i
li
■I
Zij is (ie moeder (Ier eritiek cm de eritiek is de toets
steen om tot de kennis der waarheid te geraken. Om
de waarheid moet het ojis dan ootc te doen zijn. ïloe
vreemd de uitingen der eritiek clc menschep soms
doeu opzien, hoeveel illusies de eritiek huil ook ont
nemen' mag, hoeveel schoone droomen ze al heeft
doen verdwijnen, de waarheid is altoos haar doel, 't
lichtende 'punt dat haar aantrekt cn dat ze ontwijfel
baar eindelijk als vol licht zal te ar.uschomven geven.
Onbarmhartig gaat ze soms daarbij te werk. Meedoogen-
loos werpt ze den netstgeschiktcn winkel overhoop om
het echte goed van 't onechte tc scheiden; met
stoute hand sleurt ze de goden der eeuwen van hun
voetstukken en vraagt hun wie ze zijn en welk recht
vc hebben zich door een goedgcloovig publiek te laten
adoreeren. En bij dit alles is er geen gevaar voor de
waarheid, want zij is eeuwig en laat zich ten laatste
vinden en tasten. Als er nu een oi am er algemeen
verspreid verhaal door de eritiek wordt herleid tot een
legende, omdat het blijkt niet meer dan dat te zijn;
welnu, dat is winst, voor 'lrijk der waarheid: een
iihwie minder, een weinig waarheid meer.
Wat u nu bedoelt met de opmerking dat de Kanter
„nog al notaris was" vat ik niet. Hij heeft daarom
toch' niet meer gezag op 't gebied der geschiedenis dan
ieder ander gewoon mensclienkind. Ik zie in de
Kauters werk meer de hand winden verbitterden pa
triot dan van den minutieusen notaris. Doch dit is
buiten do kwestie. .De Kan ter is m. i. te goeder trouw
en heeft de Kan rsetn akers) eg en de geloofd, dit blijkt
uit zijn werk genoegzaam. Van dr.'Oainphuysen meen
ik tc moeten betwijfelen of hij wel alles voor waar
heeft gehouden wat hij omtrent Kaarsemaker gevonden
heeft. In zijn Redevoering laat hij althans nog al
wat hoofdpunten onaangeroerd. De Ruever heeft het
<»eheele verhaal geconstrueerd uit onderscheidene, zeer
ongelijksoortige en kwalijk aan elkander passende
brokstukkeu. Hij zegt te veronderstellen dat zijn
goedgunstige lezers aau dc waarheid van het geheele
verhaal niet zullen twijfelendoch hij bewijst niets
cu maakt -ües tot een geloofsartikel. Daarmede is de
eritiek echter niét voldaan; zij wil juist bewijzen.
U vergt van mij bewijzen voor mijn gevoelen om
trent de legende. Ik wenschte dat ik aan Cnmphuysen,
Ruever en de Kanter nog vragen kon te bewijzen
dat hun verbalen waar, hun bronnen echt zijn.
Ik vertrouw ook van u dat de gronden voor uw
geïóol in Kantor nog iets meer zijn dan zijn
notarisschap.
Ik heb gezegd dat ik ernstige bezwaren had tegen
de opneming dier verhalen, dat ik niet wilde naver
tellen wat ik* voor onbewezen, on waarschijnlijk of on
waar houd. Ik wil wei enkele van die bezwaren hier
relevecren, doch zal ze natuurlijk gaarne intrekken als
er te oenigert'jii iemand opkomt met voldoende op
heldering als vrucht van grondige nasporingen, die
wellicht nog wel mogelijk zijn. Ik" heb geen partipris
urn Zierikzee van zijn held te berooven. Geenszins 't.
is'integendeel juist de innige sympathie die ik ge-
vod voor de stad mijner inwoning', die mij aandreef
tot onderzoek en die cv mij, als 'tniet anders kan, toe zou
kunnen brengen om mijn stadgeuooten toe te roepen
danst toch niet om beelden die maar schimmen zijn, en
gei.nszins onschadelijke schimmen want ze spoken
rond de graven van eerwaardige oude stadgenooteu
die mogelijk 't Zierikzee van 1572 meer waarachtig
goede diensten gedaan hebben dan de doldriftigste
volksmenner ooit zou vermocht hebben
i)e herkomst der verschillende stukken wordt door
de Ruever niet opgegeven. Hij zegt dat ze meest van
dc hand van K. zelf zijn; waaruit blijkt dit? Zijn
die handschriften er nog? Zijn ze niet blijkbaar van
verschillende schrijvers In liet eerste stuk wordt van
K. gesproken in. den derden persoon daarin wordt
verhaald het gebeurde in 't laatst van April 1572,
vooral inden raad van Zierikzee, eu dc redevoering van
K. Hoe komt het dat dit stuk eindigt waar juist de
YOomnarüsÊ feiten zouden moeten beginnen? Inliet
tweede -Luk is 't K. zelf die spreekt. Waarom heeft
devRuevei- hot hoofd en den inhoud van dit stuk, die
hij zegt dat iuhandschrift voorafgingen, weggelaten
en zoo dit tweede stuk aangepast aan 3t eerste Waarom
breekt ook dit tweede st.uk af, juist daar, waar 't
Vóórnaamste feit moet verhaald worden, 11.I. die strijd
op de Gouwe, die toch de ontknooping zou moe
ten zijn van dit geheele stuk 't Verhaal van
dieu strijd en van nog rmuv krijgsbèdrijven volgt
dan in een rubriek van //Korte Aantekeningen,"
waarin weder van K. in den derden persoon gesproken
wordt. Van wien zijn die axmteekeningen Wie zijn
die vijanden van K. die zijn'heldendaden verdonkeren,
waarover men in deze aant ekeningen klaagt? Kunnen
zulke éclatante feiten wel zoo verdonkerd worden dat
niemand ze vermeldt? Hoi is te verklaren dat op
den 8 Mei "een Spaansche macht van 30 schepen en
1500 man. vernield en verjaagd wordt, en dat op den
12 Mei twee vendels, d. i, ongeveer 200 man, zonder
slag of stoot in de stad komen en daar niets anders
uitvoeren dan 't bstrekken van hun kwartier, zonder
op dc burgerij eer.ige wraak te nemen, en dat nog al
in 1572, geteekenc; met de. bloedvlekken van Rotterdam,
Zutphen, Naarder:, Mechelen, Aruemuijden, Bergenop-
Zoom en Parijs?
Hoe komt het dat later de stad, die hem op dc
handen hadde moeten dragenblijkbaar niet van
hem gediend wilde zijn Enz. Enz. Vestig uwe
aandacht eens vooreerst op due punten en speur ze
eens na. Maar doe 't, als 't kan, eerst na de feest
viering want ik zelf zou ook niet gaarne door ge
leerde uitpluizerij onze aanstaande feestvreugde willen
bederven. Ik heb met dc Kaarscinakers-legende, als
zoodanig, volkomen vrede en zal zijn figuur op den
16 Juli gaarne met een lustig hoezeehelpen begroeten,
't voor later besparende om eens te zien wat we
eigenlijk van K. als historisch persoon kunnen maken.
Hiermede eindig ik mijn reeds al te lang geschrijf;
't zou vervelend gaan worden. Alleen nog de ver
klaring dat uw stukje mij op nieuw heeft bevestigd
in de overtuiging dat het niet iedereen gegeven is een
grondige en vruchtbare eritiek te leveren.
Zierikzee, 19 Juni 1872. WERTI1ER.
Belg- ië.
Nu de verkiezingen voor liet parlement zijn afgeloo-
pen bereiden de partijen zich langzamerhand voor tot
een' nieuwen strijd, die 1 Juli zal geleverd worden
de verkiezingen voor de gemeenteraden, 'tSchijnt dat
de clericalen zich bewust zijn, dat hunne macht hier
heel wat minder te beteekenen heeft dan waar het
parlements-verkiezingen aangaat.. In de grootore steden
is het dan ook bijna zeker,, dat'zij de nederlaag zullen
lijden. Zeer karakteristiek is een proces juist dezer
dagen op touw gezet tegen ecu vriend van Langrand-
Dumonceau, den man, die het kapiteel zou verchris
telijken en die door de gansche ultramontaansche
partij tot de wolken verheven, door den paus gezegend
werd. De N. R. schrijft in hare particuliere corres
pondentie daaromtrent hel volgende
Terwijl ïnen den 'uitslag dezer verkiezingen tege
moet ziet, houdt het publiek 'zich weder met een
rechtzaak bezig. Een zeer zonderling proces is bij de
correctioneele rechtbank te Brussel* aanhangig. Ik
Iacht het ten eenenraalc overbodig u den heer Bochart
le cloeiT kennen, den bcfaamdeii schoen maker-volks-
- tribuun, die in 1S69 tót lid van den raad der hoofd
stad werd verkozen. Thans echter blijkt, dat deze
heer een geheel andere rol gespeeld heeft dan men
vermoedde; 'tls gebleken, dat hij de boezemvriend,
,.de 'jfrp-"-—0" *r:*" r.y,nn-mnrl-OmnnnflBnn was, en
dat hij zijn //naam" totaaL aau die vriendschap heeft
te danken. De curator van- dien faillieten boedel
eischt van meester Bochart-.-.de •terugbetaling eener
som van 6000 francs, die de;: beruchte financier hem
geleend heeft,. Bochart beweert echter dat hij die
gelden heeft terugbetaald. Ten laatste heeft de rechter
zich met de zaak bemoeid.De advocaat, die als
curator in de failiete massavis aangesteld, heeft ecne
correspondentie overgelegd, welke tusscheu de beide
helden der geschiedenis is gewisseld en die door de
Echo du Parlement in haar geheel wordt medegedeeld'
Ziehier eenige feiten, die ik er aan ontleen. Meester
Bochart was zeer gemeenzaam- met Langrand, 't Was
jij en jou. In 1861 kreeg de schoenmaker 'tplan
in 't hoofd om liet huis te koopen, dat hij bewoonde, en
fluks begaf hij zich naar vriend. Langrand, wien hij
vroeg: „kan ik op je rekenen voor een paar duizend
francs De hoofdsom scheen hij overgegaard le.
hebben. Later vroeg de volkstribuun aan den man
die er op uit was om het kapitaal te verchristelijken,
geld om eene geschiedenis van Brussel uit te geven
en een tombola tot stand te brengen ten behoeve
van de armen; die vraag ging vergezeld van het
volgende brietje: „Ik heb een blad opgericht speciaal
voor de liefdewerkende namen van lien, die de
armen in bescherming nemenzullen er in gedrukt
worden; jou naam zal natuurlijk niet achter
wege bl ij ven." Den 7den Apil 1867 schreef Bochart
aan Langrand den volgenden brief
n Waarde Langrand.
Ik heb je om een oogenblikje voor een onderhoud
verzocht, omdat ik je wat zeggen moet, dat ik liever
niet aan het papier, dat men dikwijls niet vertrouwen
kan, toevertrouwde. Aaugezien je me niet antwoordt,
zoo sta me toe dat ik je vriendschappelijk een kleine
gebeurtenis vertel, die twee en twintig jaren geleden
heeft plaats gehadje zult daardoor inzien, dat men
een vriend wel eens een dieust kan vragen.
Op zekeren dag, zooals 'k zei omstreeks 22 jaar
geleden ik geloof vóór je huwelijk, ik woonde toen
in de rue d'Or, was ik pas gehuwd en debuteerde als
schoenmaker. Je zocht me op en we gingen een glaasje
faro drinken in het estaminet du Cirque. Je waart
geheel van streek. Een procureur, die je 20 francs schul
dig was, voor portefeuilles, die je toen aan den man
bracht was niet' thuis. Je zat zeer in de war. Ik
leende 20 francs en stelde ze je ter hand. Je waart
zoo gelukkig, dat je me slechts kondet toevoegen
„Dauk, nimmer, zoolang ik leef, zal ik vergeten watje op
't oogenblik voor me doet
Die twintig francs ben je me nog schuldig.
Welnu, na verloop van 22 jaren zeg ik'k heb dui
zend francs noodig, die iu je in Januari 1869 zal terug
betalen. Ik heb je al geleend geld terugbetaald ik heb
me dus in deze van eene gunstige zijde doeu kennen
dit zal 't laatste geld wezen dat ik je vraag eu het is be
stemd om het drukloon tc betalen van twee werken,
waarvan er vooral een de 2e uitgave van mijne ge
schiedenis van Brussel, mij veel geld zal opbrengen.
'k Wacht dus die 1000 francs, die voor jou slechts
eene kleinigheid zijn, en ik verzoek je om ze aan mij
persoonlijk ter hand te doen stellen. 'kDurf hopen,
dat gij, die tegenwoordig millionair is, voor de laatste
maal den schoenmaker van voor 2-2 jaren zult helpen.
Vriendschappelijke groetc.
E. Bochart.
't Schijnt dat Langrand niet veel haast had om
Bochart die 1000 francs te leenen, want de schoen
maker komt er onophoudelijk op terug. Eindelijk
kreeg hij ze. Later werd Langrand verzocht om een
voorschot van 1500 francs tot oprichting van een
blad le Sans-Souciwaarin Langrands lof zou worden
gepredikt en zijne tegenstanders belachelijk zouden
gemaakt worden. Toen Langrand voor den rechter
van instructie was gedaagd, gaf Bochart hein vriend
schappelijk den schriftelijken raad om zich niet „bij
den kraag te laten vatten." Later nog stelt de. tribuun
den mislukten financier voor een meeting te beleggen
om de finantiëele maatschappijen te verdedigen tegen
de aanvallen, waaraan zij blootstonden. Uit de
stukken blijkt overigens dat Langrand 't goed heeft
geoordeeld 6000 francs te geven aan Bochart, die do
curator thans terugeischt. Dc zaak is niet 'geëin
digd. Morgen wordt zij voortgezet en zij zal gevolgd
worden door een ander proces, dat de maatschappij
Mchul, waarvan Bochart president was, tegen hem
heeft ingesteld. Die maatschappij eischt haar vaandel
terug ze wil niets meer met den schoenmaker te doen
hebben.
Duitschlan d.
De debatten over de wet tegen de Jczuïten zijn
voortgezet. Veel nieuws is er natuurlijk niet gezegd,
kou er ook niet gezegd worden. De ultraiuontaausclie
partij herhaalde hare verzekeringen dat de Jezuïten
menschen waren, aan welke men dauk zou moeten
zeggen voor al 't geen zij voor de ontwikkeling- van
de menschheid hadden gedaan de liberalen beriepen
zich ook nu weder op de geschiedenis om te bewijzen,
dat overal, waar de staat zich niet met gebonden
handen aan deze mannen wilde overleveren, hij genood-
zankt was geweest maatregelen te nemen, als nu wëi'deii
voorgesteld. Merkwaardig was vooral de rede van den
heer Gerstner, die er op wees, dat men door zulk eene
wet het doel niet zou kunnen bereiken, dat men zich
voorstelde. „Zij zal," zoo verkondigde hij „den Jezuï
ten eenvoudig de martelaarskroon vlechten het
medelijden zal hunne macht nog vermeerderen vooral
onder de lagere volksklasse, want, ronduit gezegd, is
het Jezuïtisme toch eigenlijk niet anders, dan een
beroep op de domheid en onwetendheid van het volk.
Bovendien weten deze HH. immers nog een uitweg.
Als hunne statuten worden afgekeurd, dan, maken ze
voor den schijn nieuwe, die gansch anders en toch
dezelfde zijn. Nergens werken zij krachtiger dan waar
ze verboden zijn.
In Beieren b. v. De bisschop van Regensburg is
de gevaarlijkste en slechtste Jezuït, dien ik ken. Hij
is de type van liet echte Jezuïtisme. Wat kan men
hem doen? "Niets." En later. „Het Jezuïtisme der
geestelijkheid zou spoedig genoeg verdwenen zijn
wanneer eerst maar het Jezuïtisme uit de regeer'mgs-
krhigen verbannen was. Wanneer gij M. H. dc
schoolreglementen der laatste 10 jaar,.de wetten en
kabinets-vevordeningen nagaat, dan waait uit allen u
dezelfde geest van Jezuïtisme tegen. Want het Jezuï
tisme zit niet alleen in liet katholicisme, maar ook
in het protestantisme. Of ik eene sofistische Jezuïten
predikatie of eeu zalvend leadingartikel uit de Kreuz
Zeiting lees, is mij volkomen 't zelfde. Dezen vijand
moeten wij bestrijden op zijn eigen gebied, dat van
het onderwijs. Vernietig ook dezen vijand door de
ontwikkeling van het Duitsche volk.
Nadat ook nog de heer Beb'el de sooiaal-demo-
kraat was komen verklaren dat zulke wetten on-
noodig zoudén zijn, als de godsdienst maar eerst was
afgeschaft werd art. I luidendeAan de orde der
Jezuïten eu aan de orden, die met haar verwant zijn,
is het verblijf binnen de grenzen van het Duitsche rijk
ontzegd. Het is aan de leden verboden zich als ver-
eeniging ergens te vestigen. Waar zulke verecnigingen
bestaan moeten ze binnen een nader door den Bonds
raad te bepalen tijd, uiterlijk binnen zes maanden,
ontbonden worden, aangenomen met 129 tegen 101
stemmen.
Een voorstel van Völk om den Rijkkanselier tc
verzoeken zoo spoedig mogelijk eene wet intedienen,
waarbij liet burgerlijk huwelijk verplichtend wordt
gesteld, is bij gebrek aan tijd niet in behandeling
gekomen.
I