/ll lilk/I I SI lIi: COURANT. Ik voor het arrondis- sement Zierihzee. I 1872 No. 78. Woensdag 2 October. 75ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAB Inn Inn AFKONDIGING. KENNISGEVING. B E KEN D M A KIN G. Bekendmaking. DE „S ÖTDTÏER IJ." I-Tze- 30 |kt, ge- arensche latei» Ide p. 111. pet Bron- leecle ershaven, UNE. levcle h- Isitie, I ciert I res- pseiij on- Iver- nen. ning bij c. A. tl®- \8sen- bij |p de 1 Uit- Deze Courant' verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden ƒ1.Franco per post 1.- Afzonderïijke nonmievs 5 centmet Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Hu wel ij k s - Geboorte- en Doodberichten van 1 6 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEAIIAN. Advertentien worden ingewacht tot 's namiddags 3 nre. Advertenties en Abonnementen worden voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland aangenomen door de HH. HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg, Mek, Frankfort a/M., enz. en voor Rotterdam door de HH. NUGH VAN D1TMAR, te Rotterdam. DE BURGEMEESTER en "WETHOUDERS van Zierikzee doen te weten, dat door deri Raad dier gemeente is vast- ■njk gesteld het volgende besluit: BESLUIT tot wijziging van het. plaatselijk reglement op het openbaar lager onderwijs in de gemeente Zienkzee. De Gemeenteraad van Zienkzee Overwegende dat de noodzakelijkheid is gebleken, om onderwijs ia de nuttige handwerken» voor meisjes te doen geven. dé tweede school voor. gewoon- en meer uitge breid lager onderwijs Overwegende dat alzoo' dat vak vermeld onder letter p, ••Br- 'ii.ikel 1 der wet van den 13 Augustus 1857 (Staats blad no. 103), behoort te worden opgenomen onder de vakken, waarin op die schoof onderwijs zal worden gegeven Gelet op de raadsbesluiten van den 30 Junij 1860, en van den 24 Augustus 1869 BESLUIT; In artikel 2 van het Plaatselijk Reglement op het open baar lager onderwijs, zooals het is gewijzigd bij het raads- beslnii, van den 24 Augustus 1869, wordt de derde zinsnede gelezen, als volgt: »op de school vermeld onder letter B. dezelfde vakken ))henevens de beginselen der landbouwkunde en de hand- awerken voor meisjes" Aldus vastgesteld ter openbare Raadsvergadering van den 28 Augustus 1872. De Burgemeester, (get.) B. C. CAU. De Secretaris (get. .1. P. N. ERMERINS. En is hiervan afkondiging geschiedt waar het behoort den 30 September 1872. De Burgemeester en Wethouders, G. J. FOKKER, Weth., l. B, Be Secretaris J. P. N. ERMERINS. De BURGEMEESTER van Zierikzec brengt ter kennis van de ingezetenen, dat er op Woensdag den 2 October e. k., des namiddags te één ure, op het Raadhuis alhier, eene openbare Vergadering van den Gemeente-Raad zal gehou den. worden. Zierikzee, den- 30 -September 1872. Be Burgemeester. C. J. FOKKER, Weth., I. B. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zienkzee maakt bekend dat MARIA SCHOT, huisvrouw van JACOB rant DIJICE, wonende in d izgemeente, vergunning heeft gevraagd om eene bergplaats van. petroleum te stichten op het erf achter haar woonhuis, staande in de Ravenstraat, wijlt C. n° 419. en dal. de informatiën de commodo et in- commodo betreffende dit verzoek zullen worden gehouden op Woensdag den 2e October aanstaande, te 12 uur des middags, in de gewone vergaderkamer van het Bestuur, ten Raadhuizezullende allen, die tegen dat verzoek bezwaren mogten willen inbrengen, alsdan m de gelegenheid zijn om m hun belang te worden gehoord. Zjerikxee. der. 25 oeptember io/-. Be Burgemeester en WeVuw^o C. J. FOKKER. Weth. i De Secretaris J. P. N. ERMERINS lerik"..--;- lijst VAN benoevb '.ren bij DEN DIENST der brandweer. De-BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend, dat door hen is herzien de lijst van inge zetenen dezer gemeente^ dicavoor den dienst bij de brand weer benoembaar zijn, en dat die lijst van Donderdag den 26 September 11., gedurende veertien dagen op de Secre tarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage zal nederliggen. Zij, die meenen redenen van vrijstelling te hebben, op grond van de bepalingen voorkomende in het nieuw art. 45 der Verordening tot voorkoming en blussching van brand, kunnen binnen gemelden termijn van veertien dagen die redenen schriftelijk indienen bij Burgemeester en Wethouders, en bij afwijzende beschikking in beroep komen bij den Raad. Die bepalingen luiden als volgt: «Benoembaar zijn alle mannelijke ingezetenen van '18 tot »45 jaren oud, wonende binnen de bebouwde kom der ge- meen te en op de Dijken tot aan het Sas, behoudens deze «uitzonderingen «Niet benoembaar zijn de leden van den Gemeenteraad, «behoudens het in art. 43 bepaalde; de leeraars der onder- «scheidene godsdienstige gezindhedende leeraars en onder- «wijzers d^r openbare en bijzondere scholen; militairen, «uitgezonderd gepensioneerden en zij die hebben gerempla- «ceerdschutterpligtigen, uitgezonderd zij die tot de reserve «zijn overgegaan; het personeel aangesteld tot bediening «der gemeente-vloeiplanken; de Rijks- en gemeen te-ambte- «naren voor zoover de aard hunner ambtsbediening «hunne vrijstelling noodzakelijk, maakt; de leden der regter- «lijke macht; geneesheeren, en zij die door ligchaamsgestel «voor den dienst bij de brandweer ongeschikt zijn." Zierikzee, den 23 September '1872. De Burgemeester en Wethouders C. J. FOKKER, Weth. l.B. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. De uitdrukking in een onzer laatste hoofd artikelen, dat Nederland, al bezat het nog zulk een geoefend leger, nog zulke uitmuntende vestingwerken zich niet tegen den vijand zal kunnen staande houden, geeft een „bestendig lezer" aanleiding tot eene opmerking, die wij in ons no. 76 eene plaats verleenden, en waarop wij gaarne een antwoord geven. X. meent op grond van de geschiedenis het tegendeel te mogen beweren van wat wij gezegd hebben. „Nederland, zoo schrijft hij, heeft bijna nooit anders oorlog gevoerd dau tegen een vijand die veel sterker, soms tienmaal zoo sterk was en 't feit is er dat Nederland nog altoos bestaat." Deze laatste conclusie is niet te loochenen wij zien en ondervinden het eiken dag, elk oogenblik. X. behoefde dit niet te vermelden, evenmin als dat hij behoefde te verzekeren, het met ons eens te zijn, dat de zittingen der ka mers eenmaal 'sjaars gesloten en kort daarna weder geopend worden. Wij hebben dit niet medegedeeld, om daarvoor instemming te vragen, maar alleen als een grondwettig voorschrift. Wij zijn er trotsch op, dat Nederland zich meermalen staande heeft gehouden in een oorlog met een veel sterkeren vijand, doch dit doet aan onze meening niets af, als wij beweren, dat ons land dit nu niet zou kunnen doen. De wijze van oorlogvoeren is zooveel veranderd, dat eene vergelijking van nu met vroeger on mogelijk zou zijn. Wij laten het aan ieder onpartijdige over een oordeel te vellen over de mogelijkheid om een vijand aan onze grenzen tegen te houden. Ons leger kan nimmer zoo talrijk zijn, dat al onze grenzen te gelijk gedekt 2°uden wezen. Wij kunnen, dit willen wij Saarne toestemmen, door het samentrekken onzer macht op één punt, dat het meest bedreigd is, onzen vijand een poos staande houden, zelfs eenige afbreuk doen, maar die poos zal van korten duur, die afbreuk gering zijn. Al spoedig zal een ander leger op een ander punt binnen dringen, en onze troepen, zoo al niet omsingelen, dan toch tot den terugtocht dwingen, of nood zaken eene andere positie in te nemen. Heeft het brengen van onze krijgsmacht op voet van oorlog in IS70 dit niet duidelijk be wezen? Al onze soldaten waren gelegerd aan Grebbe of IJsselliuie; en Zeeland? Daar was geen krijgsvolk, en die provincie lag als het ware d prendre. X. vat onze uitdrukking „onze staat is geen militaire staat" verkeerd op. Wij hebben daar mede niet bedoeld, dat er een rijk zou zijn, hetwelk van zijne soldaten leeft en wij stemmen het hem gaarne toe, dat zelfs Pruissen dit niet doet, ofschoon er van de oorlogschatting, aan Frankrijk opgelegd, toch nog wel na aftrek der oorlogskosten iets zal overblijven. De ge wone beteekenisdie aan de uitdrukking „militaire staat" gegeven wordt, en die ook wij er aan hechten, is, dat een land door zijn mi litair machtsvertoon, zijne vijanden in bedwang houdt, en allen, die het zouden willen aanvallen, afschrikt, of althans tot nadenken aanspoort, vóór het zulk eene poging waagt. En in dien zin nemen wij geen woord van het door ons aangevoerde terug. „Wij zijn een volk van landbouw en veeteelt van handel en nijverheid", en door meerdere ontwikkeling en bloei van die bronnen van ons volksbestaan, moeten wij onze welvaart vermeerderen, maar tevens achting aan onze naburen inboezemen. Men moet aan Europa laten begrijpen, dat het onze takken van volksbestaan noodig beeft opdat in de ure des gevaars, als ons Vaderland, door één vijand bedreigd wordt, wij op meerdere bondgenooten kunnen rekenen. Als dit het geval is, zal die ééne vijand niet zoo lichtvaardig, of ouder het een of ander voorwendsel de hand naar ons en onze bezittingen uitslaan. En daartoe hebben wij geen staand leger noodig. Daartoe zijn de uitgaven voor vesting werken en defensie-stellingen geen vereischte. Men reorganiseere de schutterij, men richte vrij korpsen op, die zich oefenen in het lianteeren der wapenen, maar wier leden zich tevens wijden aan den arbeid. De krachten, die nu aan de soldaterij besteed, haast schreven wij verspild worden, konden op veel nuttiger wijze, en tot veel nuttiger doeleinden aangewend worden. Als de nood dreigt, zal ieder rechtgeaard Neder lander naar de wapenen grijpen. De dagen van 1830 hebben het bewezen. Op 'sKonings woord „te wapen 1" verliet iedereen zijne „haar- steden an altaren" om de rechten des lands te verdedigen. En wij behoeven niet eens zoover achter ons te zien. Denken wij slechts aan 1866. Welk een geestdrift in het oefenen van den wapenhandel, alleen toen de vrees levendig werd, door een inval van een der toen oorlogvoerende mogendheden.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1872 | | pagina 1