blijken mogtdot de geledene schade door geene assu rantie heeft kunnen gedekt worden. Art. 27. De beleener, die zijn briefje verloren beeft, wordt tot lossing van zijn pand toegelaten, wanneer de eenzelvigheid van den persoon en van zijn pand genoeg zaam blijken. Indien het pand van waarde is, kan de Bank kwitan tie en borgstelling vragen. Art. 28. Zoo lang het pand niet verkocht is kan het ten allen tijde afgelost worden. De verknoping kan geen plaats hebben, dan na verloop van veertien maan den, te rekenen van de belegging en nadat aan de wet telijke bepalingen omtrent den waarborg der gouden en zilveren werken zal zijn voldaan. De belegging kan vernieuwd worden, behoudens afbetaling der verloopene interessen en wanneer het pand in waarde mogt verminderd zijn van een gedeelte der voorgescholene som geëvenredigd aan die vermindering van waarde welke door den schatter bepaald wordt. Art. 29. Bij gebreke van aflossing of vernieuwing der belegging binnen den hiervoren bepaalden tijd Wordt het pand openlijk verkocht. De verkooping zal alle drie maanden, en dus viermaal 'sjaars plaats bebben, ten overstaan van bet bestuur der Bank, of van een of meer van derzelver leden te dien einde te committeren onverminderd de bevoegdheid van den burgemeester om in geval dit in het belang der Bank nuttig mogt geoordeeld worden die verkno pingen bij te wonen of door eenen gedelegeerden te doen bijwonen. Do processen-verbaal van voorscbrevene verkoopingen zullen gratis voor zegel geviseerd en gratis geregistreerd worden, immers zoo lang de wet dit toelaat. De panden van waarde, welke vatbaar zijn om in twee of meerdere koopen gesplitst te worden, mogen ten voordeele van de belanghebbenden van elkander geschei den en alzoo in onderscheidene doelen verkocht wor den doch zaj hiervan naauwkeurige aanleekening wor den gehouden. Indien bij de eerste verkooping voor het pand niet wordt geboden de waarde waarvoor het bij de Bank is aangenomen, zoo kan het worden opgehouden en voor eene tweede verkooping worden weggelegd. Art. 30. De verkoopingen zullen op de gebruikelijke wijze ter kennis van bet publiek worden gebragt en men zal steeds gelegenheid geven om de te verkoopen goederen vóór de verkooping to kunnen bezieu. Art. 31. Voor de kosten van verkooping zal, ten laste der koopers, eene verhooging van niet meer dan vijf ten honderd hoven den geloofden koopprijs, worden bedon gen, waaruit al de kosten, op zoodanige verkooping val lende zonder eenige uitzondering zullen moeten be streden worden. Art. 32. De zuivere opbrengst der verkooping na aftrek van bet verschot door de Bank gedaan en der vervalleno interessen blijft ter beschikking van den belegger of anderen wettigen houder van het beleg* gings-briefje gedurende 20 maanden te rekenen van den dag van,den verkoop; na verloop van dien tijd vervalt die opbrengst ten voordeele der Bank die van haren kant bet verlies draagt dat bij de verkooping zou ku nnen geleden zijn zonder eenig verhaal op den belegger. Art. 33. Indien echler dit verlies blijkbaar aan eene te hooge schatting van het beleende voorwerp moet worden toegeschreven zal do boekhouder voor dit verlies jegens de Bank aansprakelijk zijn ten bedrage van twee derden der verlorene som. Art. 34. De boekhouder zal ook aansprakelijk kun nen worden gesteld in geval van verzuim en nalatig heid bij het aannemen van panden gepleegd ten ge volge hebbende, dat de Bank do aangenomen goederen aan derzelver eigenaars moet teruggeven met verlies der verschotene gelden. Het blijft voorts aan het bestuur der Bank vrijge laten om ingeval van klagten over de waardering tier panden door den boekhouder of voor zooverre dezelve zulks in het belang der Bank noodzakelijk mogt oor- deelen zelf de waarde der panden te bepalen waar naar de boekhouder zich alsdan zal moeten gedragen doch blijft in die gevallen het eventueel verlies op zoo danige panden voor rekening van de Bank. Art. 35. Op de bepaalde verkoopingen der Bank zullen geene andere goederen mogen Ier verkoop ge- br.gl worden dan die uit de Bank van Leening af komstig zijn De beambten der Bank zullen geene ten verkoop aangebodene goederen zelve mogen koopen. Art. 36. In geen geval en onder geen voorwendsel hoegenaamd zal eenig pand mogen verkocht worden vóór de termijn bij art. 28 bepaald eri vastgesteld zal verschenen zijn zelfs wanneer de eigenaar van hetzelve zulks mogt vorderen of daarin bewilligen ten dien einde zal het bestuur der Bank naauwkeurig toezien dat geene zoodanige panden in de verkooplijsten wor den begrepen. Vijfde Hoofdstuk. over gestolene op vermiste goederen. Art. 37. Alle aangiften wegens verlorene of ge- stolene goederen zullen in een bijzonder register wor den ingeschreven hetwelk zal worden gequoteerd en geparapbeerd door een lid van bel bestuur der Bank. Dadelijk na de inschrijving zal worden onderzocht of de goederen in de Bank berustende zijn ten einde de belanghebbenden daarvan te verwittigen. Art. 38. Indien die goederen tijdens de aangifte niet in de Bank aanwezig zijn zal naauwkeurig worden toegezien en gadegeslagen of dezelve ook in het ver volg worden ingehragt in welk geval daarvan dadelijk aan het bestuur der Bank zal worden kennis gegeven om zulks Ier kennis van die het aangaat te brengen. Art. 39. Wanneer goederen te pand worden aan geboden welke voor gestolen aangegeven erkend of op gewigtige gronden als zoodanig in verdenking zijn wordt alie noodig onderzoek deswege gedaan en, naar gelang van omstandigheden en bevinding aan de reg- terlijko magt van den uitslag kennis gegeven. In zulke gevallen wordt de beleening uiterlijk gedu rende 21 uren geschorst en de goederen bij de Bank aangehouden ten ware reglerlijke demarches inmid dels bij dezelve gedaan eene langduriger schorsing en aanhouding mogten noodzakelijk maken. Art. 4 0. De gestolene of verlorene goederen door derzelver eigenaars binnen den tijd door de wet be paald opgeëischt worden teruggegeven wanneer hel regt van eigendom ten genoege van de Bank-ndmi- nistralie of. ingeval van verschil dooreen vonnis bewezen wordt in zoodanig geval zullen de eigenaars niet gehouden zijn om de voorschotten door de Bank gedaan noch de interest van dien goed te maken. Zesde Hoofdstuk. over de inbrengers, Art. 41. Er zullen hij deze Bank van Leening twee inbrengers worden toegelaten wier belooning wan neer de beleeners van derzelver lusschenkomst willen gebruik maken zoowel voor de beleening als voor de lossing wordt bepaald als volgt Voor een pand waarop is voorgeschoten van f 0.50 tot f 1,00 een cent. - 1,00 - 2,00 twee - 2,00 - 3 00 drie - 3.00 - 4.00 vier - 4 OU - 10.00 vijf - 10 00 - 20.00 acht boven de - 20,00 drie centen van elke f 10,00. Art. 42. Niemand mag als inbrenger bij deze Bank werkzaam zijn, zonder als zoodanig te zijn erkend en be- ëedigd,dezelve moeten kunnen lezen en schrijven, meer derjarig zijn en voldoende bewijzen van goed gedrag overleggen. Art. 43. Zij worden door het bestuur der Bank be noemd die dezelve in geval van overtreding of ontrouw in hunne bediening kan schorsen of afzetten. Indien het noodig geoordeeld wierd inbrengers aan te stellen binnen eenige naburige gemeenten, waar geen Bank van Leening bestaat, zoo wordt daarin, onder goedkeuring van beeren Gedeputeerde Stalen, door het plaatselijk be stuur en dat der Bank, met gemeen overleg voorzien. Art. 44. De inbrengers stellen borgtogt in do kas der Leenbank, ten genoege van het bestuur der Bank. onder goedkeuring van dpn gemeente-raad. De boeten en vergoedingen die zij zouden kunnen schuldig zijn aan de Bank of de beleeners kunnen uit dien borgtogt goedgemaakt worden. Art. 45. Boven de hiervoren gestelde belooning mo gen dezelve, onder geen voorwendsel hoegenaamd iets van den belanghebbenden afvorderen. Wanneer aan dezelve een pand wordt toevertrouwd, waarop door do Bank geene beleening geschiedt ver mogen zij deswege niets in rekening te brengen. Art. 46. De inbrengers moeten nimmer uit, het oog verliezen, dat zij geene geldschieters zijn dat zij alleen vertegenwoordigers zijn van zoodanige persouon welke niet in staat zijn of niet verkiezen zelve uaar de Bauk van Leening te gaan. Art. 47. Het wordt daarom aan dezelve uitdrukkelijk verboden, om eenige leening voor eigene rekening te doen, zelfs wanneer de voorwerpen, in pand aangebo den van mindere waarde mogten zijn, dan het mini mum der leeningen door de Bank gedaan wordende. Art. 48. Zij vermogen goene-panden voor eigene re kening te houden, waarop de Bank mogt weigeren eene leening te doen, gelijkstaande aan de sotn welke door hen mogt zijn voorgeschoten, maar zullen zij verpligt zijn, zoodanige panden aan de Bank over te geven, voor de som tegen welke de Bank zal meenen dezelve te kunnen aanvaarden, zonder voor hel door hen meerder gescbotene eeuigen interest te mogen berekenen. Art. 49. De inbrengers zijn aansprakelijk voor alle voorvallen, uit gebrek aan voorzorg van hunne zijde te weeg gebragt, behoudens hun verhaal op de betrokkene personen. Art. 50 Zij houden een register, als bij art. 18 van dit reglement is omschreven, hetwelk door den burge meester zal worden gequoteerd en geparapbeerd, en nemen omtrent de aanneming der panden al de bepa lingen in acht, welke ten dien aanzien bij dit reglement zijn voorgeschreven. Ingeval van verzuim of nalatigheid van hunnentwege, hij liet aannemen van panden geploegd ten gevolge hebbende dat do Bank de door hunne lusschenkomst aangenomene goederen aan derzelver eigenaars moet terug geven met verlies der voorgeschoten» gelden en derzelver interessen zijn de inbrengers daarvoor aan sprakelijk. Art. 51. Binnen de 24 uren, waarin zij de goederen hebben aangenomen, brengen zij die in de Bank van Leening te pande en stellen zij aan den belegger de volle som, door de Bank voorgeschoten, mei bet beleg gingsbriefje ter hand. Zij vermogen een pand niet te splitsen, noch ook ver scheidene panden tot één te vereenigen. Art. 52. Zij lossen geen pand, dan op verzoek van den belegger of anderen wettigen houder van het beleg- gingsbrielje en stellen hetzelve binnen de 24 uren hem ter hand. Art. 53. Zij zijn onderworpen aan de bezoekeu van het bestuur der Bank als ook van derzelver agenten van harentwege daartoe gemagtigd* en moeten alsdan hunne registers openleggen en de onder hen berustende panden vertoonen. Art. 54. Zij mogen geene gelden hoegenaamd voor eigen rekening uitschieten zij nemen hunne werk zaamheden in persoon waar en mogen niemand in medegenootscbap hunner bediening aannemen noch dezelve aan een ander overmaken. Indien zij echter, om wettige redenen voor een bepaalden tijd belet wor den die werkzaamheden in persoon waar te nemen zoo vervoegen zij zich bij het bestuur der Bank tol be koming eener bijzondere vergunning otn zich tijdelijk Zevende iHoofdstuk. van de voorschotten zonder interest. Art. 55. In geval giften of legaten aan de Bank van \f Leening bemaakt worden met bepaling om daarvoor gelden voor te schieten zonder interest of in gevalle da instellingen van liefdadigheid een gedeelte barer inkom sten daartoe willen gebruiken ofeindelijk, in gevalle de Bank zelve zich in omstandigheden bevond die haar zulke voorschotten veroorloven zoo wordt derzelver administratie waargenomen door het bestuur der Bank. Art. 56. Deze beleeningoo worden op pand geil aan en onder dezelfde formaliteiten als de beleeningen op interest. Zij worden alleen gedaan ten voordeele van zulken wier middelen van bestaan vooreen bepaalden tijd door ziekte brand en dergelijke onvoorziene toe vallen meer gestaakt zijn. Derzelver duur wordt naar omstandigheden bepaald. Bij aanvrage op dergelijke beleening eischt het bestuur zoodanige bewijzeu en ge tuigenissen, als het noodig oordeelt. Achtste Hoofdstuk. algemeene bepalingen. 4 Art. 57. Het bestuur der Bank zal zorg dragen, dat zoowel het gebouw, waarin de Bank van Leening ge houden wordt, als de beleende panden zelve, en hel bij haar in gebruik zijnde mobilair, tegen brandschade ver zekerd worde. Art. 58. Alle overtredingen tegen de wetten en re glementen ten aanzien dezer inrigting daargesteld zullen, daartoe termen opleverende voor de bevoegde Regt bank worden gebragt. Art. 59. Met het in werking brengen van het tegen woordige Reglement, zullen alle vroegere verordeningen op de Bank van Leening, binnen deze gemeente, worden gehouden voor vervallen en afgeschaft. Aldus gearresteerd en ter hooge goedkeuring voorge dragen door den raad der gemeente Zierikzee ter ver gadering van den 27 Mei 1854. (get.) A. MOENS van BLOOÏS l. Voorzitter, H. A. van ADRICHËM l. Secretaris Behoort bij het Kon. besluit van 20 Julij 1854 n.° 98# Mij bekend: De Minister van Binnenlandsche Zaken (get.VANREENEN. Accordeert met het Origineel De Secretaris-Generaal bij bet Minist. van Binnl. Zaken, (gel.) J. SCHRöDKR. Voor eensluidend afschrift De Secretaris-Generaal SCHRöDER. ter stads—drukkerij van de erven a. de vos.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1854 | | pagina 4