8. /.ntiirtlair J6 Januarii. WOENSDAG c ZATURDAG. Besturen en Administratièn A BON N E M E N I S-P it IJ S. Per drie maanden ƒ2,00. Franco per post f 2,25. Inzendingder Advert, daags te voren, rooi'! O ure 'smorgens. V E II S C HIJNT: P RU S DER ADVERTENT IE 19. Gewone 121 cents de regelGeboorteHuwelijks- en Doodber'iglen van 16 regels a f 1 behalve lietTegelregt. Openbare g-elioudei» te i e p i kzee, dein SU Januarij B861. Voorzitter mr. B. C. Cau. Secretaris mr. J. P. X. Ermerins. Afwezig dr. Keiler met'kennisgeving. Na lezing en goedkeuring der notulen van 29 >eceniber zijn gelezen en vonr^emiisgeving aangenomen, onder opclragt der executie zoo veel noodig aan Burgemeester en Wethouders, drie missives van Gedeputeerde Staten, houdende goedkeuring van vroegere raadsbesluiten, en magtiging om over de helft der inkomsten en uitgaven van de begrooting I860 te beschikken, zijnde de goedkeuring der begrooting aange houden tot 1 Mei 1861. Bij missive van 4 Januarij, zijnde medegedeeld dat de begrooting niet is kunnen goedgekeurd worden omdat daarop niet gebragt zijn de jaar wedden der onderwijzers aan de instituten en de sclioolbehtwften doelen Burgemeester en Wethouders mede, dat deze omstandigheid hunne aandacht niet ontgaan was, maar dat de begroo ting vóór November opgemaakt en de regeling der instituten eerst den 10 December is vastge steld, zoodat men die uitgaven niet op de be- grooting heeft kunnen brengen, maar zich voor gesteld had dezelve later te wijzigen dat zij alsnu spoedshalve voorstellen de begrooting in deze vergadering te wijzigen, waartoe wordt overgegaan de begrooting bedraagt alsnu 91,628,17J/s- I >e voorzitter doet voorlezen eene missive van Gedeputeerde Staten dd. 21 December jl. geleidende 5 exemplaren der kaart van Zeeland, van de heer.en Brand en Magielse, ten dienste der openbare scholen, namens Burgemees ter en Wethouders stelt hij voor en wordt besloten om aan Gedeputeerde Staten den dank der vergadering te betuigen voor dit bewijs van belangstelling in het onderwijs. Voor kennisgeving wordt aangenomen, dat de Koninklijke goedkeuring op de heffing der begrafenisregten, wederom verdaagd is en wel tot het einde van September 1861. Tot nadere beschikking wprden aangehouden twee verzoeken van mr. van der Lek de Clercq en mevrouw de weduwe van Adrichemom restitutie van hoofdelijken omslag. Door A. P. Paulussen handelaar in steen kolen is een adres ingediend om genot te heb ben van entrepot voor steenkolen wat de stede lijke belastingen betrefteven als hij zulks van het rijk geniet; hij geeft daarbij te kennen dat hij zich daartoe reeds tot Burgemeester en Wet houders h. eft gewend, maar daarvan eene afwijzende beschikking heeft bekomen welke afwijzing hem bevreemde, daar reeds in 1854 de Raad hem entrepót heeft toegestaan. Na de voorlezing stelt de Voorzitter namens Burgemeester en Wethouders voor, dat de Raad zal besluiten, dat de beschikking op dit verzoek buiten zijne competentie ligt, daar bij art. 20 der verordening- aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid tot credietverlee ning is opgedragen en daarvan geen appel op den Raad bestaat; overigens verklaren Burge meester en Wethouders zich bereid aan den den Raad, zoo zulks verlangd wordtde gronden te doen kennen waarop de afwijzing is geschied. Mr. de Crane zegt dat hij die gronden gaarne zal vernemen, daar hij de afwijzing hard vindt voor alsnog begrijpt hij niet waarom de ge meente niet even als 'net rijkden handel met entrepot gerieft, hij zoude dit in het belang van betalgemeen achten, want door de termijnen van crediet zijn de handelaren verpligt hunne kolen zoo laat mogelijk in het jaar in te slaan wanneer de scheepsvrachten hoog staan; terwijl des zomers de vrachten de helft lager zijn waardoor de handelaars de kolen zooveel goedkooper zouden kunnen leveren De Voorzitter zegt, dat men in het oog moet houden dat de handelaren thans op crediet in slaande voor al wat naar buiten de gemeente wordt gevoerd onmidclelijk afschrijving krijgen, zoodat de le termijn bijna altijd en niet zelden een gedeelte van den tweeden wordt aangezui verd door afschrijving van accijns; wanneer de handelaren entrepót hadden zonden zij tweemalen crediet erlangen daar zij alsdan hunne ter mijnen telkens zouden verschuiven dit zoude groote fluctuatien in de finantien geven; dat bovendien de verordening voor steenkolen alleen inslag van termijnen op crediet kent en geen entrepot, zoodat het verzoek niet kon worden toegestaan; dat, werd entrepót verleend, de handelaren de bevoegdheid zouden hebben bij kleine partijen uit te slaan en dit voor het toezigt bezwarend zoude .zijn dat dit niet zóó zoude wegen zoolang het rijk zich krachtens het be staand convenu met het toezigt belast, maar dat bij eene eventueele afschaffing der rijks-accijns, er zeker een paar stedelijke ambtenaren meer zonden gevorderd worden. Mr. de Crane kan de redenen niet toegeven hij meent dat de adressant den inhoud van het entrepót altijd in eens wil uitslaanhij gelooft niet dat dit zooveel invloed op de finantien kan hebben, maar bovendien staan die toch ook tot het algemeen belang in verband en door inslag bij lag^ vrachten zouden de kolen goedkooper worden; hij moet'zwichten daarvoor, dat het reglement van geen entrepot spreekt, maar dringt aan op eene herziening van hetzelve. Mr. Fokker waarschuwt tegen het hechten van te veel gewigt aan eene kleine zaak; het gevraagde hoewel meerderfaeiliteit. aan den ban- del gevende, kan voor den adressant dat belang 1 niet hebben dat mr. de Crane opgeeftim mers in 1854 heeft de adressant van den Raadte regt of te onregtreeds gekregen wat hii nu vraagt en na een zeer korten tijd er gebruik van gemaakt te hebben, heeft hij het entrepót uit eigen beweging weder opge heven had hij er zoo veel behoefte aan ge had hij had het wel behoudenen was het voor den handel in het algemeen van zoo overwegend belang dan zouden de andere handelaren reeds voor lang aanvraag gedaan O O O hebben. - Mr. de Crane repliceert, dat de handel in steenkolen sedert 1854 zeer is toegenomen daar bijv. de meestoven thans allen kolen gebruiken; hij herhaalt dat hij eene wijziging der verordening noodig achtimmers bij genot van entrepót zouden de handelaars vroeg in den zomer bij lage vrachten inslaan dat kun nen zij nu niet doen omdat zij hunne termijnen van crediet zouden moeten betalen vóór de kolen verkocht, ten minste betaald waren en daarvoor zouden zij over meerder geld moeten beschikken dan thans hun handel mede gedreven wordt. De Voorzitter acht dit laatste wel wat over dreven, de betaling der termijnen wordt door de onmiddelijke afschrijving voor uitvoer naar buiten zeer verlengd, zooveel, dat de 1ste ter mijn gewoonlijk met gesloten beurs voldaan wordt; daar de handelaren entrepót van het rijk hebben blijft de toestand voor den rijks accijns hetzelfde, het zoude dus alleen de vooruitbeta ling van den stedelijken accijns zijn die bezwarend was maar daar staat tegenover, dat bij vroege- ren inslag, de inkoopswaarde der kolen en de scheepsvrachten ook zoo veel vroeger zouden moeten betaald worden. Mr. de Clercq heeft met belangstelling de disenssien nagegaan over het fonds der zaak wil hij gaarne verklaren nog niet regt op de hoogte te zijn hij gelooft dat men thans qua jure constituendo niet tot eene wijziging der veror dening kan overgaan bij geeft echter in over weging op dit punt de aandacht te vestigen en meent dat voor het oogmMik niet anders kan gedaan worden dan te besluiten, dat de Raad genoegzaam is ingelicht en met aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders met de andere zaken voort te gaan. De heer Ochtman stelt voor het adres mot de redenen van Burgemeester en Wethouders ter visie te leggen. De Voorzitter doet opmerken dat hot voor stel van Burgemeester en Wethouders daartoe niet strekte en (in aanmerking nemende de onbevoegdheid van den Raad), dit ook geenen invloed zoude kunnen hebben op de beslissing omtrent het adres. Waarbij mr. van Dongen nog voe^t dat de Raad door een besluit tot ter visie legging reeds uitspraak zoude doen omtrent zijne competentie; terwijl de verordening die com petentie bepaald uitsluit. Hierop is het voorstel van burgemeester en Wethouders aangenomen. De Voorzitter doet voorlezen een request van ingezetenen der Poststraat en Varremai'kt, om bij gelegenheid der i lalfvastemarkt de kramen weder in de Poststraat, zooals oudsher geplaatst te hebbendaar zij zich door de tegenwoordige plaatsing aan de Kraan bena deeld achten. Burgemeester en Wethouders hebben on derzocht waarom sedert 1854 de plaatsing der kramen is veranderd zij hebben daar voor geene andere reden gevonden dan, dat in de verordening op de policie der markten van 1853 is voorgeschreven dat bij Half- vastenmarkt de kramen bij de Kraan zullen geplaatst worden, hetgeen waarschijnlijk be paald is omdat, het terrein zich beter er voor preteert daar nu geene overwegende rede nen aanwezig zijn om hierop terug te komen stellen zij voor afwijzend op het verzoek te borigten. Dit voorstel wordt aangenomen. De Voorzitter zegt, dat van mr. de Clercq een stuk is ingekomen hetwelk hij den Secretaris verzoekt voor te lezen hetzelve is eene uitge breide iriemoi ieten einde te wederleggen het antwoord den 24 September 1860, door Bur gemeester en Wethouders gegeven op zijne be denkingen nopens den stand der finantien van de gazfabriek na de voorlezing wordt op voorstel van den Voorzitter, namens Burgemeester en Wethouders, besloten dit stuk, voorde leden, in liet archief te deponeren. Burgemeester en Wethouders hebben op 4 Januarij opgenomen de gemeentekas, zijnde in kas ƒ27,841,75 aangenomen voor kennisgeving. Ter beoordeeling van de waarde die aan onder dergelijke adressen voorkomende haudteekeningen moet toegekend wor den diene dat een onderteekenaar achter zijn naam had ge steld„met bepaald verzoek geen kramen voor zijn huis te hebben" Men zonde kunnen vragen hoe men anders dc kra men in die straat, dan vóór de huizen zoude moeten plaatsen en of de verzoekers niet in de eerste plaats zich den last zouden moeten getroosten. Idem de mededeelingdat blijkens den uitslag der loting de regenten van het Burgerlijk Arm bestuur in de volgende orde zitllen'aftreden 1. de heer Broodman; 2. Koole; 3 Ogbtman 4. van Zandijk; 5. van der Maas. Door de commissie voor het finantieel beheer der Tusschenschool is gedeponeerd haar ar chief met inventaris en ingeleverd hare rekening over 1860, het eerste wordt voor kennisgeving aangenomen de rekening gesteld in handen der heeren mr. Fokker, Landsknegt en Ochtman. De commissie tot onderzoek der reclames voor het suppletoir kohier van den Hoofdelijken Om slag gereed zijnde rapport uit te brengen gaat de vergadering in eene beslotene over bij de heropening wordt liet kohier vastgesteld zooals het door Burgemeester en Wethouders is voor gedragen zullende hetzelve ter visie gelegd en daarna ter goedkeuring aan Gedeput. Staten worden opgezonden. Eveneens wordt vastgesteld liet suppletoir kohier der hondenbelasting. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders oproepingen gedaan hebben voor de betrekkingen van hulponderwijzer en hulponderwijzeres aan de Instituten dat zieii voor iedere betrekking slechts één sollicitant heeft aangemeld, te weten: de lieer L. Schip horst en mej J. E. van der Velden dat tot nog toe echter alleen de stukken van laatstgenoemde in orde zijn ingekomen, zoodat voorgesteld wordt thans alleen tot de benoeming van eene hulponderwijzeres over te gaande Raad be noemt hierop met algemeene stemmen mej. J. E. van der Velden. Door mr. van Dongen wordt namens de com missie ad hoe goedkeurend rapport uitgebragt op de door Burgemeester en Wethouders voor gestelde wijziging der gemeente-begrooting I860, dientengevolge wordt die begrooting ge- wijzigd, het eindcijfer bedraagt alsnu ƒ88357,08. Door denzelfden wordt gerapporteerd op de voorgedragen wijziging in de verordening tot heffing van Hondenbelastingde commissie beeft daartegen bedenkingen nadat door de Voorzitter en mr. Fokker inlichtingen verschaft waren, is de verordening zoodanig gewijzigd dat het suppletoir kohier voortaan zal opge maakt wordenvóór het einde van 'net dienstjaar. De Voorzitter deelt mede, dat de opbrengst der zelkasch in 1860 is geweest 14,888 05. Hierna is de vergadering gesloten. KENNISGEVING. Burgemeester cn Wethouders van ZAerikzee, brengen Ier kennis van de Ingezetenen dal de twee aanvullingskohicren voor hoofdelijke be lasting en belasting op de bonden in deze Ge meente over bet dienstjaar I860 door den Gemeente-Raad den 21 dezer maand vijn vast gesteld en vanaf den 28 dezer maand gedurende acht dagen Ier Secreiarie der Gemeente ter lezing voor een ieder zullen voorliggen inge volge de wet. Zterikzee 23 Januarij 1861. B. C. CAU, Voorzitter. J. P. N. ERMKRINS Secretaris W^atersood. Bij de Commissie voor den Watersnood alhierzijn na de reeds bekend gemaakte bij dragen ter somma van 2010,03 sedert nog ontvangen de navol gende sommen

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1861 | | pagina 1