N°. 24
Woensdag 23 Maart.
1810
WOENSDAGEN ZATERDAG.
Binnenlandsclie Tijdingen.
Buitenlandsclie Tijdingen.
A i
Z1ERIEZEESCIE COURANT.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN.
Gewone 5 cent de regel. Geboorte-, Huwelijks- es Dood-
berigtenvan 18 regels a 0,50.
VERSCHIJNT:
ABONNEMENTSPRIJS.
Per drie maanden f 1,25 Franco per post f 1,50. Inzeti
ding der Advertentiën daags te voren, vóór 10 ure 's morg
De interpellatie -van Kerkwijk.
In de zitting van de Tweede Kamer van Maandag
14 Maart heeftde afgevaardigde uit het kiesdistrict Zierik-
zee, de heer J. J. van Kerkwijk den minister van justitie
om inlichtingen verzocht omtrent de gevangenzetting van
éeuige personen in Zeeland, die wegens overtreding van het
reglement op het bevisschen der Schelde en Zeenwsche
stroomen tot gevangenisstraf en boete veroordeeld waren
doch van de gevangenisstraf van den koning gratie
gekregen hadden. Uit de antwoorden van den minister
is gebleken dat dit tengevolge van een ook in zijn
oog onvergefelijk verzuim van den ambtenaar van het
openbaar ministerie bij het kantongerecht te Goes die
daarvoor dan ook door de regering is terecht gewezen,
gebeurd is; deze is echter niet ontslagen, want „zoo
officieel als niet officiëel kwamen van alle kanten be
richten dat hij overigens een naauwkeurig en braaf
ambtenaar is van wien men niet hen- begrijpen dat
hij anders dan uit onvoorzichtigheid zou hebben gehan
deld. Bovendien heeft hij het bewijs geleverd dat de
elf personen die wederrechtelijk hebben gevangen ge
zeten door hem volkomen tevreden gesteld zijn. De
regering heeft dus al gedaan wat zij kon."
Nu wenschen wij ons gevoelen mede te deelen
I over het feit waarover de interpellatie liep eu de
houding der regering
II over de interpellatie zelve.
L
Het feit is een onvergefelijk verzuimDe minister
heeft volkomen gelijk.
In een vrijen staat moeten de burgers tegen wille
keurige inhechtenisneming gewaarborgd zijn en is het
niet Voldoende dat in de grondwet en in de bijzondere
wetten dit begiusel gehuldigd iser moet ook zekerheid
zijn dat de vele waarborgen (die voorzeker onze wet
geving in dezen tot sieraad strekkenniet door slofheid
van de ambtenaren met de uitvoering der wet belast
verkracht worden en waar idit gebeurt moeten de
burgers (niet alleen de bcleedigdenmaar pjle
'irargers van den staat) de overtuiging hebben dat de
regering zoo iets niet maar .door de vingeren zietmaar
waakzaam is om voor het vervolg de mogelijkheid
daartoe krachtens hare -macht er haar plicht weg te
nemen. Anders heeft men aan de beste wetten niets.
Wanneer nu een ambtenaar van het openbaar mi
nisterie des konings beschikking op een verzoek om
gratie welke hem schriftelijk wordt medegedeeld ont
vangen heeft., dan heeft hij^ om te weten, hoe hij ten
aanzien van het gevélde vonnis moet'handelen niets
anders te doen dan dat koninklijk bèsluit te lezen
lezenlezen en als het soms onduidelijk is eens her
lezen maar meer dan lezen moet hij niet doen. En
als hij eene straf executeert zonder dat gedaan te
hebben of zonder het goed gedaan te hebben dan
pleegt hij op zijn minst genomen .een onvergefelijk
verzuim. De waarborg dat men eene straf, welke de
koning geheel of ten deele heeft opgeheven niet zal
ondergaan vervalt dan geheel, en wel op zulk eene wijze
dat het onmogelijk is tegen.znlke verzuimen an.dere midde
len uit te denken dan een dadelijk ontslag.
De minister heeft zelf niet onduidelijk verklaard, men
leze zijne redevoering in het bijbladdat niet lezen de
eenige oorzaak van het gepleegde verzuim is het eerste
gedeelte van het besluit des koningswaarin de ont
heffing van de principale gevangenisstraf vermeld staat,
heeft de bewuste ambtenaar eenvoudig over het hoofd
gezien" Let wel het eerste gedeelte, het voornaamste
gedeelte. Misschien is het andere evenwel des te
naauwkeuriger gelezen: dat baat ons evenwel niet,
het gcheele besluit moet goed gelezen en het voor
naamste niet met een vlugtigen blik over het
hoofd gezien wordenwant aldus worden de heiligste
rechten van het individu, en een prerogatief van de kroon,
door een niet te miskennen slordigheid krachteloos ge
maakt, en bovendien hetvertronwen van de maatschappij op
de rechtvaardigheid der justitie allergevaarlijkst geschokt.
Als dat gebeurd is eischt het algemeen belang dat
dat vertrouwen hersteld worde; het eischt dat er zeker
heid gegeven worde, dat de personen die over de
vrijheid van het individu krachtens hun ambt kunnen
beschikken dat alleen dan doen wanneer de wet hun
die bevoegdheid toekenthet eischt dat die personen
blijken van de grootste naauwgezetheid. geven, in de
volle overtuiging .dat er geen roekeloos spel gedreven
mag worden met het recht dat den mensch na het
leven het dierbaarste is ó'het eischt dat hij die tengevolge
van een onvergefelijk verzuim al is het zelfs maar één
persoon, onverschillie of hij een arm daglooner of een
rijke grondbezitter is onwettig gevangen zet van zijn
ambt ontheven worde.
Dit zonde niet te streng gehandeld wezen want
eene eenvoudige terechtwijzing baat hier niet
zij leverj; niet den minsten waarborg voor de toekomst
op noch tegen andere verzuimen. Persoonlijke con
sideration komen hier evenmin te pas de ambten mogen
niet gegeven of gelaten worden ter wille van den per
soon maar enkel en alleen van het volk van de natie.
Het recht dat hier geschonden is moet hersteld
worden. Wie uit onvoorzichtigheid een ander doodt of
zelfs maar verwondt wordt gestraften terechten wie,
niet eens uit onvoorzichtigheid maar tengevolge van een
onvergefelijk verzuim oen ander een tijd lang van zijne
vrijheid berooft blijft ongestraftAl bedreigt de wet
hier niet met een of andere bepaliug, liet rechtsbewust
zijn wijst hier evenzeer op eene strafbare rechtsschending,
als wanneer iemand ziju nevenmensch uit onvoorzich
tigheid lichamelijk beleedig.ten eischt bier evenzeer
eene straf.
„Anders dan uit onvoorzichtigheid" zegt de minister»
is hier niet gehandeld, en hij vpert dit ter verschooning
aan. Doch dat is geene reden p.m den nalatige niet
te ontslaan, maar wel om art. 114 vlg. van het wet
boek van strafrecht niet toe te passen. Het gepleegde
feit is van dien aard, dat als er boos opzet bijkomt een
zware -straf zelfs in ons wetboek van strafrecht, dat
anders zoo niet de sporen draagt van met de vrijheid
ingenomen -te zijn den dader treft.
Met recht meenen wij te kunnen beweren dat
de minister geheel en al voorbij gezien heeft .dat
behalve met dc schade, die er aan de ongelukkigen, die
wederrecliterlijk gezeten hebben, is toegebracht, meu nog
te rekenen heeft met het belang van staat en maat
schappij die eene justitie noodig hebben die het volste
vertrouwen verdient en waarin men geene onvergefelijke
verzuimen duldt. Zoodra toch de minister de
bewijzen had., dat de elf personendie wederrecliterlijk
gezeten hadden door schadeloosstelling voldaan waren,
was de zaaknadat hij bovendien officiële en niet
officiële berichten van goed gedrag gekregen hadaf
gedaan en hij erkende dus niet zooals door
den heer van Voorthuijzen zper juist werd aangetoond
dat er „voor de verkeerde toepassing eener straf eene
b.eti'.ekking ontstaat tusschen den betrokken persoon en
de justitie, maar niet tusschen hem en den ambtenaar
.die door zijne söhüld aanleiding gegeven heeftdat
hem schade berokkend is." Deze is wel zedelijk ver
plicht de berokkende schade te vergoeden (het moest
er dan oo'k npg maar bijkomen dat hij dit niet gedaan
had maar daarmede is de zaak niet afg.eloopen
de justitie moet in hare eer hersteld wordenen de
zwarte vlek die thans op haar kleeft verwijderd. De
billijkheid en het recht eischen dit, en als er niet zulk
eenè pressie in deze zaak op onzen voor indrukken
erg vatbaren minister van justitie gemaakt waszoude
er misschien wel anders gehandeld zijn. Voorspraak
van vrienden heeft hier den geheelen afloop bedisteld
niet de zucht om streng rechtvaardig enkel in het be
lang van staat en maatschappij te handelen.
De lofdie de minister zich zelf toegezwaaid heeft,
door te beweren dat de regering al gedaan heeft wat
zij kon, is geheel olverdiend. Het bekende spreek
woord wordt hier wederom bevestigd.
Zooals ook in antwoord op den heer van Voort
huijzen zeer ten onrechte door den interpellant beweerd
werd. Schadeloosstelling is geheel iets anders als straf.
(IWordt vervolgd.)
Zieïitkzee 22 Maart. Het rhetorisch gezelschap
E. N. Z. K. gaf gisteren avond in de concertzaal
eene Soirée met medewerking van het muzijkgezelschap
onder directie van den heer Piek ten voordeele der
armen van alle geziudten welke door een talrijk pu
bliek werd bijgewoond en veel genot verschafte. De
gecostumeerde uitvoering van Hofdyk's Trouwe in
Ontrouw en een fragment in twee afdeelingen van
Krelis Louwen of Alexander de Groote op het Poëten
maal was zeer verdienstelijk en oogstte groofcen bij
val. Meer dan een moment was erdat getuigde
van meer dan gewone talententerwijl het geheel
het bewijs leverdevan oefening en studie dat dit gezelschap
zijne krachten met liefde blijft wijden ook aan het heil der
armen.
Zierikzee 22 Maart.. Het lid der 2de Kamer van
de Staten-Geueraal, Mr. G. Eokker, heeft aan het voor-
loopig verslag over bet wets-ontwerp omtrent de cala-
miteuse polders eene nota toegevoegd, waarin hij doet
uitkomendat in dat ontwerp te veel geregeld en te
weinig aan de werkzaamheid der Provinciale Staten
overgelaten is. Vooral heeft hij bedenkingen tegen de
bepalingen van het ontwerp omtrent de calamiteus-
verklariug van polders en de vrijverklaring van calami-
teuse polders, welke onderwerpen zoo volledig geregeld
worden, dat er voor den provincialen wetgever in deze
niets meer te regelen overblijft. Wijders doet hij zijne
bezwaren kennen aangaande de voorgestelde dubbele
besturen(een dijksbestuur voor het beheer der zeewe
ringen en oeververdediging en een polderbestuur voor
het belteer der inwendige belangen), en aangaande de
voorgestelde regeling dersubsidiën van de achterliggende
polders.
Een treurig geval had gister alhier plaats daar
de loodgieter W., een brave oppassende man, die op
het dak van een huis werkzaam een misstap deed, naar
beneden stortte en weinige uren later een lijk was.
De leden der Provinciale Staten zijn door den
Commissaris des Konings opgeroepen tot eene buiten
gewone vergadering op 4 April e. k. te openen. De
werkzaamheden bestaan in 1. oprichting van een wa
terschap der sluis aan de "Wielingen bestaande uit de
polders en landen voor wie in het voorn. 4de district
van Zeeland eene nieuwe uitwatering gemaakt wordt;
2. vaststelling van een reglement voor dat waterschap;
3. vaststelling van een reglement op bet bestuur van
den polder Walcheren4. beraadslaging over de zaak
der grenscheiding tusschen Noord-.Beveland en Zeeland-
Een overzicht van het ontwerp-reglement voor het
waterschap der sluis aan de Wielingen werd in ons
nommer van 19 Maart opgenomen. In ons volgend
nommer geven wij een overzicht van het ontwerp-regle
ment voor den polder Walcheren.
Men leest in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
van 21 M.aart
„Middelburg18 Maart. Naar men verneemt zal
het met April a. s. vertrekkende detachement-huzaren
door een ander onmiddellijk vervangen worden terwijl
voor het vervolg in het garnizoen van Veere zal voor
zien worden door een detachement infanterie -uit
Bergenopzoom."
Yoor de juistheid van dit bericht kunnen wij in
staan terwijl wij onze lezers er opmerkzaam opmaken
dat hetgeen dienaangaande in de Zierikzeesehe Nieuws
bode van jl. Dingsdag en in de Rotterdamsche Courant
van jl. Zaterdag voor kwam onjuist is.
De te Middelburg gevestigde afdeeling der ver-
eeniging ter bevordering van Eabrieks- en handwerks-
nijverheid in Nederland heeft Woensdagavond in haar
vergadering besloten tot de oprichting van een am
bachtsschool voor jonge lieden die den leeftijd van
vijftien jaar hebben bereikt.
Te Groningen wordt het volgende adres aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal geteekend
Geven met verschuldigden eerbied te kennen onder-
geteekenden, belastingschuldige ingezetenen der gemeente
Groningen
dat zij met leedwezen hebben vernomendat z. exc.
de minister van financiën op den 7 Maart jl- aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft ingediend een
wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk VHU der
staatsbegrooting voor het dienstjaar 1870 kosten van
het algemeen collegie van toezicht op het kerkelijk be
heer bij de Hervormden
dat zij in dit ontwerp werd het tot wet verheven
een maatregel ziengansch in strijd met het aangeno
men beginsel van scheiding van kerk en staat, aange
zien daardoor een voorrecht wordt verleend aan een
deel -\jan één kerkgenootschappiet voorbijgang van
alle andere kerkgenootschappenwier leden evenzeer
bijdragen in de opbrengst van 's lands geldmiddelen
dat zij het een partijdigen maatregel achten in den
geest van een deelongetwijfeld de minderheid
der leden van het Hervormd kerkgenootschapaange
zien een -groot aantal gemeenten en daaronder de
grootste in ons vaderland verklaard hebben niet
gediend te willen zijn met het toezicht van genoemd
algemeen collegie
dat zij he.t een onbillijken maatregel achten tegen
een groot aantal leden der Hervormde kerk in gemeenten,
waar nooit de gelegenheid geschonken is om zich vóór
of tegen de aansluiting aan het algemeen collegie te
Verklaren
dat zij een beroep doen op liet rechtsgevoel der
wetgevende macht tegenover zooveel duizenden onder
danen die niet tot het Hervormd kerkgenootschap be-
hooren en tegenover zooveel duizenden van zijn leden
die het bestaan van genoemd collegie op zijn minst
onnoodig rekenen.
Zoo is het dat zij verzoeken dat bovengenoemd
wetsontwerp nimmer tot wet aangenomen worde.
Het Concilie*
De Augsb. Allg. Zeit. behelst een brief uit Rome
hoofdzakelijk gewijd aan een beschouwing van het
nieuwe dogma der pauselijke onfeilbaarheid dat een
aanhangsel vormt op de Canones de ecclesia. De
toon van den schrijver is ontstemd en bitter. Hij be
schouwt het geheeie Coucilie als een weloverlegde intrigue
van de Jezuïeten. Hij drijft den spot met den paus
die straks van den troon in de eonciliezaal zal ver
kondigen, dat hij in zijn uitspraken over leer en over
zedelijkheid onfeilbaar is. Wellicht dat een zonnestraal
valt op den pauselijken zetel op dat ooger.bhkwant
cp een bepaald uur yan den dagwanneer de zon
schijntvalt een barer stralen op die plek en wan
neer men dat uur kiest, verschijnt de goddelijke open
baring van 's pausen onfeilbaarheid voorzeker in een
verheven licht. Ook zou men eeu duif kunnen brengen
in de Pieterskerk en die africhten op 's pausen hoofd
te vliegen dat zou waarlijk een goed effect maken
de duif zal den Heiligen Geest wel meebrengen.
De meerderheid van de bisschoppen gaat het bij het
bericht van het dogma evenals de Atheners bij de
boodschap van Alexander de Groote, dat hij God gewor-
den was en als zoodanig vereend wilde worden. Een
volksvergadering verklaarde Als „Alexander bepaald
God wil zijn, wij hebben er niet tegen". Driehonderd
bisschoppen zeggenwij eten 's pausen broodwij
drinken zijn wijn wij slapen onder zijn dak welnu
laat hij onfeilbaar zijn. Honderd bisschoppen zijn in
partibus infidelium zij hebben geen diocesengeen
gemeenten van wien zegden zij hebben wij onzen
titel? van den paus? welnu, dat hij onfeilbaar zij.
Zoo gaat het met de gansche meerderheid.
De. minderheid van de bisschoppendie vasthoudt
aan de oppositieis over den loop der zaken zeer ont
stemd. Men vermoedt dat de paragrafen of dogma's
nn weldra met spoed onder behandeling zullen komen
en met stoom afgewerkt.
Wij leven hierzegt de correspondenten dat
verklaart veel, op den grond, waar Tacitus 1 SO
jaar geleden de woorden schreef„de zucht om te
heerschen is sterker dan alle begeerten."
Nog een andere bijzonderheid wordt medegedeeld
men heeft de Canones de Ecclesia verg'-h ken met een
schets die een hoogleeraar aan het College Romano
een Jezuïet, op zijn college gebruikte, die schels en
de Canones stemden letterlijk oveieen. Zelfs de 'nis-
schoppen van de meerderheid konden een gevoel van
wrevel niet onderdrukken toen zij dit noordenwaren
zij dan naar Rome gekomen om eeu college-boekje
van een Jezuïet tot dogmatische besluiten van de ge
heeie kerk te verheffen
Uit Weenen wordt door den correspondent van de
Augsb. Allg. Zeit. geschreveu dat de Hongaars ch-O os -
tenrijksche bisschoppen te Rome zooflra mogelijk naar
huis zullen gaan zij kunnen de noodlottige besluiten
van het Concilie toch niet voorkomenen wensehen
de heele geschiedenis daarom liever niet bij te wonen.
(Vaderland.)
DUITSOHLAN D.
Men zal zich herinneren dat ruim een jaar ge
leden, den 16 Eebruari 1869 de schouwburg te
Keulen door een verschrikkelijken brand vernield werd
bij welke ramp eenige personen omkwamen. De oorzaak
van dit onheil bleef onbekenddoch eenige dagen later
verklaarde eene vrouw Ursula Schmitz die men op
de stoep van een huis vond zitten, onder een vloed vaa
tranen en als door wroeging gedrevenin tegenwoor-
digheid van verscheidene personendat zij den schouw
burg in brand gestoken had om zich op den kassier
Backhans en diens echtgenoot te wreken. Gearresteerd