BIJVOEGSEL, ZIERIKZEESCHE COURANT belioopeixle tot de van ZATURDAG 29 September 1860. Vervolg van het Raadsverslag Aan dien staat lag tot grondslag liet denk beeld dat bij den Iiaadtoen tot daarstelling der Gaz-fabriek voor rekening der gemeente be sloten werd levendig wasnam. dat liet mo gelijk zou zijn om voor gemeente rekening deze zaak tot stand te brengen en te exploiteren en daardoor eene betere openbare verlichting te verkrijgen, zonder dat daarvoor van de gemeente jaarlijks een hoögèr offerzou worden gevorderd, dan eene verlichting met olie op den ouden voet zou gevorderd hebben en nog zoodanig a vans bovendien zou kunnen worden verkregen dat de gemeente daardoor gedekt of gewaarborgd werd voor de gelden die na verloop van tijd1 niet tot uitbreiding der zaak maar tot vernieu wing van het primitief daargestelde zouden moe ten worden verstrekt. Men meende, dat, mogt dat doel worden bereikt, de onderneming voor de gemeente eene goede zou zijn. Men beoogde niet eene winst gevende zaak daar te stellen hetgeen buiten ha ren werkkring lag. Het was en is de strekking van dien staat om met dat doel in het oog, steeds te weten op welk finantieel standpunt men ten aanzien dezer zaak staat. Door dien staat blijktdat uit het bedrag dat eene olie verlichting op den ouden voet ged. 1857, 1858 en 1859 ten laste der ge meente zoude hebben gebragt, doch hetwelk nu niet ten haren laste is gekomen: 1is gedekt geworden de rente-derving die de gemeente lieeft moeten lijden wegens het successivelijk geïmpendeerd kapitaal voor de daarstelling dezer zaak; 2. is voorzien geworden in de olie-verlichting die nog was overgebleven; 3. is gedekt geworden het nadeelig saldo dat de balans wegens exploitatie der Gaz-fabriek gedurende 1857 heeft opgeleverd en dat bovendien aan de gemeentekas is terug gevloeid of in deze verbleven een gezamenlijk bedrag van ƒ3811,45, in mindering van het geïmpendeerd kapitaalwaarbij nog zou moeten gevoegd worden eene som van 134,80 wegens vooruitbetaalde assurantie-premie voor de jaren 1860 toten met 1862. Burgemeester en Wethouders hebben eerst over 1869 in dien staat het cijfer genoemddat de Fabriek c. a. op uit. December 1859 had ge kost, dewijl eerst toen de zaak geheel was afbe taald en zij in de vorige jaren slechts hadden kunnen vermelden wat op rekening was voldaan. Uitdien staat was dus te vernemen. 1. wat de zaak heeft gekost; 2. welke rente jaarlijks ten laste der onderne ming heeft gedrukt, en 3. welk bedrag tegen over de onkosten der vroegere olie-verlichting kan geacht worden sedert het begin der exploitatie tot ultimo December 1859 aan de gemeente-kas te zijn teruggevloeid of in deze is verbleven in min dering van hel geïmpendeerd kapitaal. De cijfers, die in dien staat voorkomen zijn, naar hunnemeening niet te wêerspreken en be driegen zij zich daarin nietdan volgt hieruit dat niet alleen zij zeer goed weten op welk finantieel standpunt (uit evengenoemd oog punt beschouwd) de zaak staatdoch ook dat zij aan den Raad de bouwstoffen hebben verschaftom mede tot die kennis te gera ken en dat daardoor is voorzien juist in datgene hetwelk volgens meening van mr. de Clercq aan de balans van den Directeur ontbreekt, en nog wel vollediger, dewijl in die balans altijd nog buiten berekening zou zijn geblevende uitgaafdie uit de ge meentekas voor de nog overgebleven olie verlichting langs de dijken bovendien heeft plaats gehadwelke eerst nu zal vervallen. Het moet Burgemeester en Wethouders be vreemden dat dit aan de aandacht van den heer de Clercq is ontgaandie blijkbaar van dien staat heeft kennis genomenwelligtisdit hieraan toe te schrijven dat genoemde beer tijdens het besluit van den Raad tot daarstelling der zaak, daarin nog geene zitting bad en niet aan zijne beraadslagingen heeft kunnen deelnemendaar door minder bekend is met het denkbeeld, dat aan het besluit des Raads tot grondslag lag, en daardoor ook minder inzigt had in de.strekking en bedoeling van dien staat. Het verwondert hen echter, dat genoemde heer schijnt te betwijfelen of door het resul taat der exploitatie het gemis aan rento we gens te gelde gemaakt kapitaal tot daarstel ling der zaak zoude zijn gedekthetgeen zij meenen te moeten opmaken uit zijne bedenking of het geïmpendeerd kapitaal nog niet zou moeten worden vermeerderd met het gemis aan rente of afschrijving van kapitaal. Uit dien staat toch blijkt dat jaarlijks boven de rente die de ge meente wegens •kapitaalopoffering heeft moeten missen nog een zeker bedrag is overgebleven, dar in mindering van het geïmpendeerd kapitaal kon strekken bedragende gezamenlijk op uit. Dec. 1859 zooals even is gezegd 3811,45 zoo dat dus het gemis van rente meer dan gedokt was. Voor het oogenblik laten Burgemeester en Wethouders in het midden of daarmede wordt gebalanceerd de kapitaals-achteruitgang der zaak sedert het begin der exploitatie, doch door het aangevoerde meenen zij ten minste voldoende te hebben aangetoonddat zij zeer goed wisten en wetenwelke het finantieel stand punt der zaak was en is en dat zij ook den Raad hebben in staat gesteld om dat te ken nen. Van achteruitgang van kapitaal blijkt uit dien staat niets en ware het ijdel geweest daaromtrent eenige aanteekening te doen daar het onmogelijk isom dienaangaande iets te wetenen men alleen gissingen zoude kunnen uiten, die in cijfers gebragttot mis leiding en misrekening zouden moeten leiden. Door liet medegedeelde zal reeds voldoende gebleken zijn dat Burgemeester en Wethou ders in geenen deele zoo gedachteloos en zon der eenig finantieel inzigt omtrent de resul taten dezer voor de gemeente finanticn zoo belangrijke zaak zijn geweest, als de heer de Clercq beweerten als winst hebben aange merkt wat geene winst is. Gaarne erkennen zij dat deinrigting van het beheerde benaming van het resultaat van de balans des Directeurs en de omschrijving der kolommen 14 en 15 van bedoelden staat, bij het eenigzins ingewikkelde der zaak en voorbij zien van de ware strekking van dien staat eenige aan leiding kan geven tot de meening dat Bur gemeester en Wethouders inderdaad in" den waan verkeerden óf dat het resultaat van be doelde balans 61 dat het cijfer, voorkomende in kolom 14 van dien staat, eene zuivere winst was voor de gemeente door de exploitatie reeds verkregen, doch zij kunnen de verzeke ring gevendat noch zij noch de Leden der Commissie [wier gevoelen ten dien aanzien htm voldoende bekend is] die cijfers immer als eene zuivere winst hebben beschouwd, doch in tegendeel steeds daaraan gedachtig waren, dat tegenover die gelden welke in de gemeente kas zijn teruggevloeid of daarin verbleven boven het rentebedrageene kapitaalsvermindering of achteruitgang der zaak over stond. Gaarne erkennen zij dat men door eene meer juiste benaming en omschrijving welJigfc die erroneuze meening zou hebben geweerd en aangenaam is het hun daarom, dat hierop de aandacht is gevestigd geworden, dewijl zij alle misvatting ten dien aanzien wensclien te vóórkomen en het hooge belaDg er van ge voelen dat èn de Raad èn de ingezetenen helder inzienhoedanig de resultaten der exploitatie èn door Burgemeester en Wethou ders èn door de commissie worden beschouwd. In het ivezen der zaak doet dit echter niets ter zake. Zij hebben die gelden niet als winst in den eigenlijken zin des ivoords beschouwd en zoo het hun voorkomt, hebben de rapporten, die door de commissie jaarlijks zijn overge- Ie_d voldoende doen uitkomen dat ook de commissie die niet als zoodanig beschouwde. Had men dit gedaan dan had dit óf tot een voorstel lot nog meerdere p-ijsverlaging van het gaz moeten aanleiding geven óf men had naar het stelsel eener goede comptabiliteit, de inkomsten, die deze gemeente inrigting als dan zoude hebben opgeleverd uitsluitend moeten bestemmen tot het dekken van gewone uitgaven der gemeente en niet, zoo als blijkens de gemeente-begrooting nu is geschied tegen over het batig saldo van exploitatie dat in die begrooting in ontvang wordt geraamd een geiijk bedrag in uitgaaf bestemmen tot aan koop van Nation, schuld en dus tot geldbe legging ten bate der gemeente. Burgemeester en" Wethouders kunnen nog geenzins bepalen of de exploitatie voor de gemeente winst of verlies heeft opgeleverd en dat is, zoo zij meenen, ook de zienswijze der commissie Zij kunnen dat niet, dewijl zij het bedrag van de kapitaalsachteruitgang niet kennen of kennen kunnen hetwelk onmogelijk door een willekeurig aan te nemen percent van het voor daarstelling besteed kapitaal met volkomene juistheid aan te wijzen is. Zij meenen echter ook in berinnering te mogen brengen dat de gunstige gedachte, die zoowel zij als de Leden der Commissie, ten aanzien dezer onderneming koesteren en hebben geuit, niet zoo zeer gegrond was op de finantiële uitkomsten zooals die tot heden verkregen zijn, op zich zelve beschouwdmaar op die resultaten in verband met de bekende nadeelige omstandigheden waaronder men nog steeds werkzaam wasen die zoo zij ver trouwen, sedert het laatst van October 1859 opgeheven zijn, alsmede op den vooruitgang die aan de onderneming nog voortdurend te beurt valt. Zij moeten echter tevens verklaren, dat zij zich met de berekening van den heer de Clercq omtrent het resultaat der exploitatie 1859 niet kunnen vereenigendeels omdat deze naar hunne meening, op onjuiste cijfers steunt, en deelsomdat die gegrond is op eene zienswijze, die de hunne r.iet is, noch was of is van de Leden der Commissie en de overige Leden van den Raad, die tot de daarstelling der zaak hebben medegewerkt. Burgemeester en Wethouders moeten daarom de waarde dier berekening nog nader beschou wen. Tegen de door den heer de Clercq in reke ning gebragte baten hebben zij gene beden king. Zij stemmen overeen met de cijfers, die in den vergelijkenden staat voorkomen. Ook door den heer de Clercq wordt als bate aan gemerkt het bedrag dat eene olie-verlichting op den ouden voet zoude hebben gekostwelke uitgaaf nu niet is geschied zoodat in dit op- zigt tusschen hem en Burgemeester en Wet houders geen verschil van zienswijze bestaat. Voor het oogenblik: zullen ook .burgemees ter en Wethouders de bate wegens betere ver lichting door gaz dan door olie buiten gelde lijke verrekening laten hoewel daarvoor zeker eenig cijfer zou mogen worden in rekening gebragt bij de overweging dat nu eene open bare verlichting met 145 gazvlammen bestaat, die gemiddeld per lantaarn ruim 1400uren 'sjaars brandende zijn tegenover eene verlichting met 99 olie-lantaarns die gemiddeld per lantaarn geen 1000 uren 'sjaars verlichting gaven. Tegen de berekende lasten bestaan er meer bedenkingen. 1. De heer de Clercq heeft de rente van het geïmpendeerd kapitaal groot ƒ73825,93 geheel willekeurig ad 5 pet gesteld e:i dus op ƒ3691,295 berekend. Integendeel bedraagt zooals in den vergelijkenden staat met speci ficatie is aangewezen, voor 1859 de rente derving der gemeente slechts f 2630,31s of, zoo men buiten berekening laten wilde rente van bet in 1859 geredintegreerd nom kapitaal van f 1000, 2!/3 pet. Nat. Schuld, niet meer dan ƒ2650,315 en wel van het volle geimpen- deerd kapitaal. De grond, dien de heer de OlercQ. .voor zijne berekening aanvoertnamelijk dat voor eene onzekere zaak als deze 5 pet. rente moet berekend worden kan of mag niet gelden en strijdt naar meening van Burgemeester en Wethouders met eene goede stijl van reke ning houden. Het strijdt in dezen ook met de waarheid. Als er van rentelast sprake is, kan of mag het niet de vraag zijn of eene zaak al of niet onzeker is. Dit zou alleen aanleiding kun nen geven, om in zijne rekening zeker cijfer voor riscio op te nemen, doch geen industri eel mag ten laste zijner onderneming eene hoogtere rente brengendan die hij in waar heid betaalt. Heeft nu de gemeente liet ka pitaal niet genegotiöerd doch daarvoor eigen middelen aangewend, dit doet niets Ut zake. Het is als of zij het geld heeft genegotiëerd tegen de rente die zij genoot of genieten zou van bet kapitaal dat gerealiseerd is of voor de zaak geïmpendeerd. Dit is in dezen nog te eerder waar, dewijl zij nu verzekerd is, dat zij voor dit kapitaal nimmer eene hoogere rente zal voldoen waar van men bij opname van geld niet altijd zeker is. Dit komt Burgemeester en Wethouders voor zóó boven bedenking te zijndat zij inderdaad niet kunnen begrijpen, hoe de heer de Clercq die uit den vergelijkenden staat en het cijfer van rentederving kon kennen èn de kapitalen die zijn te gelde gemaakt of aangewend een wille keurig cijfer van 5 pet. aD rentelast heeft kunr.cn aannemen, als of het geld tegen die rente was genegotieerd of de 2'/t pet. Nat. Schuld tegen den koers van 50 pet verkocht. De realiteit levert dus alleen op dezen post reeds een verschil van 1040,98 in mind:r op dan door den heer de Clercq is berekend. De reden van dit groote verschil ligt vooral hierin 'en deze omstandigheid was van geen geringe invloed op het besluit des Raads tot daarstelling der zaak voor gemeente «rekening) dat de Nat. Schuld (eigendom dor gemeente) tegen zoo hoogen koers kon worden te gelde ge maakt De 92,000 N K gerealiseerde 21/, pet. inschrijving is toch gemiddeld ad 64 pet. te gelde gemaakt (zijnde de nom. opbrengst geweest 5885 1,56 vrij geld), zoodat de rentederving daarvan nog niet 4 pet bedraagtterwijl van her. kapitaal uit de opbrengst der zel/cisch, d ƒ14974,37 reëel geïmpendeerd, eene rente van 4 pet. 'sjaars is berekend welke de gemeente nog niet zou genoten hebben wanneer daarvoor zooals de reëele bestemming dier opbrengst was inschrij ving op het 21/, pet grootboek der Nat. Schuld ware aangekocht geworden, dewijl op de tijd stippen waarin die aankoop had moeten geschie den de koers altijd hooger was dan 621/* pet. zoodat de gemeente zich nu nog eigenlijk eenige hoogere rente berekentdan zij bij dien aankoop zoude verkregen hebben. Mogt de aandacht hierop vallen dat van een kapitaal groot reëel ƒ9324,751/, slechts 4 maanden rente berekend is dan dierie fot toelichting: dat de gemeente slechts gemid deld gedurende dien tijd de rente wegens d it kapitaal heeft moeten derven dewijl óe afle vering van zelkasch eerst in den loop des jaars successievelijk plaats had en het voor deel dat hierin voor de renteberekening ten laste der exploitatie 1859 is ontstaan, zeker verre wordt overtroffen door het nadeeldat deze gedurende dat jaar geleden heeft tot einde October wanneer eerst de nieuwe gaz- kuip met toebehooren die met bedoeld kapi taal is betaald gewordenwerd opgeleverd en kon worden in gebruik genomen. Burgemeester en Wethouders kunnen zich ook niet vereenigen mot liet cijfer van den 2 lastpost namelijk 2953,04 of 4 pet. van liet geïmpendeerd kapitaal'waarop naar mee ning van mr. de Cleicq de jaarlijksche ach teruitgang der zaak moet gerekend worden. Op welke gronden steunt die stelling van den lieer de Clercq Beroept bij zicli op do ervaring van gazfabriekanten dat niettegen staande een goed onderhoud en voort lurende vernieuwing en vervanging van het periodiek verslijtend materieel dergelijke industrieele onderneming aan eene jaarlijksche kapitaals achteruitgang van 4 jict. onderhevig zijn Doet luj dit niet, dan volgt daaruit, dat die stelling alleen op opinie steunt en dus willekeurig en uit de lucht gegrepen is. Met hetzelfde regt kon men nog een hooger |>er- ceilt- dnarvnnr helVLor» ooiwo»"' het cijfer van verlies nog grooter geworden zijn. Het behoeft geene opmerkingdat bij do groote verscheidenheid van industrieele onder nemingen daarvoor geen vaste regel of een vast percent kan worden aangenomen en dat wat voor de eene onderneming te gering zoude wezen, voor eene andere ten eenentnaleover dreven zijn zou. Gaarne erkennen Burgemeester en Wethou ders dat, ware de meening van den heer de Clercq gegrond de exploitatie gedurende 1859 een geldelijk verlies zou hebben opgeleverd hoewel op verre na niet zoo grootals door hem wordt berekend. Docli zij moeten hierop wijzen dat bij eene toepassing zijner stelling en bij eene belegging van die jaarlijks terugkomende 4 pet. tegen eene rente van slechts 4 pet. 'sjaars zonder berekening van intrest op intrestin een tijdvak van slechts 19 jaren, een kapitaal zoude verkregen zijn van 76,306,^8, zooals blijken kan uit nevensgaande nota van berekeningen dus meer dan liet geheele kapitaal (het bedrijvingskapitaal inge- Deze ca de verder gemelde nota's konden om de uitge breidheid hier niet opgenomen worden.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1860 | | pagina 3