BP. 103 Woensdag 27 December. 1865 OENSDAGER ZATURDAG. Bij deze Courant behoort een BIJVOEGSEL. AFKONDIGING. VEKSCJHIJNT: A BONNE M E N T S-P P, Ij S. Per drie maanden f 2.00—Franco per post f 2,25. Inzeri. ding der Advertentie» daags te voren, voor 10 ure'sinorg De Burgemeester en Wethouders van Zierikzee doen te weten dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van den 17 October 1865 is vastgesteld het volgende besluit BESLUIT tot heffing van een' Hoofdelijlcen Omslag in de gemeente Zierikzee. De Gemeenteraad van Zierikzee Overwegende dat tot dekking der gemeentelijke uitgaven de heffing van een hoofdelijken omslag noodzakelijk is Gelet op de artt. 1 6 8 en de slotbepaling van de wet van den 7 Julij 1865 (Staatsblad no. 79), benevens op art. 243 der wet van den 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85); BESLUIT Art. 1. Er zal, te beginnen met het jaar 1866 ten behoeve der gemeente Zierikzee jaar lijks eene directe belasting worden gehevenonder den naam van hoofdelijken omslag. Art. 2. Deze belasting wordt geheven tot zoodanig bedrag als de Raad jaarlijks zal vast stellen doch hoogstens tot een bedrag van 15,000. Dit bedrag mag met 6 ten honderd overschreden worden voor den aanslag van hen die lil den loop van een dienstjaar belastingschuldig geworden en op suppletoire kohieren gebragt zijn. Art. 3. De belasting wordt geheven 1. van de in de gemeente wonende of verblijvende gezinnen en 2. van in de gemeente wonende of verblijvende personen die of op zichzelve wonen bf bij anderen inwonende niet tot het gezin behooren. Art. 4. Voor leden van hetzelfde gezin worden alleen gehouden 1. Echtgenooten hunne inwonende bloed- en aanverwanten in de regte lijn benevens hunne inwonende broeders en zusters 2. Zamenwonende broeders en zusters. Art. 5. De aanslag van een gezin geschiedt ten name van het hoofd des gezins naar de vermoedelijke inkomsten van al de leden van het gezin en bij ontstentenis van het natuurlijke hoofd des gezins ten name van het oudste lid. Art. 6. Als grondslagen der heffing worden aangenomen 1. De inkomsten, welke door de belastingschuldigen over het jaar, waarin de belasting wordt geheven vermoedelijk zullen worden genoten en voor zoo verre hiervan geene of onvoldoende opgave wordt gedaan of bij Burge meester en Wethouders geene genoegzame kennis bestaat 2. De bekende inkomsten in verband met den uiterlijken staat der belastingschuldigen. In beide gevallen met inachtneming van de talrijkheid van het gezin. Art. 7. Door inkomsten worden verstaan alle vruchten van goederen bezoldigingen winsten van handelnijverheid beroep bedrijfarbeid en onderneming. Art. 8. Tot de inkomsten worden gerekend te behooren a. alle dag- en huurloon en hetzij in geld of op andere wijze genoten b. pensioenen wachtgelden lijf- en andere renten uitkeeringen uit weduwenfondsen levensver zekeringen en dergelijke c. renten en uitdeelingen van aandeelen in vennootschappen en andere maatschappijen d. renten van inlandsche en vreemde fondsen en effecten en van uitgezette kapitalen e. alle uitkeeringen hetzij van ouders hetzij van anderen zelfs onder den naam van gift genóten f. de huur en alle verdere voordeelen van verhuurde of verpachte goederen g. de winsten baten en voordeelen van onroerende goederen anders dan tot uitoefening Vaneen beroep bedrijf of nering in eigen gebruik h. de huur welke van in eigen gebruik zijnde woonhuizen tuinen buitenplaatsen en andere dergelijke vaste goederen zouden kunnen worden genoten indien zij verhuurd waren i- de bezoldigingen en voordeelen aan ambten bedieningen en commission van welken aard ook verbonden k. de zuivere winsten voortvloeijende uit beroepen, bedrijven, neringen of arbeid, geene uitgezonderd. Art. 9. Van die onder letter a. tot en met i genoemde inkomsten worden afgetrokken de uitgaven welke tot fverkrijging dier inkomsten noodzakelijk zijn waartoe worden gerekend te behooren a. de grond- en polderlasten der onroerende goederen benevens de op die goederen gevestigde renten en uitkeeringen b. de kosten van onderhond van in eigen gebruik zijnde woonhnizen en van verhuurde of ver pachte goederen voor zoo verre die ten laste des verhuurders zijn e. de interessen van opgenomen kapitalen d. de uitkeeringen aan personen die van het gezin van den belastingschuldige geen deel uit maken kosten van opvoeding en onderwijs van kinderen zijn evenwel onder dezen aftrek niet begrepen. Art. 10. Het gezamenlijk bedrag der inkomsten van een gezin wordt tot regeling van den aanslag verminderd met vijf ten honderd voor elk lid des gezins boven de vijf. Voor de toepassing dezer bepaling worden, ter zake van opvoeding of onderwijs uitwonende kinderen gerekend leden van het gezin te zijn. Art. 11. Be belasting wordt omgeslagen naar de volgende klassen In de 1ste klasse voor een inkomen van 50.000 of meer wordt betaald f 500,00 2de - 45.000—/ 49,999 - 450,00 3de - 40,00044,999 - 400.00 4de - 35,00039,999 ai - 350,00 5 de - 30,00034,999 - 300,00 6de - 25,00029,999 - 250,00 7de - 20,000—>- 24,999 - 200*00 8ste - 17,50019,999 - 175,00 9de - 15,00017,499 - 150,00 10de - 12,50014,999 M A 486.00 12de - 9 000 9,999 - 90,00 13de - s.ooo 8,999 - 80,00 14de - 7,000 7,999 - 70,00 15de - 6,000 6,999 - 60,00 16de - 5,000 5,999 - 50,00 17de - 4.500— 4,999 - 45,00 18de - 4,000 4,499 - 40,00 19de - 3,500— 3,999 - 35,00 20ste - 3,000 3,4 99 - 30,00 2lste - 2,500 2,999 - 25,00 22ste - 2,000— 2,499 - 20,00 23ste - 1,750 1,999 - 17,50 24sle - 1 500-- 1,749 - 15,00 25ste - 1,250— 1,499 - 12,50 2fiste - 1,000 1,249 - 10,00 27ste 800 - 999 8,00 28ste 600 799 - 6,00 29ste 400 599 - 4,00 of zoo veel meer of minder als de behoefte der gemeente medebrengt in verband met art. 2. Art. 12. In dezen omslag worden niet begrepen zoodanige gezinnen of personen wier jaarlijksch inkomen vermoedelijk minder bedraagt dan vier honderd gulden. Art. 13. Met inachtneming van bet bij de artt. 5,6,7,8,9 en 10 bepaalde rangschikt zich behoudens nadere beoordeeling door het gemeentebestuurieder belastingschuldige of wordt hij bij gebreke daarvan door Burgpmeester en Wethouders behoudens regt van reclame, gerangschikt in eene der in art. 11 vermelde klassen. Art. 14. Zijdie in den loop van een dienstjaar belastingschuldig worden of ophouden het te zijn worden naar gelang van den tijd aangeslagen of ontheven overeenkomstig art. 245 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85), juncto art. 6 der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad no. 79). Art. 15. De aanslagen van ben die in den loop van een dienstjaar overlijdenzijnte rekenen van den dag des overlijdens verschuldigd door hunne erfgenamenin de gemeente wonende of verblijvende ieder voor hun aandeel in de nalatenschap. Van het vooruitbetaalde wordt aan de elders gevestigde erfgenamen het evenredig aandeel teruggegeven wanneer de aanvraag daartoe binnen den bij de verordening op de invordering gestelden termijn gedaan wordt. Ook is de Raad bevoegd aan de personen in het eerste lid genoemd, restitutie of afschrijving te verleenen. Aldus vastgesteld ter openbare raadsvergadering van den 17 October 1865, B. C. CAU Burgemeester J. P. N. ERMEIÜNS Secretaris. En dat deze heffing bij koninklijk besluit van den 11 November 1865 no. 74 is goedgekeurd, onder aanhaling der voorschriften waarnaar de invordering dezer belasting zal geschieden welke voorschriften mede in de vergadering van 17 October 1865 zijn vastgesteld als volgt VERORDENING op de invordening van een hoofdelijken omslag in de gemeente Zierikzee, De Gemeenteraad van Zierikzee Gelet op zijn besluit van heden tot het heffen van een hoofdelijken omslag Gelet op art. 257 der wet van den 29sten Junij 1851 (Staatsblad no. 85); besluit: Art. 1. Jaarlijks vóór den 15den Jannarij wordt aan de woning van ieder inwoner der gemeente die vermoed wordt in de termen der belasting te vallen van wege Burgemeester en Wethouders een te zijnen naam staand aangifte-biljet uitgereikt. Van die uitredding geschiedt openlijke kennisgeving. De belastingschuldigen die bij de uitreiking mogten zijn overgeslagen zijn verpligt binnen acht dagen na de kennisgeving een billet van het stadhuis af te halen. Van de uitgereikte en afgehaalde billetten wordt een register aangehouden. Art. 2. Bij het aangifte-billet wordt aan den belastingschuldige de keuze gelaten om zich, overeenkomstig artikel 13 van het besluit tot heffing dezer belasting zelf in eene der daarin vermelde klassen te rangschikken of die rangschikking aan Burgemeester en Wethouders over te laten. Het bevat overigens alle zoodanige vragen en inlichtingen als den belastingschuldige voor eigen rangschikking tot leiddraad kunnen strekken. Art. 3. De aangifte moet door handteekening van den belastingschuldige bekrachtigd worden. Voor minderjarige belastingschuldigen geschiedt de invulling en onderteekening door den voogd. Indien iemand verklaart niet te kunnen scrhijven kan de invulling, op verzoek van den belanghebbende, kosteloos geschieden door een door Burgemeester en Wethouders aangewezen beambte die alsdan het billet ondeiteekeut. Art. 4. De billetten worden veertien dagen na de kennisgeving der uitreiking tegen retpu teruggehaald. Bij nalatigheid of weigerachtigheid in de aanvulling of teruggave der billetten worden de belastingschuldigen door Burgemeester en Wethouders ambtshalve gerangschikt. Art. 5. Burgemeester en Wethouders onderzoeken en beoordeelen de aangiften en geven in geval van twijfel omtrent de juistheid van de gegeven antwoordendaarvan kennis aan den betrokkene, met uitnoodiging om op bepaalden dag en tijd, voor hen te verschijnen, om die antwoorden nader toe te lichten. Het niet ontvangen van die kennisgeving levert geen grond op om de wettigheid van den aanslag te betwisten. Indien de belastingschuldige niet verschijnt, of verschenen zijnde, geene naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende inlichtingen geeft, gaan deze ambtshalve tot de fangschikking over. 1

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1865 | | pagina 1