N°. 81
NVoenstlag 9 October.
WOENSDAGENZATERDAG.
1867
Besturen en Adminislratiën
Afkondiging.
Bekendmaking.
Binnenlandsche Tijdingen.
or£.
ZIERIKZEESCHE COURANT
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Gewone 10 cent de regel. Geboorte- Huwelijks- en I
Doodberigten van 1 6 regels f 1 behalve het zegelregt
VERSCHIJNT:
ABONNEMENT S-P Rij S.
Per drie maanden ƒ2,00—Franco per post ƒ2,25. Inien-
ding der Advertentiën daags te voren, voor 10 ure'sinorg.
De Burgemeester van Zierikzee brengt ter open
bare kennis dat liet kohier voor het patentregt dezer
gemeente, dienstjaar 186% eerste kwartaal, op den
4 dezer maand, door den heer Commissaris des
Konings in deze provincie is executoir verklaard en op
heden gesteld wordt in handen van den heer Ontvanger
der directe belastingen alhier ten fine van invordering
ingevolge de wet.
Zierikzee den 8 October 1867.
B. C. CAU.
Burgemeester en Wethouders van Zierikzee maken
bekend dat H. J. KOEVOETS Smid in deze Ge
meente vergunning heeft gevraagd tot het oprigten
van eene Smederij voor klein- en Bankwerk in het
huis in de Bagijne-straatplaatselijk gemerkt wijk C
no. 827 en dat de informatien de commodo et in-
commodo betreffende dit verzoek zullen worden gehou
den op Woensdag den 16 October aanstaande te 12
uur des middagsin de gewone vergaderkamer van
het bestuur op het Raadhuis
Zullende alsdan allen die tegen dat verzoek bezwa
ren mogten willen inbrengen in de gelegenheid zijn
om in hun belang te worden gehoord.
Zierikzee den 8 October 1867.
Burgemeester en Wethouders,
B. C. CAU.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
Zierikzee 7 October.- Benoemd bij de dienstdoende
schutterij alhier tot len luitenant mr. J. van der Lek de
Clercq thans 2e luitenanttot 2en luitenant mr. J. M.
Isebree Moens thansschutter.
Men schrijft uit 's Gravenhage aan dé' .'Arak. ct.
dat de Tweede Kamer voornemens is in den loöp der
Volgende week voor een korten tijd uiteen te gaan.
Het onderzoek der bègrootingswetten moet alsdan zijii
afgeloopen ook zelfs dat van liet wetboek van straf
vordering,.,want volgens de regeling der werkzaam
heden moet dat onderzoek vóór de behandeling van
hoofdstuk IX (koloniën) plaats hebben.
In den ochtend van den 1 dezer werd voor het
strand van Terschelling een schip gezien hetwelk in
nood verkeerde dadelijk werd de. reddingboot afge-<
zonden en ontwaarde men dat het schip gestr'and was.
Twee man, der equipage waren reeds tengevolge van'
de hevige oploopende zeeën en hoog oyer het schip
laopende brjradijigeu ".ovep boord geslagen beiden
kwamen echter behouden aan strand. Sc! ipp.er P. T,
Krul en elf - flinke zeeliedëiir namen Het'besluit met de
reddingboot te beproeven, de manschappen die zich
nog aan boord bevonden te redden r dadelijk stak
men dan ook van wal. Twee malen werden deze
moedige lieden door de hevige brandingen teruggeslagen.
De derde maal mogt het gelukken de reddingboot
langs het gestrande schip te krijgen en werden de
overige schépelingen vijf in getalbehouden aan wal
gebragt. De genoemde schipper heeft deze redding
met het grootste beleid bestuurd on ook de overige
helpers, zijnde: S. Drijver, J. DrijverC. Drijver,
J. S. Drijver K. Knop K. Bakker H. de Haan
IJ. de Beer R. Klein P. Bos en D. Builverdienen
lof voor hunnen betoonden moed; De nieuwe redding
boot welke bij deze gelegenheid voor het eerst werd
gebruiktheeft bijzonder voldaan. Het gestrande schip
is de Franscke brik Dorade kapt. Allainmet hout
van Zweden naar Frankrijk bestemd.
Schipper D. N. de Boer en de opvarende loodsen
en kweekelingen van de loodsboot No. 1 van Terschel
ling begaven zich op 25 Sept. met zwaar stormweder
naar eene op lager wal van het Vlie in nood verkee-
rende Nederlandsche kof. Na twee vruchtelooze pogin
gen kwam men in hare nabijheid. Er viel echter aan
geene redding meer te denken daar de kof in de
zware branding wegzonk. Slechts met de grootste
moeite gelukte het de loodsboot weder behouden in de
haven van Terschelling binnen te brengen. Wegens de
zware stortzeeën had de geheele bemanning der boot
zich aan touwen vastgebonden en werd zelfs de loods
P. W. Roda over boord geslagen maar gelukkig met
eene teruggaande zee gered.
Naar men verneemt zal eene vervolging worden
ingesteld tegen den opper-rabijn van Keulen wegens
het kerkelijk inzegenen van een huwelijk ten huize van
een particulier te Arnhem van welk huwelijk ook aan
het kerkbestuur der Israëlitische gemeente niet bekend
was dat liet vooraf burgerlijk was gesloten. Alvorens
de kerkelijke inzegening plaats had ging de bruid tot
de Israëlitische godsdienst over en onderging de daarbij
- voorgeschreven formaliteiten. (Arnli. cour.)
Men verneemtdat jl. Woensdag door den senaat
van het Utreehtsche studentenkorps aan den hoog
leeraar Donders een adres is aangeboden hetwelk door
ongeveer 200 studenten was onderteekend inhoudende
het verzoek om die hoogeschool niet te verlaten. De
hoogleeraar gaf bij die gelegenheid te kennen dat hij
omtrek het beroep naar Amsterdam nog geen vast
besluit had genomen maar dat hij bij het nemen van
een besluit dit adres in ernstige overweging zal nemen.
(N. Rott. cour.)
Het Utrechtsch dagblad verneemt dat bij den
minister van oorlog het voornemen bestaat om weldra
cenige wijziging in de thans bestaande inrigting der
militaire afdeelingen te brengen onder anderen zou
aan ieder bevelhebber worden toegevoegd één hoofd
officier van deii 'generalen staféén van de genie één
van de intendance en één van den geneeskundigen dienst.
Het provinciaal geregtshof in Zuid Holland heeft
11. Donderdag uitspraak gedaan in de zaak van Johanna
van Reij huisvrouw van Cornelis Hartog eerder we
duwe van Jacobus van Dam oud 81 jaren gewoond
hebbende te Middelharnis die beschuldigd werd van
haar ruim tweejarig stiefkind te hebben gedood.
Het li.of heeft., alle oordeelvellingen van getuigen
of. verklaringen van 't geen zij van anderen vernomen
hadden ter zijde latende in een uitvoerig arrest zich
geheel met het rapport der deskundigen vereenigd en
tevens op grond van de bekentenis der beschuldigde,
bewezen verklaard, dat de beschuldigde op 12 April
dezes jaars haar stiefkind zoodanig tegen den grond
heeft geworpen' en mishandeld dat daardoor inwendig
kneuzingen en bloedverlies zijn ontstaan en waardoor
de dood isV veroorzaakt. Deze daden die het hóf niet
aannemelijk, heeft geacht tekuünèn worden beschouwd
als daden, vau moederlijke tuchtzijn gequalificeerd
nederlaag van een mensch (doodslag). Johanna van
Reij is deswege veroordeeld tot confinement in he,t
tpchthuis voor den tijd van zes jaren.
Men zou ligt denken dat de vreedzame Neder
lander er althans niet aan dachtom moord- en ver-
delgiugs-werktuigen uitteviuden en dat hij zich alleen
wijdde aan nijverheids-ondernemingen die aller voordeel
en welvaart bedoelen. Wij vernemen thans dat er ook
onder ons moord-werktuig uitvindings-genien zijn. Al
thans uit de residentie wordt aan de Friesche Courant
gemeld „dat de uitvinding van den heer M. van Hallum!
niet de eeuige is,, welke aan het ministerie van oorlog
wordt onderzocht. Binnen kort worden op de vlakte
van Waasdorp proeven gedaan mét een allerverderfelijkst
projectiel door een apotheker te Amsterdam als
chemist met lof bekenduitgevonden; Dit projectiel,
moet in een oogenblik een geheel vijandelijk leger in
brand steken, en wat er tot nog toe van bekend is,
doet vermoeden .dat dit vreesselijk oorlogswerktuig aan
de overdrevenste moordzucht van de militairen zal
voldoen." -
Wij mogen ons- dus verzekerd houden dat de na
buur ons in niets! meer vooruit is en dat wij ook deel
kunnen nemen aan den wedstrijd wie de wereld het
eerst ontledigen zal; Wij zullen Bismarck gerust kun
nen verwachten welk een leger hij ook op ons afzende
het zal slechts komen om met één slag vernietigd.
te zijn, (G. cour.)
Men schrijft uit Utrecht van 3 dezer.
„Heden namiddag te 2 uren sprak prof. Opzoomer
in het gröot auditorium der hoogeschoolvoor een
zeer talrijke schaar van studenten en andere belang
stellenden volgens gewoonte eene redevoering uit tot
opening zijner academische lessen. Zijn onderwerp was
ditmaal Götlie en diens wereldbeschouwingzijne ver
houding tegenover de wereld God het Christendom
en den persoon van Christus.
„Onder de genoegelijkste uren, zoo ving de rede
naar aan die het reizen hem had opgeleverd behoorde
de tijd in den laatsten zomer doorgebragt in de ou
derlijke woning van Göthe. Daar had hij met de
oogen zijner verbeelding de kindsheid en eerste ont
wikkeling van den grooten man levendig aanschouwd
en menig tooneel had zich aan hem vertoond gelijk de
dichter het op zijne meesterlijke wijze heeft beschreven.
Het is eene natuurlijke eigeuschap van den mensch
dat al wat hem groote mannen herinnerthem dierbaar
is. Wij zijn niet slechts geest maar ook ligekaam wij
zijn zinnelijke wezens en hebben dus behoefte aan
teekens symbolen. En voorzeker onder de uitstekende
mannen neemt Göthe eene eerste plaats in hij dien
de Duitschers als hun grootstén landgenoot sedert
Luther erkennen. Niet alleen zoover de Duitsche taal
weerklinktmaar overal waar beschaving en. ontwikkeling
wordt gevonden kent en leert men Götkc's werken.
Er zijn menschen die de lectuur van Göthe na de
vermoeienissen van den dag en de inspanuing der studie,
slechts als eene aangename verpoozing beschouwenzeer
geschikt om daarbij uit te rusten. Maar daarvoor
staat Göthe veel te hoog hij verdient niet met een
uitgeputten geestmaar met al de frisscke kracht onzer
ziel te worden gelezen en bestudeerd. Want hij was
geen dichter zopals de literatuur van elk volk er velen
kan aanwijzen geen dichter die slechts heerschappij
voert over taal en versbouw en door maat en rijm ons
liefelijk doet insluimeren hij was dichter en denker
tegelijk. In den schoonsten vorm kleedde hij den
rijksten inhoud.
„In de vorige eeuw onstond in de twee magtigste
staten van het vaste land van Europa een steeds toe
nemend verzet tegen de bestaande maar verouderde
vormen en toestanden. Er openbaarde zich een krachtig
streven naar het natuurlijke het echt menschelijke
tegenover het traditioneele en onnatuurlijke. In Frank
rijk vertoonde zich dit streven vooral op practisch gebied
en men sprak er van de eeuwige regten van den mensch.
In Duitschland daarentegen vonden de nieuwe begin
selen bij voorkeur ingang in de theoriein de weten
schap. Natuurlijk kwam men tot overdrijving. Doch
er waren geniale mannen die aan het streven van hun
tijd krachtig deelnamen en in de voorste gelederen
streden maar die tevens stand hielden waar anderen
te ver gingen en die de nieuwe beweging binnen hare
juiste grenzen beperkt hielden. Tot die mannen be
hoorde Lessing die de woeste jagers der vrijkorpsen
beteugelde en zelf de orthodoxie in bescherming nam
tegen hare ligtzinuige oppervlakkige bestrijders. Tot
hen behoorde Herder die optrad met profetischeu gloed,
maar die ook de grenzen aanwees tusschen de wereld
van het gevoel en die van het verstand en aan beiden
hunne eigene taak aanwees. Onder hen nam ook Göthe
eene plaats in. Ook hij bewoog zich in de nieuwe
•rigting ook hij erkende het natuurlijke het oorspron
kelijke het echt-menschelijke in zijne volle waarde
maar hij bewaarde daarbij steeds zijne kalmte en rus
tig giug hij voortzonder zich schuldig te maken aan
de overdrijving van vele zijner tijdgencoten.
„Göthe die men zoo dikwijls „een man zonder hart"
heeft genoemd had een hart voor alles wat hij rondom
zicli waarnam voor alles wat de menschelijke borst
beweegt. Om het oneindige te bereiken wilde hij zich
in alle rigtingen in het eindige voortbewegen. Liet
hij zich afkeurend uit over hen die steeds in eigen
boezem staarden en de wereld rondom zich veronacht
zaamden het was niet omdat hij de regten van het
geweten miskende muar omdat hij in liet rijke volle
leven dat zich in duizende vormen rondom den mensch
vertoontde rijkste bron van ontwikkeling voor dezen
zag. In het leven der natuur zag hij het leven der
Godheid. Die natuur was hem geen doode stof, maar
een levend organisme dat zich ontwikkelt naar een
voorgeschreven doel. Hoe menig punt van verschil er
ook noodwendig moest bestaan tusschen den schrijver
van den "Werther en den Faust en Spinoza die langs
den weg van mathematische en rabbinistische bespiege
lingen zich tot de hoogste ontwikkeling had verheven
toch was er veel in de wijsbegeerte van den laatstge
noemde waarvoor Göthe innige sympathie gevoelde.
Yan Spinoza leerde hij hoe de regten van het indiyidu
niet het hoogste zijn, maar.hoe allen deel uitmaken
van een groot geheelwaarin har.monie heerscht
waarin God alles bezieltwaarin alles zóó is ingerigt
dat het doel der algemeene ontwikkeling steeds meer
wordt bereikt. Daarom was Götlie met zulk eene innige
liefde voor de natuur bezield omdat hij overal in haar
de openbaring zag van het leven Gods zij was hem
„het kleed van God geweven aan het snorrende weef-
gestoelte van den tijd." Men zou de wereldbeschouwing
van Göthe met regt een godsdienstig optimisme kunnen
noemen. Yan het materialisme was hij ten volle af-
keerig. Men heeft hem van pantheïsme beschuldigd
maar daarbij voorbijgezien dat er tweederlei pantheïsme
bestaatwaarvan het eene zeer nabij het materialisme
het andere zeer nabij het theïsme staatbij Göthe kan
alleen van het laatste sprake zijn.
„Het is waar dat Göthe zich zeiven niet altijd ge
lijk is gebleven. Doch van hem gold wat Lessing van
zich zeiven getuigde dat hijwanneer in den storm
allen zich naar eene zijde van het schip begavenniet
in het midden bleef staan maar naar den tegenover-
gestelden kant ging. Vandaar bij Göthe soms menige
schijnbare overdrijving ter eene waar men ter andere
zijde zoo dikwijls verre overdreef.
„Göthe's geheele wereldbeschouwing is van. een diep
godsdienstigen geest doortrokken. Ook in zijne ge
schriften vinden wij dien overal weder. En zou hij
die zoo de waarde der. godsdienst erkende en gevoelde
zou hij van den hoogsten vorm der godsdienstvan het
christendom afkeerig zijn geweest 5 Slechts ten onregte
wordt het beweerd door oppervlakkige beoordeelaars
die in hun eigen dogmatisme opgesloten geen oog
hebben voor de grootheid de diepte van Göthe's geest.
Men heeft zoo gesproken van een Juliaanschen haat
dien Göthe in het midden van zijn leven tegen liet
christendom zou hebben gekoesterd terwijl men hem
slechts in de lente en iu de herfst van zijn leven eene
aanvankelijke toenadering of eene geringe overhelling
daartoe wil toekennen. Men beroept zich daarbij op
uitspraken van Göthe zeiven waarin hij zich voor een
heiden verklaart en zijn haat tegen het christendom
uitdrukt. Doch men vergeet dan vooreerst dat Göthe
daarbij van zijn staudpunt als kunstenaar sprak en ten
tweede dat de regtrnatige afkeer van wat zijne tijdge-
nooten voor het christendom verklaarden hem tot
dergelijke uitspraken dreef. Maar Göthe was van het
ware christendom niet afkeerig maar gevoelde er de
hoogste aclitiug den diepsten eerbied voor. Ten be.
tooge daarvan las prof. Opzoomer o. a. eene treffende
bladzijde uit Wilhelm Meister's Lehrjahre voor eenige
schoone zinsneden uit Göthe's gesprekken met Ecker-
mann en diep gevoelde woorden uit den brief dien hij
aun zijne vrome vriendin Amelie von Stolberg schreef.
Wie Göthe buiten het christendom plaatsthij moet
bijna de geheele rij van uitstekende denkers en wijzen,
van Shakespeare tot op onzen tijd uit het christendom
verbannen. Het is alsof Christus niet gezegd had
„zalig zijn de armen van geest," maar „zalig zijn de
armen van verstand!" Op uitnemende wijze toonde
de redenaar aan, welk een fijn, echt christelijke geest
er leeft in het gesprek dat Margaretka in den Faust
met den geliefde haars harten houdt over de godsdienst.
En als Gretchen door de woorden van Faust bijua
bevredigd is twijfelt zij nog of hij een christen is
omdat zij hem ziet in gezelschap van Mephistopheles.
Hoe krachtig spreekt de dichter hier zijne overtuiging
uit van de waarachtige diep zedelijke natuur des
Christendoms.
„Ook voor den persoon van Christus betuigde Göthe
diepen eerbied. Maar hij erkende in hem den echten
reinen "mensch niet den bovennatuurlijken zoon van
God. Wat met zijne rede streed kon hij niet aan
nemen en het was hem opmogelijk te gelooven dat
drie één is dat water branden kon dat eene maagd
één zoon zou hebben voortgebragt en dat dooden weer
in' bet leven terugkeerden. De bijbel stond hoog bij
hem aangeschreven en met groote ingenomenheid liet
hij zicli uit over de evangeliën. Hij hield dezen voor
echtniet omdat hij door critische onderzoekingen tot
de overtuiging gebragt was maar omdat hij er zulk
een heiligen levenwekkenden geest in vond die uitging
van den hoofdpersoon van Jezus. Voor hem was het
van veel meer gewigtdat in het evangelie van Lucas
eene bron van troost en bemoediging eu heiliging werd
gevonden voor duizenden uit allerlei tijden dan de
vraag of het geschreven was door den reisgenoot van
Paulus.
Voor Göthe waren dus het Christendom Christus en
do bijbel iets geheel anders dan wat zij zijn in de
voorstelling van den hekrompen dogmaticus. Aan
Lavater schreef hij „uwe pleisters willen bij mij niet
kleven en de mijne niet bij u maar in de apotheek
van den hemelschen vader wordt meer dan één recept
bereid." Zoo bewoog hij zich op een ruim en echt
evangelisch standpunt. Aan 's menshen onsterfelijkheid
twijfelde hij niet. Het zijn slechts kleine geesten
met I
be-
zoo Zm
■ups 1 h
eeaUl
kist I
hun I
zij
met /i|
ge-
:ds
iet
set
fd
i
tij
ïooifl
ilitcl
jual
ettci
del
Iel
tl
•li)
'eij
ijZ;