ZIERIKZEESCHE CÖÏJRMÏ. 1872. No. 86. Woensdag 30 October. 75ste jaargang. BEKENDMAKING. Openbars Raadsvergadering De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee, maken bekend dat 1°. J. Merlie en 2°. A. Uil, beiden wonende in deze gemeente, vergunning hebben gevraagd, de eerste om de bestaande bergplaats van petroleum in het pakhuis staande op de Lammermarkt, wijk B. no. 321 te verplaatsen in het pakhuis, staande op de Lammermarkt, wijk B no. 438, en de tweede om eene kleine bergplaats van brandstoffen te maken in zijn schuurtje, staande in de Bagijnestraat, wijk C no. 326, en dat de informatiën de comraodo et incommode betreffende die verzoeken zullen worden gehouden op Woensdag den 30 October aanstaande, te 12 uur des middags, in de gewone vergaderkamer van het Bestuur, ten Raadhuize; zullende allen, die tegen die verzoeken bezwaren mogten willen inbrengen, alsdan in de gelegenheid zijn om in hun belang te worden gehoord. Zierikzee; den 23 October '1872. De Burgemeester en Weihouders C. J. FOKKERWelh. I. B., De Secretaris J. P. N. ERMERINS. Zonderlinge voorvallen. In onze twee vorige nommers hebben wij gewezen op de zonderlinge houding, die de heer van Houten in den jongsten tijd aanneemt. Zijne redevoeringen bij de behandeling van, en zijne stemming over de wetsontwerpen betreffende het Indisch tarief en de besmettelijke ziekten, zouden hem eerder doen rekenen tot de conser vatieve of behoudende partijdan wel tot de liberalen, en nog wel tot de geavanceerd-liberalen. Zijne uitspraken van de laatste dagen zijn in lijnrechten strijd met de denkbeelden, vroeger door hem ontwikkeld. In den heer van Houten gedurende het zittingjaar 18721873, voor zoover dit tot nog toe verstreken is, valt het moeielijk, neen, is het onmogelijk, den heer van Houten uit de zitting van 18711872 te her kennen. Zeer naief, maar niet minder gepast is dan ook het vermoeden dat wij dezer dagen in een der nieuwsbladen uitgedrukt vonden „Hot schijnt dat de heer van Houten den derden Maandag van September, met het verkeerde been de kamer ingestapt is." Zonderling, wij herhalen het, is zijne houding, en even als de liberalen in der tijd en te recht, eene bestraffing toedienden aan een van onze Zeeuwsche afge vaardigden, over zijne onthouding aan de stem ming over eene teedere en gewichtige aan gelegenheid, (welk onthouding, volgens zijne verklaring was veroorzaakt door het binnentreden langs eene verkeerde deur) even wel verdiend, ja, met nog' meer recht kuunen wij thans het gedrag en de handelwijze van den heer van Houten berispen. Even als de Winschoter kiezers, voor eenige maanden den heer Jonokbloet ter verantwoording riepen over diens houding bij de inkomsten-belasting, of als de Amsterdamsche kiesvereeniging Burgerplicht deed, ten opzichte van mr. Godefroi, even goed en even billijk zouden wij het achten als de heer van Houten werd gedagvaard voor de vierschaar der Groninger- liberalen, door wier stemmen hij tot volksver tegenwoordiger verkozen werd. De heer van Houten in gezelschap van de heeren Nierstrasz, Heemskerk, Az. en tutti quanti, wie had het ooit durven denken. De man, die veel verder wilde gaan, dan de liberaalste onder de libera len durfde vermeten. De man, die zich he leinde, Tkorbecke verre achter zich te laten de ontwikkeling van constitutioneele lier- >rming. De man, eindelijk, wien elk liberaal inisterie niet liberaal, niet geavanceerd ge- oeg was, eensklaps teruggetreden, neen, als en tooverslag verplaatstin liet kamp der ïeest geretireerden. Zou liet waar zijn, wat vij vroeger als een bloot vermoeden, uit het Zondagsblad overnamendat de heer van Houten ook dit ministerie wil bestrijden Zou hij, omdat hij zijn doel niet heeft bereikt, en geene plaats gevonden achter de groene tafel, zich thans als opposant voor die groene tafel plaatsenUilen spiegel dient een Groninger afgevaardigde, in eene geestige caricatuur, dan ook eene welver diende kastijding toe. Maar, zegt men misschien, ieder eerlijk man, en vooral een volksvertegenwoordiger is verplicht, overeenkomstig eed en geweten, naar zijne over tuiging te handelen en te spreken. Men kan veranderen van richting, van denkbeelden, en dus moet men toch de denkbeelden vau die richting van die partij volgen, hare belangen voorstaan en hare bedoelingen helpen te bereiken. Zeer goedmaarwat in ons oog niet geoorloofd is, is dit, dat men dan nog op hetzelfde mandaat handelt, spreekt en agiteert. De heer van Houten is onder liberale vlag in de kamer gekomen, zonder zijn mandaat nederteleggen, of dit weder aantebiedeu aan beu die hem, als liberaal, hun vertrouwen schonken, kan hij geene andere richting zijn toegedaan. Mogelijk werpt men ons tegen, dat ieder vertegenwoordiger verplicht is vrij te handden, zonder last van of ruggespraak met hen, die hem afvaardigden. Maar, wat wij wensehen, is geen lastgeving, geen ruggespraak. Wij willen alleeu van hem, die eene andere richting, als waardoor hij afgevaardigde werd, meent te moeten om helzen, dat hij daarvan aau zijne kiezers op eene cordate, eerlijke wijze kennis geve. De heer van Houten heeft nu den tijd om er over na te denken, want de Tweede Kamer is jl. Zaterdag op reQes gescheiden, nadat zij de Indische begrootiug in haar geheel had aange nomen. Een overzicht te geven van de diseussiën bij de behandeling- dier begrooting gevoerd, is voor ons niet doenlijk, eerstens, om de groote ruimte, die wij zouden moeten innemen, al wilden wij ook slechts de voornaamste zaken aanvoeren, anderdeels, omdat die discussiën wel een groot nationaal belang betreffen, maar minder direct voor de lezers van een bepaald gewestelijk blad geschikt zijn om belang in te boezemen. Eén punt willen wij nog' vermelden, omdat bet zoo juist onder liet opschrift van dit artikel past. Het is een fragment uit bet verslag dei' zitting van jl. Vrijdag. Bij art. 78d. Bouw van een krankzinnigen gesticht te Buitenzorg, gevoelde zich de heer van Houten geroepen om zich te verdedigen tegen eene beschuldiging des ministers, als of spr. de batigslot-tkeorie was toegedaan, en wel in den meest cynieken vorm. Hij geloofde dat de minister door dergelijke ongemotiveerde kwa- lificatiën het recht van adviseerende stem mis bruikt. Daar hij overging tot de uiteenzetting van zijne linantiëele beschouwingen betreffende Iudië, merkte de voorzitter een en andermaal op dat de spreker weder geheel in de algemeene beschouwingen terugtrad, waardoor, als dit met meer posten geschiedde, er geen einde aan het debat zon kunnen en geene orde daarin zou te handhaven zijn. De heer van Houten ging daarop voort met- zijne algemeene beschouwingen, zoodat de voor zitter hein andermaal op die afwijking opmerk zaam maakte, met verzoek daarmede niet voort te gaan, wilde hij niet dat het woord hem ont nomen wierde. De heer van Houten, ofschoon niet toegevende dat hij buiten de orde zou zijn, staakte nu zijn rede. Do minister zou zijnerzijde niet in de alge meene beraadslagingen terugtreden, maar merkte slechts op, dat door den meerderen verkoop en betere prijzen der produkten, de fiuantiëele be zwaren van den spreker iu het algemeen kwamen te vervallen, terwijl die over de kosten van het gesticht niet geheel juist waren. Na repliek van den heer van Houten verklaarde do heer Nierstrasz zich mede tegen den post, omdat, de geaardheid der inlanders zeer zacht zinnig zijnde, men geen afzonderlijk gesticht behoefde. Dit werd door den heer Roinbach bepaald tegengesproken met het oog op hartstochten en jaloezie, opiumgebruik enz., terwijl hij uit offi- tiëele rapporten den slechten toestand van het krankzinuigenwezen op Java aanwees. In 1870 moesten 50 krankzinnigen in de gevangenissen worden opgesloten. Wie durfde zoo iets in bescherming nemen De heer Storm van 's Gravesande durfde dit, en meende dat wij nog in de onzekerheid over de kosten verkeereu en dat er ook in Neder land zoo veel uoodig is. De minister verdedigde den post en voegde daarbij, dat hij de zaak allo luxe is vermeden en men zich alleen tot het noodzakelijke heeft bepaald. De heer Id/.erda bracht een kort woord in het midden naar aanleiding van de meening van den lieer Nierstrasz, dat de krankzinni gen op Java zoo zachtzinnig zijn dat er geene behoefte is om ze in een gesticht te doen ver plegen. Spr. meende, dat er wel degelijk wilde krankzinnigen zijn, wier verpleging in een gesticht noddzakelijk is. Doch de plaats van vestiging is hier het groote punt. De minister is voornemens te houwen op Buitenzorg. Spr. vraagt, of de plaatselijke gesteldheid dit wel toe laat. Overigens was hij het eens, dat er groote behoefte bestaat aan een krankzinnigengesticht, waarmede, z. i., te lang gewacht is. De minister verdedigde de plaatsing op Buiten zorg, op grond van de ontvangen rapporten. De heer C. van Nispen verklaarde zich tegen dezen post. Na eenige diskussie tusschen den minister en den heer Nierstrasz, die de krankzinnigen in de dessas wilde laten blijven voor het ge val dat zij niet erg zijn aangetast, en den mi nister, die meende dat daaraan nog meer kosten verbonden zijn, werd de post 78rf instemming gebracht en aangenomen met 49 tegen 19 stemmen. Tegen stemden: do hh. v. Wassenaer, Storm, 's Jacob, v. Foreest, Nierstrasz, v. Loon, Hoffman, v. Houten, v. Eek, C. v. Nispen, Bogram, v. Nispon, Vader, Wintgens, Heemskerk, Lnyben, Bredius, Kien en de Brauw. gehouden te Zierikzee, den 25 Oct. 1 8 7 2. Afwezig zijn de heeren mr. van Dongen, inr. Can, mr. Moens en Zuurdeeg. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Wordt voortgegaan met de artikelsgewijze behandeling der gemeehtebegróoting. Zij wordt met geringe wij ziging vastgesteld, zooals zij door Burgem. en Wetli: is opgemaakt, in ontv. en uitg. op 107342,55 be houdens goedkeuring van Ged. Staten. Burg. en Weth. brengen ter tafel de voordracht ter vervulling der vacatures van hulponderwijzers door hen opgemaakt in overleg met den heer schoolopziener en de respectieve hoofdonderwijzers en wel voor de betrekking van hulponderwijzeres aan de openbare school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs 1. E. E. M. Quintus, te Amsterdam, en 2. J. Dhuij, te Zierikzee voor len hulponderwijzer aan de openbare school voor minvermogenden (tusschenschool) 1. J. Buijk, te Zierikzee. 2. N. Silvius, te Zierikzee, en 3. A. J. Bethe, te Zevenhuizen voor 3en hulponderwijzer aan dezelfdeschool 1. A. H. Lernson, te Axel, en 2. C. van den Hoek, te Barendreoht en voor Öen hulponderwijzer aan de openbare school voor onvermogeiiden (armenschool) 1. J. Aaibregtse, te Zierikzee. 2. A. IT. Lemson, le Axel. en 3. C. van den Hoek, te Barendrecht. Deze worden ter visie van de leden gelegd om in eene volgende vergadering tot de benoeming over te gaan. Tot leden van het stembureau voor de verkiezing van een raadslid op 15 Nov. e. k. worden benoemd de heeren jhr. mr. G. L. Schorer en C. v. d. Vliet. Twee adressen van de heeren J. v. d. Linden en C. L. Kloek lieden ingekomen worden gesteld in hadden van Biugem. en Weth. tot praeadvieg. Hierna wordt de zitting gesloten.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1872 | | pagina 3