KZEESCHE COURANT liet arrondis- jlSza.seraent Zierikzee. 1872, No. 58. Zaterdag 6 Juli. 75ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Bekend m a k i n g. AANBESTEDING. Provinciale Staten. PRIJS DER A D Y E RT EN TI E N Por gewonen regel 10 cent. Huwelijks- Geb oor te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Deze. Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1.- ïrauoo per post 1.- Afzonderlijke nommers 5 centmet Bijblad 10 cent. Alle stakkrrt, dc redüetie betreffende, gelieve men uiterlijk een dug voor de uitgave in te zeilden aan den uitgever II. LAKHNMAA. Advertentien worden ingewaciit tot 's namiddags 3 ure. A t'ttentien en Abonnementen worden voor Duitschla/ul, Oostenrijk en Zwitserland aangenomen door de HIP. HAASENSTEIN St VOGLER, te Hamburg "l jlt 1 Lubek Frankfort a'M., BerlijnLeipzig, DresdenBreslauKeulenStuttgartWeenen, Draag^azel, St. GallenGenève en Lausanne. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zieriktee 2'jrt voornemens, op MAANDAG DEN 15 JULIJ AAN STAANDE, des middags te 1*2 ure, ten Raadhuize AAN TE BESTEDEN: Het vernieuwen vaneenvleu- fier eerstehouten anenbrug en een gedeelte Kaaimjaur aan sluitende te- ge». dien m|Lur* Aanwijzing van het werk' op Woensdag den lOden Julij aanst., das voormiddags to 10 ure, terwijl inmiddels inlich tingen te bekomen zijn hij den gemeente-bouwmeester. Bestekken zijn van Maandag a. s. af verkrijgbaar ter gemeente-secretarie, tegen betaling van 25 cent. ZlEKiKZFlE, 3 Julij 1B72. biBurgemeester en Wethouders C. J. FOICKER, loco Burgemeester. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. Wat is Staat Deze vraag, door alle eeuwen heen, en door alle rechtsgeleerden en staathuis houdkundigen gedaan, is tot nog toe niet vol doende, niet op afdoende wijze beantwoord. Het best komt ons nog voor de definitie, die wjj ergen lazen en die ongeveer luidt als volgt Staat is eene duurzame vereeniging van meu- schen en instellingen, in den vorm van regee- ricg en geregeerden, of om een oud, somwijlen verkeerd begrepen ou ook wel misbruikt woord te bezigen, dat echter noch hatelijk is, noch iets vernederend in zich sluit, in den vorm van overheid en onderdaan. Staat is een ze delijke organische persoonlijkheid, bestemd om voor het volk op te treden, zijne vrijheid te verzekeren, hst recht te handhaven, de orde te beveiligen. Staat is eed lichaamdat voor al len, die op zijn grondgebied wonen, te zorgen heeft, en wederkeerig vso allen, ter bevordering van elkanders feaiange gehoorzaamheid en medewerking kan en moet vorderen. Do Staat heeft dns eene verhevene taak te vervallen. Maar kan hij die taak ook volbren-, gec Als hij het stelsel van centralisatie tot in de uiterste conaequontiëa wil doorvoeren, neen, Wanneer de staat overal in alles wil zijn, is het eene onmogelijkheid, met welke wijsheid V regeering eek toegerust zij, dat hij in alle zaken voorzie. Dit gaat menschelijke krachten ;e boven en lost zich op in onmacht. De cen tralisatie brengt veel kw*«d voort. De regeling van vele zaken kan niet naar eisch plaats heb ben, uit gemis aan locale kennis, gebrek aan tijd en veelheid van werk. Zij belemmert en vertraagt het afdoen van gewichtige onderwer pen en is oorzaak var. eene lamheid, ja van stilstand ia het raderwerk der staatsmachine. Ia een goeden staat moet daarom eene zoo genaamde getrapte regeering zijn. De regeering rnoet hare onderdeelen, beter nog hare afdee- bngen, hebben, die met haar, in zekeren zin onder haar, nmr toch zelfstandig, den staat bobuiphaam zjja in de vervulling zijner verplich tingen. Zulk eene afdeeling vormen de provin ciale staten. De provincie is geplaatst tusschen den staat en de gemeente. Bevoegd zich zelf te besturen, moet zij er naar streven, haar bestuur in har monie te brengen en te houden met het geheel. Have bijzondere belangen naar eigen inzichten bevorderende en waarnemende, mag de betrekking tot den staat niet uit het oog verloren worden. Op die wijze verkrijgt men een duurzaam en lieeht staatsgebouw. Dat beginsel is ook in onze grondwet neder- gelegd. De commissiedoor wijlen koning Willem II, den 17 Maart 1848 benoemd, tot liet ontwerpen eener grondwet, merkte in haar rapport terecht op„nevens eene wetgevende macht, die bare roeping kent en vervult, be hoeft ons land de eenheid en kracht van een monarchaal bestuur in de algemeene aangele- gelegenheden, gepaard met diezelfregeering der provinciën en gemeenten, welke zonder de orde van het staatslichaam te storen, het door vrije ontwikkeling zijner deelen versterkt." Men heeft vaak te weinig waarde gehecht, ja over het algemeen hecht men nog te weinig waarde, aan de provincie als deel van het staatslichaam. Schreef dezelfde commissie: „het provincie-we zen was tot dus ver zonder publiek leven" en was het hare overtuiging dat „de belangstelling van den ingezetene in de plaats en het gewest zijner inwoning, op werkelijk deelgenootschap in do huishouding gegrond, aan het staatswezen eene stevigheid en zwaarte geeft, die menige waggeling en menigeu storm te boven doen ko men," ach, nog maar al te veel wordt het pu bliek leven gemist, en is de belangstelling in het provineie-wezen zeer flauw. Te trachten daarin verandering en verbete ring te brengen is ook eene voorname taak der pors. En waar wij tot hiertoe elke gelegenheid aangrepen, om te wijzen op het gewicht van den staat of de gemeenteop hetgeen in 's lands of stads vergaderzaal behandeld werd, zoo zullen wij ook de bijeenkomst der staten onzer provincie niet onopgemerkt laten. Er zijn belangrijke onderwerpen aan de orde; zeer belangrijk ook voor ons eiland. Om voorhand3 van geene andere te gewagen, noe men wij alleen den af koop van tol op den pro vincialen weg naar het Zijpeeu het daarom trent te behandelen voorstel van Ged. Staten. Evenals wijtijdens de zittingen der Staten- Generaal deden, zullen wij telkens een overzicht geven der vergadering van onze staten, hopende ook daardoor mede te werken aan de opwek king van het publiek leven, dat de bron van kracht en volkswelvaart is. Eu nu wordt er ook al over de Keersema- kerskwestie gezongeneilacijmet deze woorden reikte mijn vriend mij den Nieuwen Feestzang voor Zierikzee's burgerij over. En... bij 'thooren van zoo droef eene tijding was ik van harte geneigd om met hem mede te zuchten. Niets onschuldiger gewoonlijk dan gelcgenheids-poëzie. Bij uitnemendheid draagt ze een watersnoodachtig karakter. De geestdrift die ze opwekt is in verreweg de meeste geval len gelijk aan de bezieling van een man, die tot aan zijn hals in 't water staat. Maar als zoo'u kalme natuur eeus werkelijk een scherp wapen neemt! Als de theateropgewondenheid eens plaats maakt voor waarachtigen toon danja dan is het te vreezen dat ze al evenveel kwaad doet door te vervallen in een ander uiterste en te slaan zonder te deuken en zonder te zien. En daarvoor vreesde ik bij de tijding, dat Keersemaker's naam niet alleen, maar ooit de Keersemalcerskwestie in een vers gememoreerd werd. Sedert eenigen tijd toch heeft de naam van den Zierikzeeschen held de passies van vele luiden in beweging gebracht. Wij spreken nu niet over Werther's boekje en we gevoelen geen lust hoegenaamd om, nu we eigenlijk recht feestelijk ons gestemd ge voelen, nog eerst wat te kibbelen over 't feest. Dit alleen wil ik wel zeggen, 'tis licht moge lijk, dat Werther in het opmaken zijner con clusion wat te voorbarig is geweest, dat hij te veel gewicht heeft gehecht aau interne getuige nissen, dat hij later na vernieuwd onderzoek tot de overtuiging zal komen, dat misschien de persoon van Kaarsemaker wat te veel geaureo- leord is, maar dat hij werkelijk toch de volks man is geweest, die tegenover de flauwheid, en flauwhartigheid, tegenover de lamzalige schip- persmethode van de regeering van dien tijd de banier der vrijheid hoog heeft gehouden maardit alles kan niet goed maken de in ons oog vrij ongepaste wijze, waarop men Werther is aangevallen. De zaak werd som tijds besproken zoo ongeveer alsof de lui onder een goed glas wijn zaten. Maar op zoo'n wijze maakt inen geen historische kwesties uit. Even - min als door eene eenvoudige opsomming van een zeker aantal bronnen, ongezift, ongewikt en ongowogen. Ook niet door 't aanhalen van een plaats, waar de naam voorkomt. Ook niet door de mededeeling dat iemand een critisch- wijsgeerigen blik moet hebben om geschiedenis te schrijven. Bewijs, dat Kaarsemaker de held is van zulk eene werkelijk interessante historie, dat Werther er niets van weet enz. enz. maar eilieve doe 't als historicus, en na 't feest als je blieft. Toch, om nu op onzen feestdag terug te komen, toch beu ik blij, dat onze dichter Keersemaker heeft aangedurfd. »Want in Hem eeren w'eedle trouw En kloeken moed in diepen rouw, In hem het Zeeuwsch, hot Neerlandsch bloed. Gij, eedle, wees gegroet! Hartelijk dank feestzangerdat is goed ge dacht en goed gezegd. Wat er ook gebeure, wij stemmen met U in Het land, waar Gij begraven ligt- Ilet volk, dat Kaarsemaker dicht Verwekt Hem: 'theeft nog 'teigen bloed, Gij eedle, blijf gegroet 1

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1872 | | pagina 1