valt en 't voor de rubriek //Buitenland" zoo wat misère is, 't geen nog al dikwijls plaats heeft, tenzij men zich wil verdiepen in de beschouwing van allerlei inwendig gehaspel in de verschillende staten, doch. dat van weinig belang is voor de algenieene politieke ge schiedenis van Europa. Met het oog op dit algemeene is 't voornamelijk dat men er ongevoelig toe komt de groote staten in een zekere vaste orde de revue te laten passeeren. 't Kon echter wel eens belangrijk zijn na te gaan wat op dit oogenblik wel de geschikste volgorde der verschillende personages zou wezen. Konden we 't hun zeiven vragen, de antwoorden zouden pasitief genoeg luiden doch ons waarschijnlijk niet bevredigen. Dat oude, vinnige, grijsoogigc man neke op 't Elysée te Parijs zou al heel vreemd opzien als hij vernam dat men er aan kou twijfelen of hij 't wel was, die de toekomst van Europa in zijn geniale kopje verborgen houdt. Raadpleegden we vervolgens 'tjonge, sterke Gennanje, tegen willen en weten aan verjongd, vereenigd, sterk en geducht gemaakt door 't ijzeren genie van een buitengewoon staatsman, zou 't te verwonderen zijn als vorst, volk en staatslieden aan een nog grootscher toekomst en aan een gewichtige speciale roeping van Duitschland gelooven Oud Engeland zou met verontwaardiging 't verwijt van zich afwerpen, dat wij het konden maken van zich te hebben teruggetrokken uit het groote staatsspel, om thuis alleen aau. goud, weelde en trage rust te denken, tusschenbeide eens in den sluimer gestoord, door 't rumoer van de strikers of door de levendige discussie over 't al of niet heilzame van een pak ransel met de cat toegediend aan de brutale sfcraatroovers van Londen. Zelfs de kerkvorst van Rome zou 't ons willen inscherpen dat niemand anders dan hij den voorrang verdiende boven alle machten zoowel van den staat als van de kerk en van den denkenden geest, dat de sleutel van het groote raadsel onder zijn berusting was, en we dus geen andere wereldbeschouwingen zouden kunnen doen dan uitgaande van de poorten van het Vatieaan. Wij vragen daarom wel bij ons zeiven of 't niet goed zou zijn maar in 't geheel niet aau een volgorde te denken, daarentegen de Amerikaansche methode te volgen en te spreken van //Europa" als vau één geheel, waarin behoudens locale verschillen, de hoofd zaken toch nagenoeg op een paar groote vraagstukken neêrkome.n Wat knaagt er eigenlijk aan den vrede, de rust en den zedelijken en maatscbappelijken vooruitgang van Europa? Vrede en rust, we weten het, zijn utopieën. In onze bedeeling zou de rust de dood zijn, de ver sterving althans. Doch welke elementen houden die eindelooze gisting gaande, die al zooveel eeuwen door, van de dagen van Karei den Groote af, stöffe geléverd heeft voor de Europeesche politieke geschiedenis In onze jongensjaren hebben we 't genoeg geleerd, hoe nu deze, dan gene vorst zich opgeworpen heeft om naar de wereldheerschappij te dingen, 't Wilde er evenwel nooit recht bij ons in dat er niet nog iets meer achter de geschiedenis van zulke groote mannen stak clan een zeer gewone en ouder particulieren gedurig voorkomende rivaliteit en concurrentie. Onze bewon dering voor een Alexander, een Cesar, een Napoleon bleef slechts zoolang onverdeeld als we geloofden dat zij werkelijk als halfgoden de volken bezielden met hun idéen, betooverden met hun wil en deden vliegen op hun wenken. Sedert we leerden inzien dat er nog iets hoogers bestaat dan de groote persoonlijkheid van dezen of genen en dat het veel meer de natuurlijke loop van 't eenmaal aangevangen ontwikkelings-proces der menschheid is, die als van zelf de groote en de kleine gebeurteuissenmannen en natiën voortbrengt - en achtervolgens de planken van 't wereldtooneel opleidt, zoodat het eigenlijk niet is desgenen die wil, nog desgenen die loopt maar des albestu- renden Gods, sedert is ons geloof aan de wereld veroveraars weggevallen. Nu zagen we Alexander in uitspattingen en laagheden verzinken en klein worden terstond nadat hij als werktuig gediend had om de uitgediende Persische monarchie te ontbinden we zagen Napoleon gekweld en verlamd door een leverkwaal juist in den tijd toen hij zich nog eenmaal wilde verzetten tegen de wet der omstandigheden die hem hadden ten val gebracht omdat zijn taak vervuld was hij verloor den slag bij Waterloo, dien hij niet winnen mocht, ook door zijn kwaal. Zoo zien we ook Napoleon III na zijn val niet anders dan als een chevalier d' industrie comme le reste, en nochtans was hij twintig jaar lang de man die 't lot der wereld in handen scheen te houden. En deze overdreven pretentien der enkele groote persoonlijkheden vindt men ook weder terug bij de volken, hoewel ook deze, even als de enkele personen, slechts gehoorzamen aan de geheimzinnige impulsie van de werkende en aandrijvende beginselen. Hoe menigmaal in onze jongelingsjaren, in vlagen vaii philosophie op 't kransje aan 't politiseeren vervallen, hebben we ons warm gemaakt als we partij trokken, met al de geestdrift die in ons was, voor //Frankrijk" of //Engeland" of //Rusland" alsof't onze vleeschelijke broeders waren wier eer wij moesten ophouden, en alsof elke staat werkelijk een politieke figuur was, die op zich zelf staande, noodwendig ook voor een eigen politiek idéé moest optreden. Wc leerden later wel inzien dat ondanks eenheid van taal en gelijkheid van afkomst er onder de natiën nog zooveel kiemen van verdeeldheid aanwezig zijn dat men geneigd is te vragen of niet menigmaal geheele bevolkingen van den eeuen staat eigenlijk in den anderen thuis behooren en omgekeerd. Zien we niet doorgaans het eene deel der bevolkingen in een doorgaande tegenstelling met het andere en in een staat van verraad tegen de be langen van 't gemeenschappelijke vaderland. Werd er, in den.jongsten oorlog, niet hier en daar iii kerken van Duitschland heimelijk gebedeu om de nederlaag der broederen cn om de zegepraal'der vijanden Ziet men niet duizenden en tienduizenden in Frankrijk te eenemale den nood des vaderlands vergeten en zich laten opzweepeu voor een onttroonden vreemden vorst wiens politieke en geestelijke omgeving zij zoo min in hun ware gedaante kennen, als zij iets weten van de onbekende binnenlanden van Afrika? We weten dan ook tegenwoordig wel dat het geheim van de studie der wereldgeschiedenis gelegen is in-het opmerken en nagaan van de beginselen en drijfkrachten die de volken en staten bewegen. Het einddoel van alles is de volheid van licht, van kennis, van zedelijkheid, kortom de reine volkomenheid. Vrede en rust zijn de dood, zeiden we, zoo even. Men versta ons wel. Wij gelooven aan vrede en rust in die toekomst der volkomenheid. Thans echter is strijd onvermijdelijk, onmisbaar. Zooveel eeuwen van strijd achter ons, geven ons recht om te zeggen dat we nog. verre van den vrede zijn. Daar is nooit anders dan strijd geweest en 't is practisch van ons als we den toestand van strijd maar accepteeren. Doch 't is niet hetzelfde hoe de strijd loopt en hoe hij gevoerd wordt; de strijd is ook niet zonder doel en 't is voor ons niet hetzelfde tot welke partij wij behooren. En dit is het vooral wat steeds onze hoogste belangstelling verdient; de beschouwing hiervan kan vruchtbaar zijnons verzoenen met zoo veel wat ons anders slechts met bitterheid zou ver- vulleu; ons aantrekken tot hetgeen anders onzen afkeer zou verwekkenons doen inzien in 't geen anders slechts donker en raadselachtig moet zijn. En nu al weder Frankrijkwant we zouden immers met Frankrijk beginnen? Als 't waar was dat de volken werkelijk in zekeren zin als personen mét een wil en met plannen eiv' oogmerken tegen elkander optreden, dan zouden we léggen dat nooit een natie zoo naïef geweest is in zijn staatkunde als de Fran- schen nu zijn. 't Geheele programma ligtdaar voor óns open. 't Is de politiek der wraak en van de particuliere belangen van enkelen. Vëtigeance is 't wachtwoord. In de eerste plaats wraak..-,op Duitschland dat dé"* Gallische opgeblazenheid zoo geducht heeft neergezet. Dan wraak op de vijanden, van den Paus, dieAiem zijn wereldlijk gebied ontrqofd hebben. En bij de massa veroorzaakt de bloedroodegloed van die let ters //Vengeance'' een volslagen blindheid voor 't ver leden, het heden en de toekomst van Frankrijk. Hoe weinig Franschen denken er aan dat zij, zich uitge vende voor 't groote volk der beschaving en verlich- tiug, altoos de slaven geweest zijn van politieke schurken en van geestelijke dwingelanden! Moest Frankrijk zich niet wrekeu door de hand te slaan aan zijn eigen innerlijk verdorven staatsgebouw, door ver spreiding van kennis, door ware verlichtiug des volks, door opheffing van de groote massa der bevolking uit den jammerlijken staat van domheid en onwetenheid waarin zij verzonken liggen En welke zijn hun op- zweepers? Dat zijn niet zij, die werkelijk uit een gevoel van vaderlandsliefde of uit nationale trots wraak willen nemen op den overwinnaar. Neen 't zijn dezelfde mannen die reeds zoo lang met het Fransche volk hebben gespeeld als met een gemakkelijk te han teren werktuig tot bereiking van hun oogmerkde onderwerping van de lichamen en zielen der menschen aan een dom, redeloos, dood geestelijk gezag. Sedert de helsche uitvinding van 't genie van Loyola is Frankrijk, dat in zooveel opzichten, de eerste kon zijn onder de volken, de speelbal geweest van die zwarte Internationale van welke 't niet wel valt uitteraaken of ze in dienst staat van den booze, dan of ze het uitvloeisel is van een bijzondere soort van krankzin nigheid. Nu hebben ze tot werktuig gekozen den goedgeloovigen gewilligen graaf van Chambord. Hoort slechts de Lourdaise Henritu seras Charlemagne, De ton épée aidant la croix France ton ange 1' accompagne Est ramène Ier fils des Rois. FranceFrance L' heure a sonné, relève-toi C' est la graudeur, c'est l'espérance Yive Henrivive le Roi Hendrik Gij zult Karei de Groote zijn, met uw zwaard het kruis helpende. FrankrijkUw engel vergezelt hem en brengt de zonen der Koningen terug. Frankrijk! Frankrijk! De ure heeft geslagen, sta op Dat is de grootheid, dat is de hoopLeve HendrikLeve de Koning. En alsof 't nog niet genoeg was zoo plomp weg zich te bedienen van de zucht naar 't wonderbare, zoo eigen aan onontwikkelde menschen, durft men zelfs zoo ver te gaan van in de dagbladen een alcoholische drank aan te prijzen, gedistilleerd uit het bronwater van Lourdes, een drank nog veel bedwelmender dan de absinte en natuurlijk niet schadelijk doch integen deel opwekkend tot den strijd voor //le saint roi Henri" en nog wat. Zoo wil de partij der duisternis, de partij in welke de beginselen belichaamd worden die geen vaderland kennen en geen vrijheid, geen waarheid en geen licht, zoo wil zij het Fransche volk wijs maken dat het zich gereed moet houden voor de bevrijding des vaderlands en voor de wraak op den Duitscher. Doch het is niet te doen om het Frausche vaderland, nog zijn heil maar 't is te doen om zoo spoedig mogelijk de Fransche bajonetten weder in dienst te stellen van de zwarte Internationale tot bekamping van het gezonde leven in Kerk en Staat dat zoo krachtig zich openbaart in de verjongde Duitsche natie'. In 1870 was Napoleon III het werktuig dat toen evenwel bleek te zwak te zijnnu moet het oude traditioneele koningschap der lelievaan als werktuig beproefd worden. Men schijnt ër op te speculeeren dat het Fransche volk zijn ge schiedenis toch niet kent en dus niet weet wat het onder die legitieme koningen heeft geleden en hoe het eens tot de revolutie vau 1789 is gekomen als tot een sprong der wanhoop uit den poel van ellende waarin het door al die carricaturen van Charlemagne gestort was; dat het ook niet weet hoe die koningen van de witte vaan, hun eigen onderdanen bij duizenden naar 't schavot voerden of uit- het land verstieten, hoe de geestelijkheid toen het volk uitzoog en de adel het met minachting vertrapte. Men rekent er op dat het Fransche volk dat alles toch niet meer weet, en er ontbreekt niet veel aan of het laat zich, dom geloovig bedwelmd door wat bronwater als een gedweeë kudde een paar eeuwen achteruit zetten. Arm Fransch volk! Gij kondet zoo groot zijn, zoo edel, en gij zijt zoo kinderachtig en zoo klein. Gelukkig dat er een nuchteren geest, een practisch genie wakende is voor het heil van Europa, voor de vrijheid van den staat en voor de vrijheid der kerk zoowel voor die der katholitke kerk als der protes- tantsche.. En gelukkig ook dat er in Frankrijk nog een tal van mannen gevonden worden die door de nevelen heen zien wij kunnen haast niet twijfelen of 't zal hun wel gelukken de onmondige massa voor de verleiding der listige macht die zoo gewetenloos tc werk gaut, te beschermen. Wij vereenigen ons daarom volkomen met hen die de woelige en eer zuchtige stappen van Gambetta- afkeuren. Dat is 't niet wat Frankrijk noodig heeft, 't Heeft veel meer behoèfte aan gezond verstand dau aan radicale leuzen. Daar is stfijd, altoos nog strijd. De oorlog van 1866, .187071, is in zekeren zin nog niet uit, al zwijgt het 'kanon. Men is nu aan de entre-acte en er gaat veel om achter de schermen. Voor de uitbarsting van den oorlog van '66 ver moedde slechts weinigen welke eigenlijk de macht was, die de rust van. Europa in gevaar had gebracht. Langzamerhand is dat meer openbaar gewordenthans heeft von Bismarck openlijk den strijd aangebonden, ook in het land, tegen de booze macht die eerst Oostenrijk, toen Frankrijk als wapen van geweld heeft gebruikt om de Duitsche fakkel van licht en kennis ook van vrijheid en geloof te dooven. Wat zal de uitslag zijn? Wie kan dat positief zeggen? Doch we gelooven toch vast dat Europa gereed staat een groote schrede voorwaarts te doen. Dat al de kun stenarijen en toovermiddelen der middeleeuwen worden aangewend, dat al de reeds lang verroeste wapenen der domme geestverblinding, weder voor den dag gehaald en opgepoest worden, geeft duidelijk te kennen dat de gemeenschappelijke vrijheid het cri- tieke van den toestand inziet. Nu de sofismen ont leed, de geheime raenées onthuld worden,nu er voor 't oogenblik ook geen bajouetten beschikbaar zijn nu wordt er uit het hoofdkwartier een aanval met won deren gecommandeerd, 't Groteske zal echter waar schijnlijk ook die manoeuvre belachelijk maken en le ridieul tue. Nog weinge jaren en, we houden er ons van overtuigd, ook de katholieke christelijke kerk zal de gebeurtenissen van onze dagen dankbaar zegenen als het middel tot opwekking van nieuw leven, in 't lichaam dat kwijnde. Want, de groote strijd onzer dagen is niet de strijd tusschen het Protestantisme en het katholicisme, maar het is de strijd van de ware ge- loovigen en beminnaars van vrijheid en licht uit alle kerken, tegen de duisternis, de domheid en 't redelooze gezag-, tegen die macht die zelfs 't heeft durven wagen te Rome de cipier te zijn van den opperpriester der katholieke kerk. De groote strijd is de kamp van 't Christendom tegen ,t Jezuïtisme. Laat dan Frankrijk zich sterken en wapenen als 't andermaal zonder de kennis te bezitten en voor de waarheid te strijden, zich laat gebruiken als werktuig van anderen, er zal dau niets anders overblijven dan een nieuwe nog grooter vernedering. Doch als 't de hand slaat in zijn binnenste, als 'twat gaat doen

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1872 | | pagina 3