J*°. 95
Woensdag 29 November.
18(55
VOEISDAG El ZATURDAG.
Besturen en Administratiën
Kennisgeving.
Geburen-Verhoor.
Aanbesteding.
Geburen-Verhoor.
Binnenlandsche Tijdingen.
PRIJS DER ADVEBTENTIEN.
Gewone 12'/2 cent de regel. Geboorte- Huwelijks- en
Doodberigten van 16 zegels 4 f 1 behalve het zegelregt
VERSCHIJNT:
A B O N K K M li N Si' Hij S,
Per drie maanden f 2.00Franco per post f 2,25. Inzen
ding der Advertentiën daags te voren, voor 10 ure 'sinorg
De Burgemeester van Zierikzee, brengt
ter kennis van de ingezetenen dat er op
Woensdag den 29 dezer maand, des namid
dags ten zes ure op het Raadhuis alhier, eene
openbare vergadering van den Gemeente-raad zal
gehouden worden.
Zierikeeeden 22 November 1865.
De Burgemeester
B. C. CAU.
Burgemeester en Wethouders van Zie
rikzee roepen bij deze allen op die eenig
bezwaar hebben in te brengen tegen het
voortdurend gebruik der navolgende panden
tot bergplaatsen van Steenkolen in deze ge
meente op de daartoe ingediende verzoek
schriften van
den heer H. A van IJSELSTEIJN
het pakhuis in de Sint Domusstraatwijk D
no. 301
en van DANIëL SCHIPPERS;
het pakhuis aan de Oostzijde der Breedstraat
wijk C, no. 297
en een daarnevens gelegen kelder no. 296.
om op Woensdag den 29 dezer maand, des
middags ten twaaljure in de gewone vergader
kamer van het bestuur te verschijnenten
einde in hunne belangen te worden gehoord.
Zienkzee, den 22 November 1865.
De Burgemeester
B. C. CAU.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
Burgemeester en Wethouders van Zie
rikeee zullen op Woensdag den 6 December
eerstkomende ten 12 ure des middags op het
Raadhuis aanbesteden
Het verdiepen van de HAVEN,
bij den Zaagmolen „de Zwalnw."
De locale aanwijzing zal plaats hebben op/
Zaturdag den 2 December te vorendes voor
middags ten 9 ureterwijl inmiddels inlich
tingen te bekomen zijn bij den gemeente
bouwmeester.
Bestekken zijn verkrijgbaar van Donderdag
den 30 dezerter gemeente-secretarie tegen
betaling van 20 cent.
Zierikzee den 28 November 1865.
De Burgemeester
B. C. CAU.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
Burgemeester en Wethouders van Zie-
rikzeeroepen bij deze allen op die eenig
bezwaar hebben in te brengen tegen het
gebruik van den kelder onder het woonhuis
aan de noordzijde der Oude Haven alhier
gemerkt wijk A no. 325 dien M. F. C.
de KATER tijdelijk tot bergplaats van
Steenkolen wenscht in te rigten en gebruiken,
om op aanstaanden Vrijdag den 1 December
des middags ten half een urete verschijnen
in de gewone vergaderkamer van het Eestuur
ten raadhuizeten einde alsdan in hunne
belangen te worden gehoord.
Zierikzee den 28 November 1865.
De Burgemeester
B. C. CAU.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
Te IJzendijke Is tot hulponderwijzer
benoemd de heer A. J. Bethe te Zierikzee.
Het. prov. geregtshof in Zeeland heeft
jl. Maandag het appèl Levie en medebeschul
digde te Vlissingen vernietigd en het vroeger
gestelde vonnis bekrachtigd waarbij de Iste
beklaagde tot 4 maanden en de 2de tot 2
maanden gevangenisstraf waren veroordeeld
alsmede ieder in eene geldboete van f 12,50
en solidair in de kosten der procedure ten
behoeve van den Staatboete en kosten
des. noods te verbalen bij lijfsdwang.
In het Kerkelijk Weekblad leest men
betreffende bet beroep van ds. Mosselmans
te Groningen het volgende
„De dag der eindstemming kwam Mos
selmans vereenigde 24 stemmen op zich
Lasonder slechts 21 twee orthodoxe leden
hadden in blanco gestemd 2 a, 3 leden der
Groninger partij hadden hun vaandel ver
laten de modernen juichten de Groningers
waren woedend. Deze woede gaf zich bij ds.
R. lucht in het dankgebed waarmee de ver
gadering uiteengaan moest. Maar nu werden
onder dat gebed de modernen op hunne beurt
woedend begonnen te schuifelen met de
voeten even ais men in de komedie doet
ter afkeuring en toen de bidder daarentegen
des te harder riep stampten zij met hunne
stoelen waardoor dan eindelijk niemand van
het gebed iets meer verstond en de spreker
genoodzaakt werd Amen te zeggen. Maar
nu kwam het grootste alarm eerst aan. Dr.
J. protesteerde tegen zulke beleedigïugen
hem en zijne moderne partij aangedaan de
Groningers scholden hen voor kwajongens
die onder een gebed gedruisch maakten
voor onheiligen wien niets meer zelfs het
gebed niet heilig was. Men stond in bijna
twee gelijke boopen als twee slagvaardige
legers tegen elkander over en zeer zeker
zouden zij handgemeen zijn geworden hadden
niet ten slotte fatsoen en beschaving over de
hartstogten getriomfeerd."
Men meldt uit Leeuwarden van 24
dezer. Eenigen tijd geleden werd er melding
gemaakt van de arrestatie van den hoofd
onderwijzer J. G. R.te Schiermonnikoog
als verdacht van brandstichting. De instructie
heeft echter naar men verneemtaangetoond
dat de aanklagtdie door zijne eigene vrouw
was gedaanslechts op een verzinsel rustte
De gearresteerde is dan ook heden weder op
vrije voeten gesteld.
Men meldt uit Zwolle van 23 dezer.
volgens een hier ontvangen telegram is bet
kind van mevr. de weduwe Pruimers over
handigd aan den voogd den heer Nicolaas
Pruimers. De gouvernante mej. Schiess
heeft het naar Keulen gehragt, waar de heer
Pruimers bet heeft overgenomen.
In den avond van 5 dezer is door
H. C. van Roekei in de bus van het post
kantoor te Zutphen gestoken een brief
geadresseerd aan den heer J. R. van Roekei,
ten huize van den heer van der Schoore te
Arnhem inhoudende 1 muntbiljet van 10
welke brief niet aan zijn adres is bezorgd.
Jl. vrijdag avond is een elfjarig knaapje,
werkzaam zijnde in de stoom-meelfabriek in
de Karthuizerstraat te Amsterdamin een
koker gevallen waardoor de zemelen van de
bovenste verdieping naar beneden werden
gelaten. Het kind is aan de gevolgen van
verstikking overleden.
Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is thans dd.
20 November, het eindverslag uitgebragfc omtrent het aan
bangig ontwerp van wet tot heffing der grondbelasting in de
provincie: het hertogdom Limbnrg.
De rapporteurs (de hh. W. van Goltstein Poortman van
der Maesen de Sombreff, van Voorthuysen en Storm van
's Gravesande) zegtren aan het slot het volgende
„Aan het einde van hare taak gekomen heeft het bij de
commissie van rapporteurs een opzettelijk pant van overleg
uitgemaakt, of zij het tegenwoordig stuk als eindverslag
behoorde uit te brengen en heeft de meerderheid der com
missie de vraag toestemmend beslist. Zij is tot dat besluit
gekomen door de overweging dat het hier in 't wezen der
zaak een tweede onderzoek geldt van een wetsontwerp
reeds ten derden male geheel onveranderd aangeboden;
dat de bedenkingen, ook thans weder daartegen ingebragt
in de hoofdzaak overeenstemmen met de vroeger aange
voerde en reeds van regeringswege beantwoord zijn dat
nieuwe schriftelijke gedachtenwisseJing daarover tot geen
practisch resultaat zou leidenen dat bij het door zeer
vele leden geuit verlangen om met opzigt tot deze sedert
jaren slepend gebleven zaak tot eene beslissing te komen
van de zijde der commissie alles moet worden vermeden,
wat nieuwe vertraging zon kunnen te weeg brengen."
Wij weten niet wat in de tegenwoordige omstandigheden
het lot van dit wetsontwerp worden zal doch achten even
tvel den aanhef van het verslag opmerkelijk genoeg om
dien hier te laten volgen
„Bij de overweging in de afdeelingen der Kamer van het
wetsontwerp nopens de hetfing der grondbelasting in Lim
burg, aan welke overweging door 39 leden werd deel geno
men, verklaarden verscheidene dier leden dat zij de weder -
indiening van dit ontwerp met genoegen hadden gezien. Zij
hadden het vroeger betreurd dat de minister van financien,
na door de herhaalde indiening eener geheel gelijkluidende
voordragt het bewijs te hebben geleverd dat ook hij over
tuigd was van de regtvaardigheid van den daarbij beoogden
maatregel later te dien aanzien weifeling aan den dag
heeft gelegd. Het voorloopig verslag van 2 December 1863
werd toch door hem vele maanden lang onbeantwoord gelaten.
Geheel de zitting der Staten-Generaal van 18641865 is
verloopen zonder dat een enkele stap gedaau werd tot het
tot stand brengen eener regelingdiezoo als in de
tegenwoordige memorie van toelichting gezegd wordtde
minister van financien steeds beschouwt als een op hem
rustenden, duren pligt. Wat gedurende die zitting door den
minister werd aangevoerd tot regtvaardiging der vertraging
scheen van neiging te getuigen om de zaak onafgedaan te
laten. Thans werd door cle wederin diening van het
wetsontwerp een einde gemaakt aan geruchten welke het
terughouden van het ontwerp in verband bragten met de
staatkunde der regering.
Andere leden gaven te lcenneu dat de indiening van het
ontwerp hen bevreemd, of zelfs hoogst onaangenaam getroffen
had. Uit hetgeen de minister van financiën gedurende de vorige
zitting der kamer met name in de vergadering van den 14
December 1864, gezegd heeft, liet zich afleiden, dat deze
voordragt niet weder aan het oordeel der Staten-Generaal zou
worden onderworpen, dan in verband en tegelijkertijd met
andere wetsvoorstellen en tevens dat voor de wederindiening
een geschikter oogenblik zou worden afgewacht, bij welk laatste
te denken scheen aan de agitatie die de indiening van dit
voorstel in Limburg had doen ontstaan. Men meende dus
van deze zijde te mogen vragen waarom is -. in strijd met
die vroegere verklaringen het wetsontwerp thans afzonderlijk
ingediend? Welke gewigtige verandering is er voorgevallen
die het tegenwoordig tijdstip geschikt maakt voor de afdoening
eener aaugelegenhoid welker behandeling voor weinige
maanden onraadzaam werd geacht En wat heeft men te
denken of te verwachten van die andere wetsvoorstellen
waarvan vroeger gesproken werd? De overige leden ver-
zettenden zich niet tegen het doen dezer vragen maar som
migen hunner gaven toch uitdrukkelijk te kennen, dat zij de
regeling der grondbelasting in Limburg als eene zaak be
schouwden die geheel op zich zelve staat. .Zij ontkenden
dat zonder die regeling niet aan eene nieuwe algemeene wet
omtrent de heffing der grondbelasting, of aan eene svet omtrent
het appèl in contentieuse belastingzaken te denken is en ver
klaarden zich dus in zooverre tegen hetgeen op bladz. der
memorie van beantwoording werd gezegd. Anderen achtten
het verkeerd, dat men het vroeger wetsontwerp van dezen
aard in der tijd heeft vastgeknoopt aan of in verband heeft
trachten te brengen met de, meer algemeene herziening van 1
het belastingstelselwaarroede het eigenlijk niets te maken
heeft. Do commissie van rapporteurs herinnert hierbij dat
het onderzoek in de afdeelingen waarvan thans verslag ge-
geven wordt, heeft plaats gehad vóór dat in de zittingen i
der Kamer van den 13 en 14. November jl. in het breede over
de vernieuwde indiening der wet wegens de Limburgsche grond
belasting en dc vragen waartoe die indiening aanleiding gaf
gehandeld is." I
Jl. zaturdagzegt liet Dagblad van
Zuid-Holland en 's Gravenliage ontving een
lid van de Tweede Kamer der Staten-Gene
raal een brief van den heer mr. Edrn. van
W intershoven (oud-lid dier Kamer en thans
lid der Provinciale Staten van Limburg) met
verzoek dien in liet Dagblad te plaatsen
Aan het verzoek voldoen wij door dien
brief in onze kolommen op te nemen. Hij
luidt aldus
„Het verslag van de zitting der tweede
kamer van maandag 20 dezer zoo even
ontvangen doet mij de vrijheid nemen als
oud-ambtgenoot eenige woorden tot u te I
rigten.
„Ir. het voorjaar van 1864 legde ik mijn
mandaat als volksvertegenwoordiger neder
vrijmoedig kwam ik toen dadelijk als Lim
burger tegen de ministeriële kandida.uren op.
De kiezers volgden echter mijnen raad niet
zij werden misleid ja zelfs na afloop der
verkiezingen bleef elke critiek van de hande
lingen die ik bestreed afstuiten op het I
stelsel van leugen en bedrog, dat velleden I
maandag een begin van oplossing heeft be- I
komen. Hoe eenvoudig en tastbaar ik ook I
de oogen trachtte te openen ik moest mijne I
brieven een zeer lastigen burgerpligtein- I
digen omdat naast hetgeen men hier zietf
iets geheimzinnings bestaat, dat krachtig en
tot hiertoe vrij zeker mijn werk nutteloos
maakte.
„Bij brief van November 1864rondge
deeld aan de provinciale staten van Lim
burg praeciseerde ik mijn standpunten
niets kon mij bewegen van mijn plan terug I
te komen om aan den tijd te laten uitspraak s
doen. Die uitspraak komt spoediger dan) ik
had verwacht. Er zal nog wel véél .néér
voor den dag komen.
„Intusschen nu de minister van binnen- I
landsche zaken heeft goedgevonden .jl. vrij- I
dag in de tweede kamer aan den heer Wint- H
gens te zeggen dat een feit door mij ais I
lid der staten van Limburg aangehaald is I
een boosaardig gerucht nu gebiedt mijn I
pligt mij hier te verklarendat het bestaan I
van een brief bij de verkiezingen in Limburg
van 1864 houdende de woorden
„De regering laat de wetsontwerpen los.'
(get.) Thorbecke
is eene stellige waarheid. Ware zij dit niet
ik zou er niet van hebben kunnen spreken.
Deze brief is in handen van den heer van
der Maesen de Sombreff uw medelid gezien
en gedurende de kiesmanoeuvres ten zijnen
voordeele geëxploiteerd. Ik kan daarvan het
bewijs leveren bijaldien de heer van der
Maesen het zou ontkennen hetgeen ik niet
mag gelooven. Het verwondert mij waarlijk
dat wat duizenden in Limburg weten tot
het laatste toe in den Haag zoo onverzette
lijk wordt ontkend. Zoqder die héroique
remediën en nog andere waarover ik zwijg
zou degeen dien ik tot mijn opvolger ge-
wenscht had zijn verkozen
„Maar het lust mij niet om verder af te
dalen in den modderpoel van meestal domme