IVo. 92. ZATERDAG 18 NOVEMBER 1871. BUiTENL AND. BI NNÏj^LANPT^~ Eene noodige Hervorming. DE ZWAARSTE LAST. ZIERIKZEESU Verschijnt op WOENSDAG en ZATERDAG PRIJS der ADVERTENTIEN. 10 Cents per Regel. De Inzending kan geschieden uiterlijk tot Dinsdag en Vrijdag morgen 11 ure. A B O N N E M E N T S-P R IJ S. Per drie maanden f 1,- Franco per Post 1, COURANT. Het Telegraafkantoor is geopenddagelijks Van 8 u. 's voormidd. tot 9 u. 's namiüd. Op Zondag' Van 89 'syporm.van 13 en van 7—9 u. 's naniidd. Het Postkantoor is geopend met uitzondering van Zon- en Feestdagen Van des voormiddags van 812 uur. namiddags 25 avonds 710 j> Des Zondags van 912 vm. 24, 77,30 en van 9,3010 nam. Voor het deponeeren en uitbetalen der geldartikelen van 912 voorm. en van 35 nm. Op Zon-en Feestdagen worden postwissels afgegeven van 9 u, 's morg. tot 12 u. 's midd^ De heer Edmund Planchut deelt het volgende erhaal mede van eene vreeselijke gebeurtenis die voor enigen tijd op een Ameriknansch schip waarmede Ihinesche kolonisten vervoerd werden op de reede •au Manilla plaats had. De kapitein zageenige lagen nadat hij was uitgezeilddat hij niet genoeg rater had medegenomen. Hij wierp derhalve het tnker uit om nog eenige tonnen aan boord te laten ïalen. Toen de Chinezen zagen dat het anker werd litgeworpen meenden zij omdat men hen had voor- espiegeld dat de xeis zeer kort zou zijndat het loei hunner reis bereikt wasen zagen zij daarom net verbazing dat de kapitein alleen aan wal ging ;n zij aan boord moesten blijven. Een paar uren ater verklaarden zij den stuurmandat zij hem in iet water zouden werpenwanneer hij niet ontschepen ilde. Toen de bemanning dit gewaar werd kwam dj den stuurman te hulpvuurde op de muiters Irong hen met sabelhouwen in het tusschendek en sloot de luiken dieeven als alle andere openingen erden digtgespijkerd. Op dat oogenblik stond de hermometer in de straat van Manillain de schaduw >p 40 graden. De Chinezen wier stemmen meu op iet dek nauwelijks kon koorenbevonden zich daar- loor in een verstikkenden lucht. Men dacht daar liet om want alles scheen stil te zijn en slechts m en dan hoorde men een jammerkreet. Ongelukkig ileef de kapitein dien dag en 's nachts aan walbij len rijken Spanjaard genoodigd verlustigde hij zich ri het zien dansen der Kreoolsche schoonen. Toen ij den -volgenden dag weder aan boord kwam ver schrok hij over de stille die daar heerschte. //Ze muilen of ze slapen zeide zijn plaatsvervanger tot lem gisteren meenden zij reeds dat zij op de plaats ïunner bestemming waren aangekomenzij wilden ïan land maar ik heb ze onder dek laten jagen en iu zijn zij rustig en stil. De kapitein begreep spoe- lig wat er van de zaak was. Hij ging met een bijl mar de luiken om ze open te breken. De bemanning volgde dit voorbeeld. Maar toen zij opengebroken iraren was het reeds te laat. Ze vonden 300 gestikte Chinezen en de schrijver van dit verhaalbenevens de vertoornde bevolking heeft hen aan het strand zien liggenwaar zij later in een met kalk gevuld graf begraven werden. De stuurman en eenige man schappen werden een maand gevangen gezet. De kapitein voer eenige dagen later naar Canton terug om op nieuw zijn schandelijk menschentransport te beginnen. - In een der laatste nummers van het //British Medical Journal" leest men omtrent de Condurango, dat veelbesproken geneesmiddel van den kankerliet navolgende //Alles wat wij vernemen omtrent de proefnemingen met den Condurango-bast, die door onze regeering aan de hospitalen Middlesex en St. Bartholomew verstrekt isbevestigt de vreesdat wij alle hoop moeten op geven, als zou deze bast een geneesmiddel zijn tegen kanker. In physiologisch opzicht is de bast werkeloos en zijne therapeutische werking tegen kanker is gebleken te zijn gelijk nul. Hij levert een extract, dat flaauw bitter is en overigens niets bijzonders bezit. Een uitvoerig therapeutisch rapport zal door den heer Iiulke gegeven worden, terwijl dr. Brunton een naauwkeurig onderzoek van zijne physiologische werkmg zal doen, doch alleenlijk uit beleefdheid jegens de officiële bron, iraaruifc de kleine voorraad vérstrekt is alsmede om de opgewondenheid te doen bedaren, die door de op gevijzelde aankondigingen van dit geneesmiddel ont daan is." - De politie heeft de voorstellingen geschorscht van een nieuw theater dat op een der onbebouwde ponden der rue de Yanves te Parijs opgericht was ;en theater van apen, dat sedert acht dagen de inwoners van het arrondissement verlustigde. Het tooneel stelde de inneming der hoogten van Chamont voor. De tooneelspelers, wij willen zeggen de apen, in nationale garden gekleed, sloegen, na eene derde bestorming de Versaillers terug, die door geleerde en in blaauw ge- deede honden voorgesteld waren en die onder toe- uiching der menigte al huilende de plaats aan de overwinnaars afstonden. De directeur van dit theater, J. Pierre, werd oogenblikkelijk voor den commissaris yan politie gebracht en de artisten werden voorloopig to hokken gesloten. - Op het platteland in Erankrijk verspreiden de Bonapartisten papierwaarin men ziet, wanneer men bet tegen het licht houdt, de keizerlijke drieëenheid, vadermoeder en zoon omgeven door het opschrift geloof, hoop en liefde, die worden bijeengehouden door keizerlijken adelaar. In het Amerikaansche blad Harper's Weekly leest men de volgende advertentie //Er wordt een man gezocht die den moed bezit om mijne vrouw te schaken. Hij moet kracht en moed bezitten als een stiereen sterke gezondheid hebbenbenevens weinig en onregelmatig slapen kunnen verdragen. Een bokser zou zeer geschikt wezenomdat mijne vrouw het boksen meesterlijk verstaat. Zij heeft buitendien uitstekende eigenschappenwelke vooral veel waard zijn voor den persoondie liefhebberij daarin, heeft. De radheid van tong laat niets te wenschen overen het fluiten der locomotief is slechts een zacht geruisch vergeleken bij het krijsehen mijner vrouw. Mocht er iemand zijn die liet waagstuk durft ondernemen en haar wil schaken ik geef hem terstond 50 dollars baar uitbetaald en vergoed hem de noodzakelijke kosten voor de uit voering van het plan. Mijn zegen geef ik boven dien als die verlangd wordtnog gratis mee. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij Henry Jinks." Middelburg13 November. Gisteren heeft zich eene commissie uit het college van Gedeputeerde Staten dezer provincie naar de gemeente Bruinisse begeventot het instellen eener enquete omtrent handelingen dienaar men verneemtbij eene aldaar onlangs plaats gehad hebbende verkiezing voor een lid van den gemeenteraad zouden zijn geschied. De heereu van Schermbeek van Hallbankiers te Utrechtdie in der tijd met goed gevolg de uitgifte van de loten der Premie-Leeninff ten behoeve van 'sLands Weerbaarheid op zich hebben genomen, hebben thans aan de firma I se nth al C. te Amsterdam, Rotterdam en Hamburg, het uitsluitend Generaal-Agentschap voor den verkoop van alle nog in hun bezit zijnde Weerbaarheids-Loten aange boden. Het doel in aanmerking nemendedat in het belang van Holland bij een gunstigeu afloop der geheele onderneming kan worden bereikt, en tevens lettende op de groote trekking met belangrijke prijzen, welke den 15 Januari e. k. zal plaats hebben de heeren Is en th al C. zich dadelijk bereid verklaard om dit voorstel aan te nemen en hunne ijverige medewerking niet voor Holland alleen maar ook namens hunne bijkantoren en vertegenwoordigers in het buitenland toegezegd. De overeenkomst te dien opzigte is reeds gesloten. Het verdient wel gewaardeerd te worden dat de firma daarom voornamelijk tot deze onder neming is overgegaan dewijl het gelukken daarvan voordeelig kan zijn voor Nederlandsche belangendaar toch bij de door en door solide inrichting dezer Loterij-Leening geen belangrijke provisie voor hen kan overblijven. Deze omstandigheid zal er voorzeker toe bijdragen om het vertrouwen dat deze firma reeds zoo ruimschoots geniet bij onze landgenooten nog te versterken, ofschoon hare clientèle sedert den korten tijd dat zij zich hier te lande gevestigd heeft, zoo aanzienlijk is, dat zij genoodzaakt was een tweede kantoor te Rotterdam op te richten en in vele plaatsen van het land Hoo.fd-Agentschappen te vestigen. In de Fr. Ct. komt het volgende berijmde jachtartikel voor van Zevenwolden //'t Is nacht met de jachtzeggen de jagers want de hazen verbazen hun hoop en geloop. Soms eenmaal per dag, dat een jager iets zag van het wilddat anders zoo mild deze streken wel weken aaneen kam bezoekenmaar dan ook in legio geen omvejaarskoeken kan smullen om 'fc maagje te vullen en 't nieuwe jaar met malkaar na bange tijden in te wijden. Patrijzenzij prijzen zoo zelden de velden voor stille verklikkers en nacht- lijke strikkers zoodat met pleizier menig polier 5 a 6 kwartjes (berekend naar Bartjes) voor één zulk een vogel met weinig gegoochel en zonder 't hem deert in de beurs balanceert. En korhennen bij 't span? Nou - kom ereis anDaatom dient het gezeid en verspreid, dat de jacht zoo vervelend moet wezen, als dit te lezen." Door de afdeelingen der Tweede Kamer is onlangs bij het onderzoek der begrooting van het departement van Justitie over 1872 aan den minister gevraagd: z/Hoe staat liet met de verbetering van het Militair Strafwetboek?" Wat de minister op die vraag zal antwoorden, is tot nog toe onbekend, maar zooveel is, dunkt ons, zeker, dat deze bescheiden vraag een zeer billijk verlangen te kennen gafen dat zoo er van hervorming en verbetering sprake isons Militair Wetboek daaraan in de eerste plaats behoefte heeft. Wij gelooven dan ook dat op dit punt vrij wel overeenstemming tusschen alle deskundigen bestaat. Ja, wat meer zegt, reeds 50 jaren geleden heeft men de noodzakelijkheid van verbetering in dit opzicht er kend. En toch hoe ongeloofelijk het ook moge schijnen noch altijd zucht, een deel der uatie onder de heerschappij van die middeneeuwsche verzameling van tegenstrijdige, onbillijke en ongerijmde bepalingen, die men gewoon is Militair Wetboek te noemen. Doch al zijn ook de meeste deskundigen het er over eensdat dit wetboek yi zijn tegenwoordigen vorm een schandvlek voor eene beschaafde natie mag heeten, het schijnt toch dat als het werkelijk tot eene ver betering zal kunnen komen, de publieke opinie luider dan tot nu toe het geval is geweest haar oordeel moet uitspreken. En wij zouden het zeer wensclielijk achten dat de dagbladpers dit onderwerp meer ter harte nam, dan zij tot nu toe gedaan heeft omdat onder het jmbliek, naar wij gelooven, nog niet genoeg de meeniug is doorgedrongen, dat een deel der staats burgers nog altijd leeft onder eene rechtsbedeeling, die in vroeger eeuwen maar niet in den tegenwoordigen tijd te huis behoort. Groote vertoogeu en lijvige boekdeelen zouden er te schrijven zijn en zijn werkelijk ook geschreven om al de gebreken onzer militaire strafwetgeving in een helder licht te stellen. In een enkel dagbladartikel is dit natuurlijk niet mogelijk. Maar het is ook onuoodig. Om overtuigd te worden dat het hier eene noodige her vorming betreft is het voldoende dat men zich slechts enkele bepalingen van dit fraaie wetboek herinnert. Men kan er den geest, die het geheele wetboek door trokken heeft, voldoende uit proeven. In de eerste plaats wijzen wij er op dat de proce dure voor de krijgsraden geheel en al geschoeid is op de leest van een thans overal verworpen stelsel. Zij is geheim en schriftelijk. Geen straaltje van open baarheid dringt in de vergaderzalen dier colleges door. Van het recht van verdediging is natuurlijk geen sprake; aclvokaten worden geweerd en de beschuldigde moet zelf maar trachten hoe hij 'tbest de tegen hem inge stelde aanklacht zal begrijpen en ontwarren. Voeg hierbij dat er niet de minste waarborg voor de be kwaamheid van de leden der krijgsraden bestaat. De eenige rechtsgeleerde in deze procedure is de Auditeur- Militair. Maar de krijgsraden behoeven zijn gevoelen niet te volgen. En op zich zelf is dit goed want anders zouden de betrekkingen van aanklager en rechter inderdaad in écn persoon vereenigd zijn. Men zegt evenwel dat er krijgsraden zijn, waar de meening van den Auditeur-Militair een overwegenden invloed heeft. De beklaagde voor de krijgsraden is dus voor hec volgend dilemma geplaatst. Of de leden van den krijgsraad volgen blindelingsin het besef hunner eigen on kunde, den Auditeur-Militair en dan is het, gelijk gezegd, eigenlijk de aanklager, die tevens recht spreekt. Of zij verwerpen alleri invloed van den Auditeur-Militair en spreken zelfstandig hun oordeel uit en dan bestaat er alle gevaar, dat zij, als zijnde geen rechtsgeleerden, een onjuist vonnis vellen. Wanneer wij over de onkunde van de leden der krijgsraden spreken, willen wij daarmede natuurlijk niet de minste blaam werpen op den ook door ons hoog geachten zoogenaamden militairen stand. Integendeel, wij zijn overtuigd dat verstandige officieren ons on middellijk zullen toegeven dat zij niet het minste begrip hebben van vele juridische qumsties, die hun ter beslis sing worden voorgelegd. En dat is geen schande want evenmin als men bij een rechtsgeleerde militaire kennis kan onderstellen, evenmin heeft men het recht van een militair te vorderen dat hij zich op de beoefening der rechtswetenschap zal toeleggen. En toch doet het militair wetboek niet anders. Want men bedenke wel, (en op dit bezwaar komen wij straks terug) dat de krijgsraden niet alleeu oordeelen over eigenlijke militaire delicten, maar over alle delicten, zonder onderscheid, (1) mits zij maar door een militair begaan worden. Aan hunne beslissing zullen dus dikwijls de moeielijkste quaesties waarvoor zelfs een kundig jurist den hoed afneemt, onderworpen worden. Want niet alleen over het feitelijke zullen zij hebben tc oordeelenzooals eene jury maar tevens over de toepassing van het recht op die feiten. En zij zullen daarbij geen andere voorlichting hebben dan die van den aanklagerdie mogelijk zelf niet altijd een goed jurist is; verdediging door andere rechtsgeleerden hooren ze nooit en de geheele zaak mist daarenboven den waarborg dien openbaarheid schenken kan. Wat moet er van zulk eene rechtsbedeeling worden? Het antwoord is niet ver te zoeken. Een tweede verwijt dat aan onze militaire strafrechts pleging kan gedaan wordenis dat zij niet alleen militaire delicten, maar ook, gelijk wij reeds opmerkten, de zoogenaamde commune delictenals zij door een militair worden gepleegd aan de kennisneming van den militairen rechter onderwerpen. Dit is o. i. een hoogst irrationeele bepaling. Dat men den soldaat als hij een vergrijp tegen de krijgstucht begaatals hij deserteertof zioh aan eenig ander uitsluitend militair misdrijf schuldig maaktvoor een militairen rechter brengtis voorzeker niet te laken. Maar dat hij gedurende zijn diensttijd ook wegens andere mis drijven die niets ter wereld met den militairen dienst te maken hebben van zijn gewonen rechter wordt afgetrokken en aan de midden-eeuwsche militaire rechtspleging wordt onderworpenis zeker niet te verdedigen. Daargelaten nog dat de krijgsraden on mogelijk de noodige kennis kunnen bezitten om in die zaken steeds een juist vonnis te vellen ontstaat op die wijze ook eene stuitende rechtsongelijkheid. Eenge- woon burger, in welke betrekking hij ook geplaatst zij, geniet, als hij van een misdrijf verdacht wordt, alle waarborgen van verdediging openbaarheid en berech ting door deskundigen welke onze wet hem aanbiedt. Maar een burgerdie zij het ook maar voor kort soldaat is geworden verliest alleen daardoor al die voorrechten en ziet zijn proces geinstrueerd, als bevonden wij ons nog in 't midden der 18de eeuw. Waarom nu degenedie b. v. een manslag of valschheid heeft gepleegd een verschillenden rechter moet hebben, al naarmate hij al dan niet tot militie of leger behoort is moeielijk in te zien. Zonderling is het dan ook weder dat eeu milicien met groot verlof weder terstond onder de jurisdictie van den burgerlijken reohter valt. Al deze dwaze anomaliëen en onrechtvaardige onder scheidingen hebben o. i. alleen hun oorsprong in het treurige oudenvetsche vooroordeel dat de militair een geheel ander wezen is dan een burger en dat het leger een afzonderlijke kaste uitmaakt. Volgens de nieuwere beschouwing is daarentegen het leger niets anders dan dat deel der burgers dat de wapenen ter landsverdediging draagten staan de soldaten niet tegenover de burgers maar maken zij met hen één geheel uit terwijl alleen de diensten die zij aan de maatschappij bewijzen, van anderen aard zijn. Volgens deze beschouwing is dus de onderscheiding tusschen burgers die één zelfde delict plegen niet te verdedigen. Ten slotte maken wij nog opmerkzaam op eene zeer 'vreemde bepaling, waarvan de wederga te vegeefs zal gezocht worden. Volgens het militaire recht kan een gearresteerde die zich over een arrest of over de hem door een superieur opgelegde straf bezwaard vindt vorderen dat zijne zaak door een krijgsraad wordt onderzocht. Dat is dus een recht hetwelk de wet aan deu militair toekent. Maar helaas dat recht is aan een zeer bezwarende voorwaarde verbonden. Die het inroept moet niet alleen als hij reeds in arrest is daarin blijvenmaar hij moet zioh zelfs als hij reeds ontslagen is, weder in arrest begeven. Wij herinneren ons niet eenig ander voorbeeld van zulk eene onrecht vaardige en ongerijmde bepaling gezien te hebben. Gij moogt u beklagen over een onthouding uwer vrijheid die u wederrechtelijk voorkomt, maar om u te beklagen moet gij beginnen zelf de straf te onder gaan, die gij juist wilt ontloopen, en op die wijze zult gij dikwijls langer uwe vrijheid moeten missen dan als gij de straf, hoe wederrechtelijk ook, maar geduldig had geslikt. Éen van beiden of het hooger beroep op den krijgsraad is op zich zelf reeds een vergrijp tegen de tucht maar dan had de wet het ook niet mogen toestaanof het i« een door de wet als wen- schelijk erkend rechtmaar dan mag het ook niet door de wet zelve illusoir en bespottelijk worden ge maakt. De bepaling, zooals die nu luidt, zou, als. zij niet zulke treurige gevolgen had, waarlijk de lachspieren in beweging brengen. Doch voor ditmaal genoeg over onze militaire rechts pleging. Wij hebben slechts eenige proefjes meegedeeld die er meer mocht verlangen sla het wetboek zelf op hij zal ze in overvloed vinden. (1) Er zijn echter enkele gevallen dat de tusschen- komst van den burgerlijken rechter wordt ingeroepen, als de strafbare handelingen bedreven zijn in ver- eeniging met burgers en in belastingzaken. We kunnen het ons begrijpen, dat ieder meent het zwaarste pak te dragen, dat menigeen met benijdende oogen naar zijn buurman ziet, meenende dat deze het vrij wat gemaklijker heeft dan hy. Van hetgeen ons op de schouders gelegd wordt voelen wij den last; wij bukken er onder, vooral

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1871 | | pagina 1