Zaturdag 16 February-
V
1861
WOEfÜSDAG E U ZATERDAG.
I6'
Besturen en Admiriistratiën
Notificatie.
Bekendmaking.
Publicatie.
BRANDSCHOUWING.
Kennisgeving.
Binnenlandsehe Tijdingen.
14
et
IERIKZE
PRIJS DER ADVERTENTIES.
Gewone 10 cent de
Doodberigten van 1
regel. Geboorte- Huwelijks- en
6 regels if 1 behalve het zegelregt
VERSCHIJNT:
ABONNEMENTSPRIJS.
Per drie maanden f 2,00Franco per post f 2,25. Inzen
ding der Advertentiën daags te voren, voor 10 ure'sinorg.
gen
de
erd
leef
Ier
6,
t dtr
:lbttïg
21 boot
gs en
min.
Veen,
n naar
•t ran
Vos
De Gedeputeerde Staten van 'Zeeland,
doen te weten dat door de Staten dier
provinciein hunne vergadering van deu 8
November 1866 is besloten eene voordragt
te doen tot vermindering van de regten die
volgens art. 2 van het reglement van den
i) Julij 1852 (Provinciaal blad no. 109 van
dat jaar) gewijzigd bij de wet van den 18
December 1858 (Staatsblad no. 110), (Pro
vinciaal blad no 111 van dat jaar) voor het
gebruik van de provinciale steigers in Zeeland
geheven worden en dat de heffing dier reg
ten overeenkomstig bedoelde voordragt alsnu
nader is gewijzigd bij de «vet van den 29
December 1866 (Staatsblad no 220), zoodat
voornoemd art. 2 thans luidt als volgt
„Voor het gebruik van eenen steiger zal
telkens bij het aanleggen ten behoeve der
provincie moeten betaald worden
„a. voor ieder reizend persoon met een
stoomvaartuig aankomende of ver
trekkende /0 10
„b voor ieder reizend persoon die door
de in de Ier plaatse van de steigers
bestaande overzet-veren aldaar wor-
den ingenomen of aangezet - 0.02
„c. voor ieder reizend persoonaldaar
aankomende of vertrekkende door
middel van andere vaartuigen - 0.05
„d. voor elk vaartuig, zonder passagiers,
en al of niet ter lading of lossing
aanleggende en vertoevende niet
langer dan een half uur - 0 20
meer dan een half uur doch niet
langer dan een uur- 0.40
langer dan een uur voor elk nieuw
ingetreden uur daarboven - 0.40
eindelijk
voor beestiaal en andere goederen aldaar
in of uit stoombooten geladen of gelost
wordende5 percent voor de vrachtpen-
ningen volgens het tarief voor de stoom
booten verschuldigd."
Middelburgden 1 Februarij 1867.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
R. W. van LIJNDEN Voorzitter.
S. van der SWALME, Griffier.
De Burgemeester van Zierikzee
Id aanmerking nemende dat de Veetyphus in den laatsten
tijd zich meer en, meer over ons Vaderland verspreidt en vol
gens gerucht ook in de naburige gemeente St.-Maartensdijk
- zich vertoond heeft;
Ttekent zich verpligt nogmaals de aandacht der Veehouders
vooral hierop te.vestigen:
1. Dat zij voortdurend een naauwlettend oog slaan op den
gezondheidstoestand van hun Vee en
2. Dat zij zonder noodzaak niemand dan de hunnen op hunne
stallen of lij Ivun Tee toelatendewijl meermalen reeds
is geblekendat gezonde stallen zijn besmet geworden alleen
door het bezoek van personen t die op cene of anderemeestal
onbekende wijze, besmetting door kleederen of schoeisels
hebben overgebragt
Herinnert hen voorts wederom aan hunne verpligting
1tot het doen van onmiddelijke aangifte hj den Burgemeester
hunner gemeentezoodra zich Veetyphus of andere besmettelijke
ziekte op hunne stallen openbaart
2. tot afzondering van hun besmet vee waarvan het verzuim
wordt strafbaar gesteld bij de artt. 459 en volgende van het
wetboek van strafregtluidende als volgt:
Art. 459. Ieder houder of oppasser van dieren of van meik
of slagtbeesten die verdacht zijn van aangedaan te zijn van
besmettelijke ziekte die niet dadelijk kennis daarvan gegeven
zal hebben aan den maire der gemeente waar zij gevonden
worden eo die zelfs vóór dat de maire op die kennisgeving
geantwoord heeft, deze dieren of melk-of slagtbeesten niet
opgesloten gehouden zal hebben zal gestraft worden met eene
gevangenis van zes dagen tot twee maandenen eene geld
boete van zestien tot tweehonderd franken
Art. 469. Desgelijks zullen gestraft worden met eene
gevangenis van twee tot zes maanden en eene geldboete van
honderd tot vijfhonderd franken diegenendiein weerwil
van het verbod der regering hunne besmette dieren of beesten
onder anderen zullen hebben laten loopen.
Art. 461. In geval uit dit lateu loopen onder audere
beesten eene besmetting onder ander vee ontstaan is zullen:
diegenen die het verbod der regering overtreden zullen
hebben, gestraft worden met eene gevangenis van twee tot
vijf jaren en eene geldboete van honderd tot duizend franken-;
alles onverminderd de uitvoering der wetten en verordeningen
betreffende de Veeziekte, en de oplegging der straü'en
daarbij gesteld.
Onder opmerking wijders dat volgens de bepaling van
art. 6 der wet van- lo September 1866 (Staatsblad no.
150), zoodanige veehouders die of bedoelde aangifte zullen
hébben verzuimd of nalatig zijn gebleven om hun besmet, vee
af te zonderen behalve de daartegen bedreigde strafvervol
ging ook geen aanspraak zullen kunnen maken op de bij
art. 2 dier wei bepaalde vergoeding uit 's rijks kas wanneer
uit kracht der wet onteigening zal plaats hebben van bet op hunne
stallen aangetaste of van veetyphus verdacht vee of van
zoodanig vee dat met het aangetaste of verdacht vee in
onmiddelijke aanraking is geweest.
Gedaan te Zierikzee den 6 Februarij 1867.
De Burgemeester van Zierikzee
B. C. CAU.
Rationale VI i I i t i r.
Burgemeester en Wethouders van Zie
rikzee.
Lettende op het bepaalde bij art. 9 van het koninklijk
besluit van 17 December 1861 (Staatsblad no 127)
roepen de ingezetenen die verlangen als vrijwilliger bij
de militie op te tredenopom zich tot dat einde op
Woensdag den 20 Februarij e. k.des voormiddags van
1012 ure ter Secretarie op het Raadhuis aan te melden
onder kennisgeving, dat om als vrijwilliger te worden
toegelaten men moet zijn ongehuwd of kinderloos weduw
naar en ingezeten voorts ligchamelijk voor de dienst geschikt,
ten minste 1.56 el lang op den eersten Januarij jl. zijn
20ste jaar ingetreden zijn en zijn 35ste jaar niet volbragt
hebben tot op het tijdstip der optreding aan zijne ver-
pligtingen ten aanzien van de militie zoover die te vervullen
waren voldaan en een goed zedelijk gedrag geleid hebben
en dat het bezit dier vereischten met uitzondering van de
ligchamelijke geschiktheid en van de gevorderde lengte
wordt bewezen door een getuigschrift van den Burgemeester,
welk getuigschrift op Zaturdag den 23 Februarij e. k. des
voormiödags van 10'12 ure ter Gemeente-Secretarie aan
de daartoe geregtigden zal worden afgegeven terwijl hij
die bij de zeemagt bij het leger hier te lande, of bij het
krijgsvolk in 's Rijks overzeesche bezittingen heeft gediend
moet overleggen, behalve een bewijs van ontslageen
getuigschrift van den bevelhebber, onder wien hij laatstelijk
heeft gediend, inhoudende, dat hij zich gedurende zijn
diensttijd, goed heeft gedragen. Ieder, die bij het verlaten
van den dienst zulk een getuigschrift heeft ontvaugen kan
tot dat zijn 40ste jaar volbragt is als vrijwilliger bij de
militiè worden toegelaten.
En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwendezal
deze worden afgekondigd en in de Courant geplaatst.
Zierikzee den 9 Februarij 1867,
De Burgemeester
B. C. OAU.
De Secretaris
J. P. N. ERMER1NS
Burgemeester en Wethouders van Zie-
rikzee brengen ter kennis van de ingezetenen
dat op Maandag den 25 dezer maand en vol-
genile dagen eene nlgemeene iirtmd-
scltoteuving door de Directie der Brand
weer in de woningen der ingezetenen zal
worden gehoudenovereenkomstig de bepa
lingen der verordening tot voorkoming en
blussching van brandafgekondigd den 6
December 1855.
Zierikzee den 15 Februarij 1867.
Burgemeester en Wethouders,
B. C. CAU.
De Secretaris
J. P. N. ERMlCRiNS.
De Burgemeester van Zierikzeebrengt
tsr kennis van de ingezetenen d.it er op
Maandag, den 18 dezer, des namiddags
ten 1 ureop liet Kaadhuis alhier eene
openbare Vergadering van den Gemeente-Raad
zal gehouden worden.
Zierikzee t den 15 Februarij 1867.
De Burgemeester
B. C. CAU.
Zierikzee, 15 Februarij Bij koninklijk
besluit is o. a. benoemd tot ingenieur van den
waterstaat 1ste klasse, jhr. A. O. van den
Santheuvel en tot adspirant-ingenieur van den
waterstaat den surnumerair D. N. Labrijn.
Men meldt uit Bergen-op-Zoom van 13
dezer. Naar men verneemt is de veetyphus
alhier uitgebroken in een sta! Van 21 stuks
runderen waarvan gisteren reeds 6 stuks zijn
gestorven en de overigen allen zijn afgemaakt.
Volgens een berigt in de Goessche
Courantzal de heer van Kerkwijk niet
bedanken voor het lidmaatschap der Tweede
Kameren door den minister van binnen-
landsche zaken aan den koning voorgedragen
zijn om de werkzaamheden van den heer
van Kerkwijk zoo te regelen dat door hem
het lidmaatschap dier kamer gelijktijdig kon
worden bekleed.
Het voorgenomen muzijkfeest te Goes, zal
waarschijnlijk dit jaar geen voortgang hebben.
Jl. Woensdag is te 's Hage eene ver
gadering gehouden van het koninklijk instituut
van ingenieurs bepaaldelijk tot het doen van
eenige mededeelingen betrekkelijk de afdamming
van de Ooster Schelde door de heeren P
Caland en F. W. Conrad. Eerstgenoemde
besprak vooral de bezwaren der Belgische
ingenieurs die hij trachtte te wederleggen
bewerende dat de afdamming geen nadeel
toebrengen zal aan de bevaarbaarheid der
riviermaar daarop integendeel gunstig zal
werken.
De heer Conrad trad in een breedvoerige
beschouwing over de geschiedenis der zaak
en bragt de verschillende phases in herinnering
die het plan voor de afdamming der Ooster-
Schelde, van 1801 af, onder het eerste
Fransche keizerrijk tot op onze' dagen
reeds heeft doorloopen. Hij wees er daarbij
op hoe het plan zelfs in België onder
anderen in een in 1851 verschenen geschrift
en in verschillende rapporten van Belgische
ingenieurs was aanbevolen.
Hij toonde vervolgens aan dat door de
openstelling van het kanaal door Zuid-Beve
land aan de bepalingen van het tractaat van
1839 was voldaan. Ten opzigte der onge
grondheid van het bezwaar betrekkelijk de
bevaarbaarheid van de Wester-Schelde beriep
hij zich op bet gezag van den heer Laboulaye
(in den Moniteur des intéréts materiels) den
Belgischen ingenieur Kummer; den officier
der Belgische marine bij het loodswezen
den heet Stessels en voorts wees de heer
Conrad op de belangrijke geschriften van de
heeren. van LansbergeVreede en Fokker.
De verschillende betoogen dier schrijvers
over velerlei onderdeden der quaestie knoopte
de beer Conrad vast aan zijne eigen be
schouwing van de technische en internationale
zijde van het vraagstuk. (M. C.)
De heer Gosseltn de door de Fransche
regering benoemde ingenieur van het onder
zoek betrekkelijk de afdamming van de
Ooster-Schelde, heeft zich naar Bergen-op-
Zoom begeven vergezeld van de heeren
Conrad hoofdinspecteur in algemeene dienst
van den waterstaat, en Bloemendaal chef
van de hydograpbie der Nederlandsche
zeegaten bij het departement van marine.
Als eene bijzonderheid kan vermeld
worden dat in den tuin van den wel eerw
heer ds L. S. Meijer, uit Uithnistermeeden
oost ged.reeds peulen en doperwten in
mooije rijen boven den grond staan. Zij zijn
in het laatst van November gezaaid en
waren voor de gevallen sneènw nog niet
zigtbaar. Bij het wegdooijen zag men ze
boven den grond; een bewijs, dat onder
de sneeuw de groeikracht blijft aanhouden
en als 't ware bevorderd wordt.
Men meldt uit Brussel van 12 dezer.
Z. M. de koning is II. Zondag te paard
rijdende ten gevolge van een zijsprong van
het ros uit den zadel geworpen. Dit ongeval
heeft echter gelukkig voor Z. M. geen nadeelige
gevolgen gehad.
O it Nienwe Diep meldt men van 9 dezer.
Tal van ingezetenen zag nten heden op den
zeedijk den blik vestigende op eene nood
lottige plek in zee waar vermoedelijk heden
morgen verscheidene natuurgenooten den dood
in de golven moesten vinden. Het ontbreekt
waarlijk onze zeelieden gewoon om de woede
der zee te tarten niet aan menschenliefde en
aan heldenmoed om de stoutste gevaren te
trotseren maar toch was het hun onmogelijk
om terstond op het vernemên dat er op of
nabij de Razende Bol een schip in nood ver
keerde hulp te verleenen. Op dat schip
gisteren op die gevaarlijke zandbank gestrand
bevonden zich niet minder dan 27 personen.
Het was een Amerikaansch vaartuigde
Adisson genaamd van Soerabaija naar Am
sterdam bestemd. Onder de opvarenden die
bij den grooten afstand van den wal en de
hooge branding met ieder oogenblik den dood
voor oogen zagen bevond zich de vrouw van
den gezagvoerder met haar kind. Verschrik
kelijk moet de toestand zijn geweest waarin
zich die menschen gisteren avond en gedurende
den gansclten langen nacht bevonden. Hart
verscheurend is het verhaal dat daarvan door
de thans geredden wordt gegeven. Gedurende
den avond en in het begin van den nacht
gaven de schipbreukelingen door het branden
van teertonnen seinen naar den wal het waren
als krachtige roepstemmen om hulp en redding
uit dreigend doodsgevaar. Het was echter
onmogelijk de gevaarvolle plek te bereiken
en in grooten angst verbeidde men ook hier
aan den wal den naderenden morgen om
te zien of de schipbreukelingen nog in leven