(I
it
No. 25.
WOENSDAG 29 MAART
1871.
Brieven uit de Hoofdstad
Buitenlaiidsch Overzicht.
Beetwortelsuiker-f abric at ie
V
l\
|d »an het
pil tot op
ZIEKIKZEESCHE COURANT.
Verschijnt op WOENSDAG en ZATERDAG
PRIJS der ADVERTENTIE N.
10 Cents per Regel. De Inzending kan geschieden uiterlijk tot
Dinsdag en Vrijdag morgen 11 ure.
ABONNBMENTS-PRI.JS.
Per drie maanden f 1,Franco per Post f 1,
Het Telegraafkantoor is geopend van I October tot 31 Maart: Op Werkdagen
Van 8 u. 's voormidd. tot 9 u. 's namidd. Op Zon- en Feestdagen: Van
89 's voorin.van 13 en van 7>9 u. 's namidd.
Het Postkantoor is geopend met inbegrip van Zon-
Van des voormiddags van 91/»—117a
en Feestdagen
uur.
namiddags
avonds
2—3
7—7Vs
9V3—10
KT
over de preventieve gevangenis.
Zesde Brief.
Ik hoop niet dat een uwer lezers mij verdenken
zal van ziekelijke sentimenteele lievigheid voor wer
kelijk schuldigen. Het spreekt, van zelf, (het kan
en mag niet anders, in een. goed geordende maat
schappij) dat tegen dezen met gestrengheid
schoon ook hier nooit met overbodige hardheid en
ruwheid moet worden te werk gegaan. Maar wie ik
beschermen voor wie ik een lans breken wouhet
zijn de verdachten. Dezen als veroordeelden te be
handelen hen aan de maatschappij en de hunnen te
ontrukkenhen voor hun leven met het //hij heeft
gezeteu" te brandmerkendit meen ik mag niet
dan in de uiterste noodzakelijkheid geschieden. Men
wordt zoo licht verdacht. Onderstel bijv. dat ge een
cigaar aansteekt dicht bij een hooischelf en daarbij
tot een daarbijstaand mau zegt//jongen die lucifers
zijn toch gevaarlijke dingenmet een zoo'n houtje
steekt ge makkelijk heel zoo'n schelf in den brand,"
stel verder dat deze misschien daardoor op het boos
aardig denkbeeld komt van op" zoo gemakkelijke wijs
zijn wrok te koelen tegen den baas en dit denkbeeld
bij hem rijpt tot daad zoo zijn er honderd kansen
tegen eendat s zoo hij soms in zijn verhoor dat
gesprek meedeelt, gij ook als medeplichtige verdacht
en opgepakt wordt. Soortgelijke voorbeelden zijn
natuurlijk tot in 't oneindige te vermeerderen.
En daarom acht ik het bovenal met alle recht en
raenschelijkheid strijdig, zoo men voorloopig aangehoude
nen in een cellulaire gevangenis opsluit. De wet spreekt
daaromtrent tamelijk duidelijk. Art. 414 W. v. Strafv.
zegtBehalve de gevangenhuizen welke bestemd zijn
mor tot straf veroordeeldenzal er bij elke arrondisse-
ments-rechtbank eene gevangenis zijn tot bewaring der
beklaagden. Be gevangenisseti moeten zooveel mogelijk
van elkaar gescheiden zijn. Mij dunkt, elke schooljongen
zou nu daaruit lezen dat de verdachten die men uit
vrees voor ontvluchting of om andere gewichtige redenen
in 't belang der maatschappij aanhoudtin de gevange
nis der rechtbank eenvoudig bewaard worden meer
nieten alleen wettig veroordeelden in een gevangen
huis - cellulair of niet - worden opgesloten om hun
straf te ondergaan.
Maar niet alleen strijden hier wet en praktijk, ook
de regeering is 't hieromtrent niet eens. In Mei 1868
gaf de minister Wintgens als zijn gevoelen te kennen,
dat het onbetwistbaar is dat geen wettelijke voorschrif
ten aan de afzonderlijke plaatsing in den weg staan, doch
dat die plaatsing daarom nog niet gelijk mocht worden
gesteld met ^celstraf. Hij verzocht daarom er op toe te
zien, geen preventief-gevangenen in cellen te plaatsen
tenzij er binnen de gevangenis of ter plaatse geene andere
gelegenheid bestond om hen afzonderlijk te bewaren, maar
ook, dat, moest een zoodanige gevangeneineencelworden
geplaatsthij toch niet zou worden onderworpen aan de
regelen, diebij de celstraf in Nederland worden toegepast
als bijv. het dragen van een kap over 'thoöfd, het brengen iu
een beperkte luchtplaats of wandelhok enz. Zijn opvolger
van Lilaar schreef in September 1868 dat hij eerstge
noemd gevoelen deelde, maar voegde er echter aan toe,
dat het plaatsen van preventief gevangenen in cellen in
vele gevallen voor de instructie noodig en in den regel
voor de gevangenen zeiven nuttig was. Er moest echter
gelet worden op hun gemoedsgesteldheidjadeze
moest nauwkeurig worden gadeslagen. - Plet is waarlijk
geen kleinigheid. (Ge weet nu meteen officieel, waarvoor
de preventieve gevangenis veelal noodig is.)
Zou men dan niet weten, als men zulk een verdachte
ten behoeve van de instructie cellulair gevangen houdt,
dat de cellulaire opsluiting een der zwaarste straften is
van den nieuweren tijd zoodat zij dan ook maar tot
hoogstens één jaar is toegelaten P Tracht eens iemand
te spreken die eenige maanden cellulair gevangen heeft
gezeten en ge zult begrijpen, welk een lijden'dat is.
Wilt ge weten wat een der vrijgesprokenen uit mijn
vierden brief er van verhaalt Lees clan het volgende
het is geen verdichting.
//In cle kracht van mijn leven ben ik 150 dagen
en 150 nachten alleen geweest in een cel, door één
raam hoog in een hoek ver boven mijn bereik verlicht,
gemeubileerd met een vaststaand tafeltje dito stoel en
krib. Yercler zag ik niets dan vier kille muren en
op gezette tijden den strakken bewaarder met gevangenis
eten en drinken. 'Praten kon ik niet, lezen en schrijven
ook niet altijd, fluiten en zingen wordt ook voor den
luchthartigste onmogelijk. Steeds werd ik stiller, som
berder. Ik verdoofde en had een gevoel alsof de natuur
mij langzamerhand tot een pop wilde weven gelijk een
rups. Spoedig was ik vergeten, welke dag het wasalleen
als het zoogenaamd kerk was begreep ik liet. Ook dan
zag ik door den kier waarop mijn celdeur stond niets
dan den domine. Geef mij werksmeekte ik alle dagen,
want omdat ik preventief zathad ik dit niet. Eindelijk
kreeg ik nu en dan iets uit te zoeken Dan gevoelde ik
eerst al de zaligheid van het werken. In het wandelhok
zag ik gelukkig den blauwen hemel en de wolken die
onbekommerd over mij been vlogen. Verbeeldt u - zoo
ge kunt - in een cel van 's morgens tot 's avonds alleen
te zijn met uw gedachten zuchtend als de oude dichter
s morgens och of 't avond en 's avonds och of 't morgen
waar!" Onbekend met mijn toekomst, onbekend
met de wereld raakte ik ten laatste geheel moede
loos. Ik bad en vloekte soms tegelijk. Uren aan
een heb ik mijne cel op en neêrgeloopen als een
wild dier in zijn ijzeren kooi en mijne lippen verbeten
steeds smachtend naar buiten. Dikwijls heb ik mijn
sokken en andere kleêren uitgetrokken om al de naadjes
al de steken al de ribbetjes in de stof te tellen dan had
ik ten minste iets te doen. Uren aan uren heb ik besteed
om al cle voegen in 't metselwerk al de stipjes al de
spikkels in de kalk te tellen en te berekenen hoeveel
steenen er waren noodig geweest om mijne cel te bouwen.
Menigmaal heb ik mij op den vloer gelegd om er al de
putjes al de oneffenheden van te voelen en te tellen. O
ik wensch die straf zelfs den ergsten misdadiger niet toe.
En toch - God is mijn getuige - ik was onschuldig.
Zulk naamloos wee is niet te peilen het maakt iemand
krankzinnig. Nog kan ik niet terugdenken aan dien tijd
zonder dat een koude rilling mij over de. leden glijdt."
Ik ga nu eindigen met mijn geschrijf, dat aan uwe
lezers misschien al lang genoeg heeft geduurd hoewel
ik nog lang niet zeide wat er van te zeggen was, noch
wat ik er van te zeggen had.
Toch ben ik blij dat uw vraag mij tot schrijven aan
leiding gaf. Het doet soms goed als men zijn hart eens
lucht kan geven en zich verheugt in de gedachte dat
men misschien een weinigje meehelpt tot. wegneming
van kwaad. Warnköning zegt //het recht van een
volk moet van tijd tot tijd herzien en naar de overtuiging
der beschaafdsten en weldenkendsten hervormd worden."
Zoo eischt ook ons wetboek van strafvordering drin
gend herziening zoowel om wat het gebiedt als om
wat het niet verbiedt. Velen voelen het reeds en ik
blijf hopen dat al het gebrekkige op dit gebied hoe
langer zoo dieper hoe langer zoo algemeener zal worden
gevoeld naarmate de geest der reine en vrije Christus-
leer of wilt ge lieverder waarachtige humaniteit
frisscher en bezielender geheel ons volksleven doorstroomt.
Amsterdam: Maart 1871.
E. R. C.
liet blijkt dat wij te voorbarig geweest zijn toen
wij in ons vorige overzicht de meening te kennen
gaven, dat wij weer rustige dagen gingen beleven.
De maat van wee is nog niet volgemeten voor 't on
gelukkige Frankrijk. De mogelijkheid van een openbare
breuke tusschen Frankrijk en den ioogenaamden vierden
stand, die wij is ons nommer van den 18den ontwik
kelden is juist op dien noodlottigen dag maar al te
zeer tot werkelijkheid geworden. Terwijl de met zooveel
moeite bevredigde vijand nog voor cle poorten staat
en ieder oogenblik weder het woord kan nemen met
zijn geduchten metalen mond, steekt een hoop van
verleid, verblind en verdorven gemeen de roode vaan
op en wascht de handen in 't bloed van weerlooze
slachtoffers. Dezelfde mannen, die gedurende 't beleg
paradeerden, absinth dronken en voor de Pruisen vloden
als zij een enkele maal buiten de wallen gezonden
werden, tooneu nu toch nog moeds* genoeg te bezitten
tot moord en roof, terwijl het betere deel der bevolking,
cle eigenlijke burgerij nog steeds paradeert en trouw
betuigt aan 't gouvernement, doch verder de zaken laat
loopen zooals ze loopen.
Aan wie de schuld van al die wanorde en gruwelen
Wij zullen trachten de zaak te verklaren. Te allen
tijde is Parijs ruim behept geweest met een klasse
van bevolking die men niet anders kan aanduiden
dan met den verachtelijken naam van canaille, 't Was
dit canaille dat de revolutie van 1789 ontsierde en
dermate in discrediet bracht dat de vruchten der
omwenteliug voor een goed deel verloren gingen
immers voor cle andere staten van Europa. Doorgaans
begingen de staatslieden de foutbij 't begrip het
volk juist in de eerste plaats aan dit canaille te
denken. Onder 't tweede keizerrijk heeft men Parijs stelsel
matig volgestopt met deze klasse van bevolking. Napoleon
III heeft haar steeds vastgehouden met een fluweelen hand
schoen, maar hij had onder dien zachten handschoen
een ijzeren klauw bestaande in strategische boulevards,
citadelachtige kazernes en een gedwee leger. Zoo bleef?
hij meester van 't canaille en maakte een zekere reputatie)
als 'beschermer van wet eu orde.
Maar terstond na zijn val heeft het gouvernemen<en
der Nationale Verdediging de font begaan die heffcon
des volks als de kern der natie, de hoop des vaderlands-^
te vleien, te wapenen nog daarenboven te bezoldigen^
ondanks de bewustheid die het had dat er met al diegn
schreeuwers niets was uittevoeren tegen den vijand.eg
Dit is daaruit gebleken dat men de nationale gardear
geen enkele maal in 'tvuur heeft gebracht cn toche_
dagelijks hun moed en zelfopoffering hemelhoog verhief
in dagorders en proclamatien, tot groote ergenis vai\n
het leger en de mobielen. En om de kroon te zetten^
op alles heeft inen terstond na de capitulatie niet hetor
canaille ontwapend, zooals van Bismarck nog had aan-^
geraden en gewild, maar men heeft hen aan zich zelveiij
overgelaten, dat wil zeggen aan raddraaiers en allerlei^
behendige intriganten en hun zelfs de gelegenheid.n
niet ontnomen om zich van een 500 kanonnen enig_
overvloed van kruit en lood te voorzien. Den Mont*^
martre heeft men laten opgisten tot een Aventijnschei>ls
berg, alsof men een zeker behagen schiep in de analogie,
misschien denkende dat het evenals in de boekeu overt_.
de Romeinsche geschiedenis met een zoetsappig praatje a.
zou afloopen. Nu komen de onvermijdelijke gevolgen..^
Als modderige wateren beroerd worden dan komt dee
modder naar bovenzoo ook in tijden van revolutie
dan komt het politieke slijk opduiken en tracht gebruik,
te maken van de gelegenheid om zich uit het niet in
ééns naar boven te werken. Van daar dat het uietj
aan leiders heeft ontbroken, die op wezenlijke grieven x
en op de laagste hartstochten werkendende alles rijp»
maakten voor den opstand.
Tegenover die dagelijks meer dreigende verschijnse
len bleef 't gouvernement zwak en lijdelijk, 't Was
pathetisch en gemoedelijksmeekende om eendracht
in stede van prozaisch sterk en onverbiddelijk streng
te zijn tegen de kleinste onregelmatigheid, 't Discu
teerde te Bordeaux over verkiezingen en koppige afge
vaardigden die wegliepen en valsche schaamte hield
het van de treurige bekentenis terug dat Frankrijk en
vooral Parijs tot ia merg en been ziek en verdorven
zijn en slecht door krachtige middelen voor geheelen
ondergang kunnen bewaard blijven. Laat ons echter
Thiers en zijne omgeving niet te hard vallen. Daar
was zooveel geroep van ontrouw en verraad dat
't wel te begrijpen is wanneer Thiers zelf eigenlijk
niet wist waaraan hij zich kon vastklemmen en op
wien hij zich kon verlaten. Al zijn ook alle mannen
van naam in staat en leger geen verraders te noemen,
de onbaatzuchtige edele patriotten schijnen toch ook
maar dun gezaaid te wezen.
Inmiddels woelde 't smeulende vuur in den vulkanischen
grond van Belleville en Montmarte steeds voort.
Aangeblazen door allerlei onbekende gelukzoekers, die,
als gieren op 't aas naar Parijs getogen waren moest
het wel in laaie vlam uitslaan. Daarbij kwam nog
een andere gewichtige omstandigheid, 't Blijkt meer
en meer dat ook Bonapartistische agenten ijverig ge
werkt hebben. Met goud. is bij 't canaille veel te
doen en dit is met volle handen uitgestrooid want
FEUILLETON.
Vervolg van ons vorig nommer).
Bij besluit van 31 Aug. 1858 werden de fabriekanten aan
geslagen tegen 1,4 k. per vat (hectoliter) en per graad
van dichtheid.
De beetwortel (Beta vulgaris, B. cicla, B. rapacea)
is een tweejarige plant die in het eerste jaar den
wortel, waarin de suiker bevat is, voortbrengt, en in
het 2de jaar het zaad oplevert. "Voor de suiker-fabricatie
verlangt zij eene zeer zorgvuldige verpleging en een
goeden grond (kalkhoudencle klei.)
Een goede beetwortel moet een slanke, peervormige
gedaante, een fijne, witte huid en een vast wit vleesch
hebben. Hij weegt van 0,5-1,5 kilogr.- zwaardere
wortels zijn minder goed- en kan onder gunstige om
standigheden 10-17% suiker bevatten.
Tot verkrijging van het suikersap worden hoofdza
kelijk de 3 Volgende systemen gebezigd
d. door hydïanlfoeke persen
b. centrifugen óf turbinis.
c. deffusie (uitlooging.)
a. Nadat de wortels, ontdaan van bladen en kop
pen van de aanhangende aarde door middel van.
waschmachines bevrijd zijn, worden zij voor de beide
eerstgenoemde systemen geraspt door een zeer vin
dingrijke rasp, bestaande uit een ronddraaiende houten
trommel, voorzien van een aantal zaagbladen, die een
snelheid van f 700 onwentelingen per minuut heeft.
De wortels worden door drukkers (poussoirs) regel
matig tegen de zaagtanden gedrukt, waardoor een fijne
pap wordt verkregen, die, in wollen persdoeken tus
schen ijzeren platen, in stapels van 30 a 40 stuks in
de hydraulische pers gezetbij eene drukking van
200-300 atmospheren uitgeperst wordt. Men krijgt
hierbij ongeveer 80% sap van de 96% die aanwezig
zijn.
c. Laat men beetwortelpap en water goed vermengt
eenigen tijd op elkander werkendan verdunt het
water niet alleen het sap dat zich romdom de cellen
bevindtmaar verdunt ook het opgeslotene in de
ongeopende cellen. Door den scheidenden celivand
(membrone) wordt n. 1. het binnenste sap niet absoluut
van het buitenste afgeslotenmaar bewerkt deze
membrone door middel eener krachtwier oorzaak
wij nog niet genoegzaam kennen de uitwisseling der
beide vloeistoffen zij laat liet buitenste verdunde sap
binnen de cel in- en het buitenste dichter in dezelfde
verhouding uittredenzoolang tot eene volkomene
vereeniging der beide vloeistoffen heeft plaats gegre
pen tot het sap binnen en buiten homogeen of van
gelijke dichtheid geworden is.
Dit proces tusschen twee oplossingen van ongelijke
dichtheid door middel van membronen noemt men
in de physica Endosmose (instrooming) en Exosmose
(uitstrooming.) In de suiker-fabricatie noemt men die
eigenschap deffusie (uitlooging!)
Bij het deffusie-stelsel worden de beetwortels door
een doelmatige snijmachine in zeer dunne schijfjes
gesneden zonder dat zij daarbij veel gedrukt of ge
kwetst worden. Het uitloogen der wortelschijfjes ge
schiedt in ijzeren ketels, waarin zij zoolang met water
van ongeveer 85° C. in aanraking gebracht worden
tot zij geheel uitgeloogd zijn. De deffusie-ketels zijn
zoo aan elkander verbondendat het sap van den
eeneu ketel op den anderen kan overstijgen. Een
deffusie-batterij bestaat uit 6-20 ketels. Men krijgt
hiermede f 88% sap.
Het sapop welke manier ook verkregen bevat
behalve suiker eene groote hoeveelheid vreemde stoffen,
die men van de suiker moet afscheiden hetgeen
door middel van kalk en door stoom verwarmde pannen
geschiedt (defecatie). Deze pannen worden tot op zekere
hoogte, (door plaatjes aangeduid, die een bepaalden in
houd der pan aangeven) met. sap gevuld verwarmd tot
75° a 90° C. en dan wordt de kalk in den vorm van
kalkmelk onder gestadig omroeren toegevoegd terwijl
men het sap door reguleering der stoomkraan langzaam
tot het kookpuut brengt.
Na de toevoeging der kalk ontstaan grove vlokken
in het sap, die naar de oppervlakte stijgen en daar een
dikke laag schuim vormen. Het heldere sap wordt nu
afgetapt, en dit bevat thans eene verbinding van suiker
met kalk. De suiker-fabrikant wil echter suiker en geen
suikerkalk, daarom is hij genoodzaakt een nieuw schei-
dings-proces te beginnen, en wel door middel van kool
zuur waardoor de kalk wordt neergeslagen (carbouutatie.
Het sap, van kalk bevrijd, loopt uu over groote filters,
gevuld met grof beenzwart, naar de uitdampketels (sy-
stime a triple effet)waarbij liet sap gedurende al de
voorgaande bewerkingen van 4-12° Beaumi dichtheid
op f 20° B. gebracht wordt. Na nu nog eens over
beeuzwartfilters geloopen te zijn komt het eindelijk in
de vacuumpan om tot kristallen gekookt te worden.
Uit dit kort résumé der hoofdbewerkingen zal het waar
schijnlijk duidelijk geworden zijn, dat de beetwortelsui-
ker-fabricatie niet gemakkelijk is en dat er zeer veel
kennis wordt vereischt om met voordeel zulk een veel
omvattende nijverheid te drijven.
Daar de fabricage hoofdzakelijk op natuur- en schei-^
kundige werking berust, moet de meest mogelijke voor
zichtigheid in acht genomen worden, omdat de geringste
afwijking groote verliezen berokkent.
Het beweren dat in ons land de beetwortelsuiker
industrie groote winsten kan afwerpen ,- klinkt velen
misschien paradox, te meer omdat er fabrieken zijn, die
ongunstige resultaten hebben opgeleverd, waardoor deze
nijverheid inzonderheid gebukt gaat onder het wantrou
wen der kapitalisten. En toch is het geen hersenschim,
te beweren dat in ons land minstens 50 beetwortelfa-
brieken konden bestaan, die goedefinancieeleuitkomsten
zouden geven. Van de 150,000 hectaren geschikt land
worden thans slechts 7-8000 heet. gebruikt voor de
beetwortel-cultuur;
Wordt vervolgd.)
i