J¥.° 104. Woensdag 28 December, WOENSDAGENZATURDAG. 1864 Besturenen Administration Publicatie. Bekendmaking. Bekendmaking. Kennisgeving. Binnenlandsche Tijdingen PRIJS DER ADVERTENTIEN. Gewone 12'', cents de regel. Geboorte-, Huwelijks- en Doodberiglen van 16 regels af 1 behalve liet zegelregl. VERSCHIJNT. ABONNEM E NTS-P RIJ S. Per drie maanden f 2,00. Franco per post f 2,25. Inzending dcr Adv'ertrntiëvdaagstevorevvoor 1 Cnre'snwrq it a i i it a 1 t» III i I i 11 t>. Burgemeester en Wethouders der gemeente Zierikzee. Gelet hebbende op dé bestaande wettelijke bepalingen be« trekkelijk de'Nationale Militie; Brengen bij deze ter kennis van een iegelijk die zulks zoude mogen aangaan dat het register tot inschrijving van alle mannelijke ingeze tenen welke op den 1 Januarij aanstaande hnn 19de jaar znllen zijn ingetreden dat zijn diegenen welke in 1846 zijn geboren zal gereed leggen op de gemeente-secretarie van den I sten tot en met den 3l9ten Januarij 1865 van des voormiddags 10 tot dès namiddags 4 uur dat voor ingezeten wordt gehouden 1. hij wiens vader of, is deze overleden wiens moeder, of zijn beide overleden wiens voogd ingezeten ia volgens de wet van den 28sten Jolij 1850 (Staatsblad no. 44.) 2. hij die, geen Ouders of voogd hebbende gedurende de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den laten Januarij van het jaar waarin hij zich moet laten inschrij ven in Bederland verblijf hield 3. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was al is zijn voogd geen ingezeten mits hij binneD het rijk verblijf houdt dat niet voor ingezeten wordt gehouden de'vreeradeling be lmoren de tot eenen staat waar de Nederlander niet aan de verpligte krijzsraad is onderworpen of waar ten aanzien der dienstpligtiglieid het beginsel van wederkeerigbeid i9 aange nomen (art. 13 der wet van 19 Augustus 1861 (Stbl. no. 72) dat hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordtverp'ligt Ss zich zoodra "dit plaats heeft fer inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de inschrij ving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet); dat voor de militie niet wordt ingeschreven: 1. de in een vreemd rijk achter gebleven zoon van een inge zeten die geen Nederlander is 2. de in een :vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten (art. 17 der wet) 3. de zoon van een Nederlanderdie ter zake van 's lande dienst in 't rijks overzee&che bezittingen of koloniën woont dat de inschrijving geschiedt 1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader of, is deze overleden demoeder, of ,zijn beiden over leden de voogd woont 2. van een gehuwde en van een weduwnaar, in do gemeente waar hij woont 3. van hem die geen vader moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten of wiens voogd buiten 's lands gevestigd i9 in de gemeente waar hij woont 4. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder lander die ter zake van 's lauds dienst in een vreemd land woont in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laat9t in Nederland gewoond heeft (art. 16 der wet dat elk die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, verpligt is zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar bepaalden tijd aan te geven en dat bij diens ongesteldheid afwezigheid of ontstentenis zijn vader ofis deze overleden zijne moeder of zijn beiden overledenzijn voogd tot het doen van die aangifte verpligt is (art. 18 der wet) Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand aan de op hun rustende verpligting te voldoen en wordt hun ten overvloede onder de aandacht gebragt dat bij bovengemelde wet onder meer is bepaald dat met boete van f 23 totf 100 wordt gestraft de overtre ding van art 18 en dat bij elke veroordeeling tot boete tevens door den regter wordt bepaald, dat, indien daaraan niet is voldaan binnen twee maanden na dat de veroordeelde tot beta ling is aangemaand, de boete door gevangenisstraf van ten hoogste tien maanden zal worden vervangen. En opdat niemand ten deze onwetenheid zoude kunnen voor wenden zal deze ter voldoening aan de bepaling van art 19 der wet van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), voor de tweede maal worden aangeplaktwaar zulks binnen deze gemeente te doen gebruikelijk is. Zierikzeé den 24 December 1864. Burgemeester en Wethouders voornoemd B. C. CAU Burgemeester. J. P. N. ERMERINS Secretaris. Burgemeester en Wethouders van Zie- rikzee. In aanmerking nemende de bestaande ver ordeningen tot wering der bedelarij in het algemeen hebben goedgevonden: 1. Om aan alle behoeftigen te verbieden gelijk geschiedt bij deze, om op den Isten Januarij e. k.aan de woningen der Inge zetenen rond te gaan om onder voor geven van Nieuwjaar-wenschen te bedelen 2. Ter kennis van de Ingezetenen te brengen dat, ter verligting van den nood der armen, op den derden dag van het vclgende jaar des middags eene collecte zal gedaan worden om uit het beloop daarvan eene buitengewone uitdeeling aan alle behoef tigen te doen. Ten welken einde Burgemeester en Wethou ders de Ingezetenen uitnoodigen om op den aanstaanden Nieuwjaarsdag geene giften aan hunne huizen uit te reiken of te doen uitreiken aan zoodanige armen die ondanks dit verbod aan de woningen mogten komen bedelen maar willen daarentegen de Ingezetenen gelegenheid geven tot betoon van weldadigheid en verzoeken op den derden dag des jaars milde bijdragen in de collecte te doen ten behoeve der waarlijk behoeftigen ten einde daardoor mede te werken aan het heilzame doel hetwelk de regering bij het verbod van bedelarij zich voorstelt. En opdat niemand hiervan'onwetendheid voorwende zal deze in de Courant geplaatst, afgekondigd en aangeplakt worden. Gedaan ten raadhuize vanZierikzee, den 23 December 1864. Burgemeester en Wethouders voornoemd B. C. CAU. De Secretaris J. P. N. ERMERINS. Burgemeester en Wethouders van Zie- rikzeebrengen ter kennis van de Ingezete nen daalde persoon van ADRIAAN ANKER, Corn. Zn., door lien is benoemd tot meter der granen op welke bediening door hem de voorgeschreven eed is afgelegd. 7Jerilczee den 23 December 1864. De Burgemeester B. C.' CAU. De Secretaris ,T. P. N. ERMERINS. De Burgemeester yan Zierikzee brengt ter kennis van de ingezetenen: dat er op Woensdag den 28 dezer maand, des namiddags ten een ureop het Raadhuis alhier eens openbare vergadering van den Gemeenie-Raad zal gehouden worden. Zierikzee, den 23 December 1864. De Burgemeester B. a CAU. Wij vernemen dat de raadslieden van Herman Koer aan hun aanvankelijk opgevat voornemen om zich in cassatie te voorzien wegens verabhillende redenen geen gevolg hebben gegeven. Daar in dit saizoen brand meer dan anders mogelijk is achten wij het niet overbodig het een en ander middel van bluSsching in de aan dacht onzer lezers terug te roepen. Als.er brand ontstaat in een schoorsteen dan is elk oogenÊlik kostbaar. Men moet dan geen water noch zwavel of h>s kruid in den brand storten, maar een beddelaken of een groot stuk kleed in het water dompelen het daarna vierkant op vouwen en onmiddelijk de onderste opening van den schoorsteen er mede digt stoppen ten einde te beletten dat er eenige lucht in den Schoorsteen dringe. De brand houdt van zelf op bij gtebrek aan toevoer van lucht. Indien er brand in een kagchel zich voordoet, is de hlussching nog gemakkelijker. Men behoeft de deur dan slechts zorgvuldig potdigt te sluiten en den sleutel in de pijp digt te doen. (D.) Men leest in de Bazuin het volgende Een feest ter eere van Jaggernaut in 1S64. „De Shan Jattra en de Ruth Jattra zijn nog de twee groote feesten van de Hindoes. Te «amen maken zij de beruchte saturnaliën van Jaggernaut uit. Duizendtallen menschen van eiken leeftijd en van lederen stand wonen die feesten bij. Men ziet vrouwen die, om ze bij te wonen 30 d 40 mijlen per dag aflegden en gedurende de nachten die de plegtigheid vooraf gaan zijn alle wegen opgevuld met mannen vrouwen en kinderen die onder den blooten hemel .slapen om van de vermoeijenis der reis uit te rusten Men weet dat sints onheuche'ijke tijden het genoegen van dit feest daarin bestaat om zich onder de raderen van Jaggernaut's wagen te werpen. Ik meende dat dit genot aan de Hindoes thans geweigerd werd dewijl het gouvernement het verboden had. Gij zult zien op welke wijze de bevelen van het gouvernement worden opgevolgd. Het feest begon Zondag den 18 Junij op dien dag lieten de priesters den god een bad nemen. Den 6 Julij eindigden de feesten met de terugkeer van den god die door duizende armen op zijn-wagen werd getrokken. Ik heb deze heide plegtigheden bijgewoond en misschien zult gij er nieuwsgierig naar zijn hoe de Hin does, voor wier onderrigt wij ons zooveel moeite geven op 20 mijlen afstands van de hoofdstad, hunne godsdienst-voorschriften waarnemen. Het vermaak van een bewoner van Bengalen op feestelijke dagen bestaat in zooveel lekkernijen als slechts mogelijk is te gebruiken en een vreeselijk leven te maken. Op den Zondag den eersten dag van de feesten gaven de in boorlingen zich in menigte aan die vermakelijk heden over zonder zich om de hitte die een Europeaan zou verpletterd hebben te be kommeren. De grond geleek wel brandende lava. Die gloeijende atmosfeer was verschrikkelijk doch kcheen de Hindoes in 't minst niet te hinderen. Op eens drong eene optogt tusschen die levende massa door. Eerst waren het eenige forsche mannen die zilveren stokjes droegen en door een ouden eenoorigen d weeper, die er als een bandiet uitzag, werden voorafgegaan. Toen volgde eene bendedattiwallahs dat is te zeggen man nen met stokken gewapend om de menschen uit den weg te doen gaan, toen eenige muziekanten, eindelijk het voorwerp dat aller oogen wachten en dat de toeschouwers met eerbied verwel komden terwijl zij de handen vouwden en ze op eene smeekende wijze aan hun voorhoofd bragten. Het was de God Krishna een klein leelijk houten beeldje dat geheel en al verguld en met schitterende kleuren bekleed op de fluit speelde. De godheid was op een soort van troon gezeten, een verhemelte bedekte haar hoofd opdat de heilige hersens niet door de zon zouden verbranden. Toen volgde eene luidruchtige menigte tienmaal zoo groot als die men te Londen zietmaar minder oproerig want de bewoner van Hindostan is vreedzaam en houdt niet van kloppartijen. Te midden van luidruchtige kreten werd de godheid op een groot terras neergezetwaar eene menigte inboorlingen groote blokken hout aanbadendie afschuwelijk rood en geel ge- verwd op eene ruwe wijze de mer.schelijke vor men nabootsten. Er was een reusachtig hoofd waaruit een geel koperen arm met een geopende hand stak. In deze hand wierpen de vrome lieden stukken geld van 2 en 4 annas die de priesters naar zich toehaalden, zoodra de hand vol was. Dat was Jaggernaut in eigen persoon. Ik vroeg aan een inboorling waartoe men het geld gebruikte. Hij antwoord Je mij door mij om geld te vragen. Van tijd tot tijd kwam een schraal man op den rand van het terras en zwaaide met zijne lange armen in de lucht. Dat was het feeken waarop de kreten moesten beginnen. De menigte gehoorzaamde onmiddelijk terwijl zij den God op het terras met domme blikken beschouwde. De kooplieden in gebak verkochten hunne warenzij verkochten ook afbeeldsels van dieren die op eene ruwe wijze waren uitge houwen en gekleurd. Eene rood en groen geverwde koe kostte een halve anna. Dit duurde een geruimen tijd en wanneer de opge wondenheid verminderde en de geldstukken in mindere mate neervielen gilden de priesters en sloeg men op de tantama en op de cymbalen. Het volk stond geduldig toe te kijken ter a ijl zij op Bengaalsche wijze praatten en Jachtten. Toen nadat de priesters heilig water uit de Ganges gehaald en er Jaggernaut mede begoten hadden scheen de opgewondenheid en het gillen ten top te stijgen. Het geld stroomde overvloediger dan ooiten de begoten godheid werd verklaard verzoend te zijn. Hierop begon het te regenen en die duizentalleu menschen dwaalden in het slijk rond. Tot hiertoe bleef het feest een grap. 's Woensdag moest het in een treurspel veranderen en dat treurspel is wel het meest afschuwelijke dat men zich bij mogelijkheid kan voorstellen. De menigte was dien dag nog grooter en meer opeengedrongen dan te voren en op alle wegen zag men win keltjes opgevuld met lekkernijen afschuwelijke maskers, leelijk porselein uit Birmingham en beeldjes van Jaggernaut van Krishna en van andere Hindostansche godheden. Het was eene slechte nabootsing van eene dorpskermis. Er waren fluitjes, tamtams, vïsschen die in de zon eene nare lucht verspreidden bedorven vruch ten ronddraaijende paarden en afschuwelijk leelijke zangeressen die met begeleiding van oude violen en tambourinseentoonigen schreeu werige liederen zongen. Er waren kleine koorddansers die op de handen een rad draai den even als de straatjongens te Londen en panorama's waar men de groote tentoonstelling zag voorgesteld. De verwarring laat zich niet beschrijven. Het voornaamste aantrekkings- punt was de plaats die door de beide wagens van Jaggernaut werd ingenomen. Het zijn groote opeenstapelingen van hout van 60 voeten hoog op een wonderlijke wijze uitgesneden en geheel en al met afgodsbeeldjes bedekt. Zij zijn in vier verdiepingen verdeeld en op ieder van die verdiepingen zag men eene menigte brahminen met hunne vrienden. Groote afgodsbeelden waren aan de hoeken geplaatst en twee lange touwen aan het einde van den wagen vastgemaakt. Deze rust op zes zware raderen en de.zwaarte van dit gansche gevaarte moet ontzettend zijn. Gedurende verscheidene uren omringde de menigte onophoudelijk de wagensdie op eenigen afstand van elkander geplaatst waren ook ging men in eene naburige tent hulde

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1864 | | pagina 1