justitie boven de hoofden dei-
onderwijzers zweeft en zoo ze 't nog niet genoeg
wisten, 't wordt hun uit onverstandigen ijver
genoeg in herinnering gebracht.
De straatjeugd is te kwader ure geëmancipeerd.
De politie houdt met de kleine deugnieten,
de aanstaande boeven, dieven en moordenaars,
pourparlers, verh'ooren, zedepreken soms proce
dures als inet volwassenen. En voor zoover al
die dingen voor de, keine deugnieten niet uit-
loopen op een, gezond pak slaag worden ze een
bespotting voor hen. Met een lachend gezicht
voegen ze zich weder bij hun kornuiten als ze
van „boven" komen, met een lachend gezicht
worden zë iu den kring opgenomen en hun
daden gegrift iu de annalen vaa.de straatjeugd.
Om deze redenen en om nog anderen die
wij nu niet opuoemen, komt het ons voor, is de
straatjeugd tegenwoordig teugelloos, bandeloos,
regelloos en heeft zij feitelijk meer macht ten
kwade dan alle autoriteiten te zameii ten goede.
nAl weitwenschel'tj/c 'is dat was de groet, die wij
aan het hoofd plaatsten van ons oommcr, dat het
eerst in dén nieuwen jaarkring het licht zag, en wij
hebben daarbij.'onze gevoelens en onze voornemens
kenbaar gemaakt'. Of onze lezers daarin genoegen
genomen hebben Dit zal de 'tijd móeten
leeren. En of wij onze voornemens getrouw zullen
blijven?Wij hebben daartoe het vaste.plan,
maar toch ook dit Zal de tijd moeten leeren.
De tijd hoe ernstig predikt hij ons 'zijne
snelle vlucht, wel met ieder oogenblik, met iederen
dag, met iedej-e week, maai- vooral met ieder, jaar.
Wat is liet in onze herinnering nog kort geleden,
toen wij voor bet eerst 1878 aan bet hoofd van
onze brieven schreven, en wat was bet schielijk Voorbij.
Voorwaar! de zanger uit'de grijze ouclhéid liacj vol
komen gelijk, toen hij, bij bot tokkelen der snaren
zijner lier, het lied deed weergalmen: „Wij brengen
onze jaren door als eene gedachte 1"
.De verwisseling der tijdkringen is als bet ware een
mijlpaal op onzen,levensweg. En even als de reizi
ger bij bet naderen ,of bet voorbijgaan van zulk een
mijlpaal .onwillekeurig den blik achterwaarts slaat, en
denkt aan. destreek, die hij, verlaten heeft, voor hij
den, voet verder zet, zoo ook betaamt het iederen
ipensoh, om ais de twaalfde klokslag van den 31
December hem bet einde des jnars heeft aangekondigd,
met zijne .gedachten den afgeloopeh tijdkring nog eens
door te. gaan, en uit liet voorgevallene kracht, maar
ook wijsheid op te doen, voor de toekomst. En waar
bét nu eenmaal gewoonte geworden is (en liet is voor
zeker eene goede gewoonte dat de Couranten het
afgeloopen pad nog eens overzien, daar willen ook
wij ons niet aan die gewoonte onttrekken, en plaatsen
boven dit artikel het tal van het pas gesloten iaar
1873.
Jean Paal heeft ons in een zijner gedichten den
droom van een, jongeling geschetst, waarin deze zich
zelf voorkwam als een. grijsaard, die zijn leven in
lichtzinnigheid had doorgebracht, en terngstnrende op
het vervlogen bestaan weemoedig uitriep „was. ik nog
jongeling!" En de jongeling ontwaakte en was nog
jongeling. In het werkelijke levends dit niet mogelijk.
Het eens vervlogeue keert niet terug en trots alle