STATEN-GENERAAL. Openbare Raadsvergadering Binnenland. verteeren en dat we in veel ruimer kring ge lezen worden, dan zij die schijnbaar mede lijden met ons hebben, wel gelieven te zeggen, dan zouden we er nog veel meer hebben en naar mate men ons meer met advertenties be lastte, zouden we ze nog goedkooper maken. Ook hieriu is echter een krant onverzadelijk, zoodat ze alle advertenties maar opslokten zelfs een bijblad geeft als zij ze niet meer bergen kan. Doch hoe kan dit anders en des te meer kan ze ook doen om haar inhoud degelijk te maken. Doch 't wordt laat de zetter moet zich haasten om op zijn tijd klaar te komen. Het overige liarer ondejaars-avond mijmering zal de Zierikzeesche Courant maar voor zich houden eu hiermede voor dit jaar afscheid nemen van haar lezers, in de hoop hen in een volgend nommer een hartelijk „al wat wenschelijk is 1" toe te roepen. Zierikzee, 31 Dec. 1872. Be Redactie. De correspondent van een onzer nieuwsbladen voor spelde onlangs, dat de begrootings-discussien dit jaar zeer lang zouden duren. En de uitkomst beeft zijne profetie bevestigd. Eerst in de zitting van jl. Maandag zijn zij geëindigd en moest er toen nog eene avond zitting gehouden worden tot behandeling van eenige kleine wetsontwerpen. Wat nog nimmer gebeurd is, hebben wij dit jaar beleefd, dat namelijk de Eerste Kamer reeds bezig was aan het onderzoek der eerste begrootings-hoofdstukken, terwijl de Tweede Kamer de laatsten nog niet had aangeuomen. Er was dan ook een kruisvuur van amendementen, een spiegel gevecht van redevoeringen en rijp en groen, bedacht en niet doordacht werd door elkander geworpen als de knikkers bij het jongensspel op straat. Natuurlijk was bij de begrooting van finantien de belastinghervorming scheuring en inslag. Een conser vatief programma, door den heer van Kuyk ontworpen, opende den strijd. De Delftsche afgevaardigde wenschte wijziging der patentbelasting en afschaffing van den accijns op de zeep. Doch hoe sterk de aandrang van de bondgenooten van den heer van Kuyk ook was, de Minister van finantien wilde geen kijkje geven in het boek zijner voornemens, en bleef volharden bij zijne-verklaring, dat hij vooreerst de hervorming van het belastingstelsel niet zou ter hand neuien. Hoeveel leed ons dit ook doet, kunnen wij de handelwijze van den heer van Delden evenwel niet laken. Zijn voorganger kwam der kamer te gemoet inet een vast en krachtig plan. Als eerste stap tot uitvoering van dat plan werd het wetsontwerp op de inkomsten belasting ingediend enhet ontwerp werd verworpen, de minister tot aftreden gedwongen. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Zoo ook zal de heer van Delden zich wachten voor het lot van den heer Blussé en van daar dat hij zelfs de uiteenzetting zijner denkbeelden schuldig bleef. Dat dit aan een groot gedeelte der kamerleden niet beviel, laat zich begrijpen. Er zijn er zoo velen, die gaarne met een minister spelen, hem vatten op zijne woorden, en, de beraadslagingen bij de begrooting van binnenlandsche zaken hebben het ten slotte nog bewezen, dat de minister niet berekend is voor zijne taak. Als de minister van finantien maar niet stil blijft zitten, doch de middelen opspoort om ons belastingstelsel te verbeteren en dan ten slotte voor den dag komt met een goed programma, dan heeft hij reeds veel gedaan en verdient den dank der natie. Want waarlijk een nieusv wetsontwerp van eene inkomstenbelasting zou op dit oogenblik weinig kans van slagen hebben. De kamer schijnt nog geen zin in dergelijke belasting te hebben. En toch, wij blijven volhouden, wat wij vroeger beweerd hebben, de invoering van zoodanige belasting is de eenige rationeele stap op den weg eener goede hervorming van ons belastingstelsel. Wij willlen daarmede echter niet zeggen, dat er intusschen geen verbetering kan aangebracht worden. De patentbelasting vereischt dringend eene wijziging, en de mislukking van de inkomstenbelasting is geen vrijbrief om de andere belastingen te laten, zooals zij zijn. De zeepaccijns is reeds lang veroordeeld en liet betoog van de Maatschappij van Nijverheid met betrekking tot deze belasting is vooral lezens maar niet minder behartigenswaardig. Ééne zaak moet vóór alles worden in het oog ge houden. Het is deze, dat men moet trachten de be lastingen gelijkmatiger en billijker te verdeelen. Is elke belasting uit den aard van haar wezen iets, waar tegen men gekant is, men zorge dan, dat de onte vredenheid niet grooter worde, en dat men den druk niet vermeerdere. Had de minister eene zware verantwoording over de belastingen, niet minder moeielijk was zijne taak bij de subsidien aan de kerkgenootschappen. Ultramon tane 11 en Orthodoxen stonden hierbij tegenover den bewindsman. De minister wilde het beginsel van scheidiug tusschen kerk en staat tot de meest mogelijke volledigheid in toepassing brengen en had den post voor ondersteuning van nieuwe gemeenten en tracte- mentcn van nieuwe standplaatsen niet op de be- grooting gebracht. De kerkelijke partijen stoorden zich evenweL aan dit beginsel niet, en de eerste aanvraag om subsidie, bij monde aan den heer vau der Maesen de Sombreff gedaan, werd bij meerderheid van stemmen ingewilligd. Zoo werd de zaak tegen den zin van den Minister beslist, doch het hoofdstuk ten slotte aangenomen. De Minister van Koloniën had dit jaar niet veel moeielijkheden. Slechts weinig sprekers, die bovendien zeer gemakkelijk te beantwoorden waren, en geen nieuws te vertellen hadden, deden zich hooren. Dat de heer Nierstrasz, zeer eigenaardig dezer dagen de eeuwige kribbenbijter va.pruttelaar genoemd, daaronder behoorde, is licht te begrijpenmaar dat ook de heer Kien ditmaal zijne slapende in een sprekende houding veranderde, was zonderling, en wekte de verwondering der kamer leden in de hoogste mate. Zijne speech was zeer bloemrijk; het was of het Oostersch debat hem gloed en leven schonk. Waarlijk, Heemskerk had voor zijne Arkadia een lesje bij Utrechts burgemeester kunnen nemen. Wat echter de bedoeling van die speech was, scheen niemand te begrijpen en de minister maakte er zich spoedig van af. Het hoofdstuk werd met overgroote meerderheid van stemmen aangenomen. De wet op de middelendie jl. Maandag aan de orde was, gaf aan sommige leden nog eens de gelegenheid om de belastingen te bespreken. Zeepaccijus, accijns op het gedistilleerd enz. passeerden de revue, en zelfs de heer Saaymans Vader mengde zich in het debat, doch op eene behoudende wijze. De wenschelijkheid der afschaffing van belastingen erkennende, stelde hij zich niet veel goeds voor van een afschaffing van den accijns op het geslacht of van de patentbelasting, doch vestigde tevens de aandacht van den minister op de mindere opbrengst der zoutbelasting. De minister merkte terecht op, dac het gemakkelijk is te zeggen dat belasting kon en moet afgeschaft worden, doch dat de kamer in het voorjaar niet getoond had, dit te willen. En de heer Wybenga voegde er met juistheid bij, dat de kamer wel jaarlijks den wensch naar groote -hervormingen uitspreekt, doch dat de zucht daarvoor zèer getemperd is, als zulke hervormingen worden voorgedragen. Het wetsontwerp werd met'algemëene stemmen aan genomen. Zoo ook de begrooting der landsdrukkerij. In de avoudzitting van Maandag werden twee wets ontwerpen aangenomen betrekkelijk den ijk, te weten eene verlenging van den- termijn, binnen welken de weegwerktuigen aan de bepalingen der ijkwet zullen zijn onderworpen en de -aanstelling van een inspecteur voor het ijkwezen. Nadat vervolgens Hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1871 gewijzigd en dat voor 1873 met 1 millioen verhoogd was tot tijdelijk voorschot aan de kanaal-maatschappij werd de vergadering tot nadere oproeping gescheiden. Ons laatste overzicht in den afgeloopen jaarkring moet bewijzen, dat het in onze vertegenwoordiging niet is toegegaan gelijk dit behoorde, en gelijk wij dit van het nieuwe of gewijzigde reglement van orde verwacht hadden. De Tweede Kamer toch heeft zooveel tijd aan de behandeling der begrootingswetten besteed, dat de Eerste Kamer voor het einde des jaars niets anders heeft kunnen behandelen dan de wet op de middelen, en dit nog maar alleen om geene stag natie in den dienst te veroorzaken. Was de Tweede Kamer op Maandag voor Kerstmis gescheiden, nadat zij in vliegende vaart het hoofdstuk //Koloniën" had afgehandeld, de Eerste Kamer was daarmede zeer slecht gediend, zoo zelfs, dat er eene stem onder de //hoogst aangeslageuen" opging (die van den heer Rahusen) om maar spoedig naar huis te gaan, zonder afdoening der begrooting. Die stem vond echter slechts bij zeven anderen sympathie en de Eerste Kamer was verplicht, om het Kerstfeest in de residentie te vieren. Wij moeten hier herhalen, wat wij reeds vroeger schre ven, datde schuld van alles alleen te zoeken is in de praatziekte van vele leden der Tweede Kamer, welke ziekte meer en meer epidemisch wordt. Mochten toch die leden begrijpen, dat de nationale tijd grootendeels verloren gaat door die praatziekte. Waarlijk, als iedere partij toch begreep, dat het land niet gedieud is met veel spreken wel met veel doenzij zou wat minder woordvoerders hebben. Het dienstjaar 1873 moet nu weder beginnen, zonder goedgekeurde begrooting van uitgaven. Natuurlijk kan dit geen goeden indruk geven, en moet daarin aan leiding gevonden worden, om ook het reglement van orde, dat in zulke schoone termen den werkring der kamer bevat, af te keuven. En de ce?isuswet Zij is in de sectiën der Tweede Kamer onderzocht, doch het rapport is nog niet be kend. De voorspelling van het Dagblad is evenwel niet uitgekomen, dan dit onderzoek door de liberalen op de lange baan werd geschoven. Wij weten ook niet, of daartoe wel eenige reden zou bestaan. Uitbreiding van liet kiesrecht kan nimmer ten na- deele der liberalen uitvallen. gehouden te Zierikzee, den 28 Dec. 1 8 7 2. Afwezig ziju de heeren mr. van Dongen, rar. Moo- lenburgh, mr. Moens en jhr. mr. Schorer. De notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Na beëediging en installatie van het nieuw benoemd Raadslid den heer Blom wordt medegedeeld dat zijn ingekomen brieven a van de gemeentebesturen van Dirksiand en Stellendam betuigende adhesie aan de oprichting eener landbouwschool alhier. b. van de heeren dr. J. K. de Bruijne M. Tachi, en J. Groeneveld de Kater houdende bericht dat zij de benoeming, respectievelijk tot lid der Commissie voor het Middelbaar Onderwijs tot Regent van het Burger Weeshuis en tot lid van het Burgerlijk Armbe stuur aannemen. Allen voor kennisgeving aangenomen. Wordt overgegaan tot de benoeming van leden den vaste Commissien en worden benoemd a tot leden der Commissie van de strafverordeningen de heeren mr. Fokker en Moolenburgh. De Commissie zal worden ge presideerd door den Burgemeester in gevolge de wet. b. tot leden der Commissie van fabricage de heeren S. Gr. Nauta van der Grijp, P. Labrijn en W. J. S. J. Blom. Als voorzitter der Commisie zal fungeren de Burgemeester jh. W. van Citters. c. tot leden der Commissie voor de Gazfabriek en straatverlichting de heeren S. G. Nauta van der Grijp, H. G. Mulock Houwer en P. Labrijn. Voor zitter de heer jhr. J. L. de Jonge. Tot commissaris voor de wandelingen wordt her kozen de heer S. G. Nauta van der Grijp. Tot commissarissen der Vischmarkt worden herbe noemd de heeren II. G. Mulock Houwer en S. G. Nauta van der Grijp. Wordt besloten tot het doen van eenige af- en overschrijving op de begrooting voor de dienst van 1873. Een verzoekschrift van J. L. Westenberg ontslagen agent van politie om geheele- of gedeeltelijke terug gave van het door hem gecontribueerde aan het pen sioenfonds voor gemeente-ambtenaren wordt gesteld, ïn handen van Burgemeester, en Wethouders. Wordt overgegaan tot de benoeming van een Afslager-Collecteur van aard- en boomvruchten. Naar die betrekking hadden gesolliciteerd W. Abels, J. Baars, W. J. van den Berge, C. M. Lesnge ten Broek, M. Leeuwe, C. Paterik, M. S. Polak, P. Ribbens, A. J. Ribbens, J. C. van Tetterode, A. Tuylel en J. van Westen. Op de lijst van aanbeveling door Burgemeester en Wethouders waren alphabetisch gesteld, W. J. van den Berge, M. Leeuwe en A. J. Ribbens. Gekozen is M. Leeuwe met 5 stemmen Van den Berg, Lesage ten Broek, A. J. Ribbens en Tuijtel verkregen- elk 1 stem. Overeenkomstig het advies van Burg. en Weth. wordt afwijzend beschikt op een verzoek van W. A. Wierikx om een gedeelte van het Zuid-Zelke-terrein te verkrijgen tot het stichten van een elegant zomerverblijf. Tot leden van het stembureau voor de verkiezing van een Raadslid op 17 Januari e. k. worden benoemd de heeren Nauta van der Grijp en Blom. Wordt vastgesteld het 1ste Suppletoir Kohier der hondenbelasting dien&l 1872 op een bedrag van ƒ19 behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten. De openbare vergadering verandert in eene met gesloten deuren. Bij heropening wordt vastgesteld het tweede Sup pletoir Kohier van den Hoofd. Omslag voor 1872 ter som van ƒ115.56, behoudens goedkeuring van Ged. St. Hierna sluit de voorzitter de vergadering. Zierikzee, 30 Dec. Zaterdagavond trad de heer J. ten Brink van 's Gravenhage als spreker op in de vergadering van het Nut. Als uitstekend prozaïst en historicus is de heer ten Brink gewis aan de mee sten onzer lezers bekendwe hadden nu gelegenheid hem ook als spreker te leeren kennen. Tot onderwerp had hij gekozen een novelle, vast nog niet aan ieder bekend //De eerste liefde van Gerbrand Adriaensen Bredero." Het is bekend dat voor eenige jaren een zeer uitgewerkte studie over dezen tot dusver te wei nig bekenden en gewaardeerden Nederlandschen dichter door den heer ten Brink is in 't licht gegeven. Wat hij ons nu ten beste gaf was meer een phantasie, waarin hij van de weinige levensbijzonderheden, die ons van Bredero bekend zijn, gestoffeerd en aangevuld

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1873 | | pagina 2