MEMORIE YAN TOELICHTING der begrooting der inkomsten en uitgaven van de Gemeente ZIEKIKZEE dienst 1856. INKOMSTEN. HOOFDSTUK I. ONTVANGSTEN WEGENS VROEGERE DIENSTEN. Art. 1. Het kwaad slot der rekening van 1853, gebragt zijnde op de begrooting van 1855, gelijk die gewijzigd is bij besluit van den Raad, dd. 16 January jl., no. 2, goedgekeurd door lieeren Gedeputeerde Staten, dd. 9 February daaraanvolgende, op hoofd stuk VIII, afd. 4, art. 2 der uitgaven, zoo wordt voor batig saldo dier rekening alhier uitgetrokken Nihil. Art. 2. De rekening van bet dienstjaar 1854 sloot met een batig saldo van f 8372,35. Bij bovengenoemd Raadsbesluit is op dit batig saldo voor den dienst 1855 gepreleveerd eene som 'van 5600. Van het nog overig zijnde goed slot ad 2772,35, wordt sub art. 2 uitgetrokken eene som als prelevement van 2700. HOOFDSTUK II. Art. 1. De inkomsten van vaste eigendommen bevattende de pereeelen, gespecificeerd in de memorie van toelichting voor de begroeting van 1855, be dragen, gelijk daarde som van 408,0O Art. 2. Dit artikel wordt geraamd: Voor opbrengst tienden2500,00 id. grondrenten - 207,78 2707,78 De opbrengst der tienden over 1854, naar welke eigenlijk volgens voor schrift, gegeven in het Prov. Blad van 1852, no. 100, had moeten geraamd worden, bedroeg de som van - 3235.02 Evenwel meent men naar deze niet te kunnen ramen, dewijl de zekerheid niet bestaat, dut de opbrengst op zoodanige hoogte zal blijven, gelijk dan ook aanvanke lijk de verkoop, in dit jaar gehoudenheeft bewezen, zijnde daarvan de opbrengst iets meer geweest dan 2800. De inkomsten der grondrenten zijn met f 7,GO minder uitgetrokkendewijl een cijns, gevestigd op liet oester- huis aan het West-Havenhoofd, dat gesloopt is ge worden, daarmede geacht wordt vervallen te zijn. Art. 3. Is, gelijk in 1855 uitgetrokken ter somma van 322. Art. 4. Is verhoogd met 8, als pachtsom voos de grasmaaijing van den Ka weg en Korten Blokweg, bij besluit van den Raad, dd. 19 Mei jl., no. 13, goedgekeurd door Heeren Gedeputeerde Statendd. 8 Junij, no. 44, aan J. Tuinman verpacht. Art. 5. Was ten vorigen jare ge raamd op eene som van f 149,00 De opbrengst over 1854 bedroeg - 102,55 De raming voor 1856 is - 250,00 Wordende eene som van 150 meerder dan de laatste opbrengst gebragt voor den verkoop van de takken der olmenboowen op de Oude Havenwaarvan het kappen noodzakelijk zal zijn. Art. 6. Bevat de renten van kapitalen, uitge trokken, gelijk voor 1855, ad 15964,50 Art. 8. Wordt uitgetrokken ad 50,00 In 1854 is de - aflevering weder eenigzins toegeno men waarom deze raming niebte hoog voorkomt. HOOFDSTUK III. BELASTINGEN EN HEFFINGEN. afdeeling i. Opcenten op 's Rijks Directe Belastingen. Art. 1. De hoofdsom van het voor 1855 executoir verklaarde kohier der grondbelasting, naar hetwelk, ingevolge voorschrift, voorkomende in het Prov. Blad no. 100, van 1852, de raming moet geschieden, bedraagt, wat aangaat de gebouwde eigendommen eene som van 9387,91 waarvan 15 opcenten- 1408,19 In verband met de ontvangst over 1854 wordt deze som geraamd ad - 1410,00 Art. 2. De hoofdsom van datzelfde kohier voor de ongebouwdeeigendommen bedraagt ei lie som van6030,21 Waarvan 10 opcenten - 603,62 In verband met dezelfde opbrengst wordt deze som geraamd ad 604,00 Art 3. De hoofdsom van de kohieren voor de personele belasting, dienst 185-%, zijnde die van het laatst afgeloopen dienst jaar, waai-naar de raming, ingevolge meergemeld voorschrift, moet geschieden, bedraagt de som van- 18589,60 De verdeeling van de opbrengst der 5-25 opcenten was als volgt 5 opcenten26.97 10 id- 139,47 15 id111,96 20 id- 148,525 25 id- 3641,67^ Te zamen 4068,60 zoodat de raming ad f 4070 niet ondoelmatig schijnt. AFDEELING II. Hoofdelijke omslagen enz. Art. 1. De hoofdelijke omslag wordt uitgetrokken ter somma van 9400 ingevolge liet besluit van den Raad, dd. 20 Augustus 11.no. 5, waarop de Konink lijke bekrachtiging wordt ingewacht. Tot grondslag daarvan zal strekken liet vermoedelijk vermogen der iugezeteneu, in verband met grondbezitting, bezoldiging, stand levenswijze en huiselijke omstandigheden, ver deeld in 20 klassen, de hoogste van ƒ150 do laagste van f 2,50. In 1855 was deze belasting uitgetrokken ad 4400. afdeeling III. Art. 1De raming van de belasting op de dranken ad17160,00 te heffen volgens het bestuit van den Raad, dd. 20 Augustus II i o. 5, waarop eveneens de Koninklijke bekracht'ging Wordt ingewacht, steunt op de vol gende gr.■ii'l-higen O De opbrengst op liet binnen- en buitenlandsch getlis- telecrd gedurende 1854, na aftrek van het perceptie- looii, d >ch zonder aftrek van uitbetaalde restitution, bedraagt ISirinenlandsch gedisteleerd 8857,29 "Buitenlandsch - 354,653 Bitiiienlaiid-che likeuren786,475 Buitenlai.dsche 3,12 Wijnen2302,00 Te zamen 12303,89 Deze middelen met de helft meerder belast zijnde zoude bij gelijke con stitutie de opbrengst voor 1856 18455,835 bedragen; doch wordt de opbrengst we gens vermoedelijke mindere consumtie slechts geraamd ad- 17260,00 waaronder begrepen een bedrag van - 3150,00 welke vermoedelijk voor restitutiën zullen moeten vol daan worden en als zoodanig op art. 8, afd. 4, hoofd stuk VIII, in uitgaaf zijn gebragt. Art. 2 De belasting op liet gemaal wordt niet uitgetrokken, als zijnde de lielfiing daarvan afge schaft bij besluit van den Raad, dd. 20 Augustus 11., no. 5. Art. 4. De raming van de belasting op de brandstoffen is als volgt: De opbrengst van dit middel, over het dienstjaar 1854, bedroeg eene som van 8280,94 Volgens hetgeen eclitervan wege Bur- gem, en Weth. als wenschelijk ie kennen werd gegeven en door den Raad is geap- probenrddd. 20 Aug. jl.dat n. 1. de kleine nijverheid van deze-belasting worde ontheven, wordt daarvoor geraamd, als mindere opbrengst- 430,94 Blijft aldus 7850,50 waaronder begrepen is de som van - 1650,00 als restitutiën te voldoen, en als zoodanig sub art. 8, afd. 4, hoofdstuk VIII, in uitgaaf gebragt. Deze laatste som is geraamd volgens de som, als zoodanig in 1&54 uitbetaald, ad f 1648,30. afdeeling IV. Art .1. De belasting op de honden wordt, in verband met de opbrengst over 1854, ad 293, uitgetrokken op 2,90. j Deze belasting wordt geheven krachtens besluit van den Raad, dd. 31 December 1853, goedgekeurd bij Kon. besluit van 25 February 1854, no. 81. afdeeling V. Art. 1. De opbrengst van deze middelen, gelieven krachtens besluit van den Raad, dd. 30 October 1852, 20 Junij 52 goedgekeurd bij Kon. besluit van1853, no. 29 Julij 84 eene som van ƒ894,16. Wordt nn voor f856 ad 850. Art. 2. Wordt geheven krachtens besluit als bo ven. De opbrengst over 1854 bedroeg 64,45 wordt geraamd voor 1856 ad - 60,00 Art. 3. Deze belasting, geheven volgens besluiten als boven, bragt in 1854 eene som op van - 629,81 terwijl de raming voor 1855 slechts 378 bedraagt. Alsnu wordt deze post ad f 550 voorgedragen daar het onzeker is, of deze hoogere opbrengst niet aan toevallige omstandigheden te wijten zij. De begrafenisregtengelieven krachtens raadsbe sluit van 12 .Tnlij 1843, goedgekeurd bij Kon. be sluit van 26 December 1846, no. 40, bragten in 1854 eer.e som op van 213,80, wordt diensvolgens deze post voor 1656 geraamd op eene som van ƒ210. Art. 5. Deze post was vroeger niet uitgetrokken, alsnu bomen daarop voor: 1. Bijdrage van het rijk voor liet ge bruik der Waag, voor het middel van bet geslagl, aan de gemeente, op art. 13, afd. 2, hoofdstuk Iin uitgaaf gebragt ad 100,00 2. De vermoedelijke ontvangst van schoolgelden op het gymnasiuminge volge besluit van den Raad, dd 26 Febr. Ir 55, no. 8. goedgekeurd bij Kon. besluit van 18 April e. a., no. 66, aan de ge meente-kas te verantwoorden - 1200,00 Te zamen 1300,00 Art. 6. De leges en andere gelden, gebeten krachtens besluit van den Raad, dd. 30 January en 17 Mei 1854, goedgekeurd bij Kon. besluit van 17 April 1854, no. 22, en 23 Junij, no. 70, hragten in 1854 eene som op van 64,80. Wordt voor 1856 geraamd eene som van 60. HOOFDSTUK IV. Art, 2. Opbrengst der pachtsommen voor 1. Straatmest, ascli en vuilnis, eene som van580,00 2. Stadsheer- 250,00 Te zamen 830,00 Art. 3. Hoezeer de opbrengst van dit artikel in 1854 eene som van t 146,775 bedroeg, is de raming voor 1856 50 dewijl de eerstgenoemde verhoogde opbrengst hare reden, onder meerdere, in de buiten gewoon talrijke vervolgingen vond, ter zake van het niet behoorlijk opruimen van sneeuw voor de woningen der ingezetenenvoor hetwelk alsnu in den regel zorg wordt gedragen. Art. 4 en 8. Worden op het jaarlijksch bedrag uitgetrokken. Art. 9. Ingevolge circulaire van lieeren Gedepu teerde Staten van Zeelanddd. 16 Junij 1854, no. 2, (Prov. Blad no. 83), worden onder dezen post, voor memorie uitgetrokken, die ontvangsten verant woord voor welke geen post op de begrooting voorkomt. Art. 10. De opbrengst der Zelk-asch wordt uitgetrokken ad f 4000,00 In 1854 bedroeg de opbrengst - 6648.00 Volgens welke som echter geene raming kan plaats hebben, dewijl eene aflevering van zoodanigen omvang niet waarschijnlijk is, zoo men let op den afvoer die tot nu toe in 1855 is. geschied, en ook geene vaste be rekening daarvan kan gemaakt worden, zoo lang de beslissing hangende is omtrent de aan Z. M. den Ko ning voorgedragene vrijstelling van belasting van dit object, bij uitvoer naar het buitenland. De tijd tot kapitalisering van deze opbrengst schijnt met de vele noodzakelijke uitgaven, in verband met de betrekkelijk weinige belasting-heffingen, nog niet ge komen. Art. 11. Is uitgetrokken op het gewone bedrag. Art. 12. Ingevolge besluit van den Raad, dd. 21 Julij 11., no. 3, is aan den ondernemer der diligence- dienst op de Amicitia, ontslag verleend van de op brengst van 15, waartoe'hij alsnog verpligt wiis, zoodat deze bijdragen, in verband met de opbrengst over 1854, die f 43,34 bedroeg, wordt uitgetrok ken ad 25. Art., 13- Uitgetrokken ad 160 'hls bijdrage van

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1855 | | pagina 4